Grete Remen (N-VA)
‘Vreemd dat we dwepen met multinationals, maar dat we de kleine ondernemer argwanend bekijken’
‘Vreemd dat we dwepen met multinationals, maar dat we de kleine ondernemer argwanend bekijken’, schrijft Vlaams parlementslid Grete Remen (N-VA) op de Dag van de Ondernemer. ‘Nochtans verbergt die laatste zijn gezicht niet achter een masker.’
Geen optochten, geen extra vrije dag. Hoeft ook niet. Als op de derde vrijdag van november de ondernemer centraal wordt gezet, dan wil die helemaal niet als een heilige vereerd worden. Een ondernemende geest is niet vies van wat concurrentie, maar de strijd met de Sint ben je in deze tijd van het jaar toch al bij voorbaat verloren. Gewoon wat respect, een schouderklopje – uit diverse hoeken – , dat geeft de neringdoener al voldoende moed om verder keihard te werken en tegelijk de laatste spaarcenten, de eigen gezondheid en het familiegeluk op het spel te zetten.
Is een ondernemer dan de Batman van de winkelstraat of het industrieterrein? Helemaal niet. UNIZO wil dit jaar zelfs benadrukken dat het doodgewone mensen zijn. Die misschien iets minder slapen, maar voor de rest dezelfde doordeweekse hobby’s hebben, net zo goed geconfronteerd worden met familiale problemen en eveneens te weinig aan hun lichamelijke conditie werken als hun klanten. Wie kiest voor de lokale ondernemer kan beamen dat die zijn gezicht niet verbergt achter een masker. Op het dorpsplein kan je hem of haar zonder moeite herkennen.
‘Vreemd dat we dwepen met multinationals, maar dat we de kleine ondernemer argwanend bekijken’
Misschien moet de entrepreneur echter wel eens wat vaker in het pak van een superheld kruipen. Het zou hem wellicht wat meer waardering opleveren. Jaloezie is immers des mensens. En dus wordt een succesvol zakenman – die durft te tonen dat hij goed boert – al te vaak en onterecht beschouwd als iemand die zijn afkomst en omgeving verloochent. Als een dikke nek dus. Wie faalt in zaken wordt vervolgens met diezelfde nek aangekeken, als een paria ontweken. Er wordt op café met een wijde boog omheen gelopen.
Vreemd eigenlijk, dat we wel dwepen met de grote multinationals. Wanneer bedrijven als Ikea of Apple er in slagen om klanten ook buiten hun winkel nog reclame te laten maken voor hun merk, dan betekent dit dat hun marketingverantwoordelijken goed werk hebben verricht. Maar tegelijk roept het vragen op. Waarom gunt men een Engelstalige CEO, die op de 28ste verdieping van een flatgebouw beslist wat er in de rekken komt te liggen, het licht in de ogen en het succes wel, en de oud-klasgenoot of het gewezen buurmeisje dat soortgelijke producten aanbiedt niet? Nochtans zal je een dergelijke bestuursvoorzitter nooit tegenkomen tijdens het jaarlijkse mosselsouper van de plaatselijke turnclub. De bakker om de hoek tekent wel present. En koopt gegarandeerd meer drankbonnetjes dan nodig.
Financiële injectie in de sociale cohesie
Eerdere studies hebben aangetoond dat meer dan 80 procent van de lokale ondernemers het verenigingsleven steunt. Er wordt daarbij een bedrag van ongeveer 2000 euro per jaar genoemd. Door die financiële injectie houden zelfstandigen dus de sociale cohesie en het sportieve zowel als het culturele leven mee in stand.
Voor wat hoort wat. Dat is in feite de basis van ruilhandel. En doordat de goederen van hand tot hand gingen, wist je ook perfect met wie je zaken deed. Je kreeg daardoor de kans er een echte relatie mee op te bouwen. Ik pleit in onze welvaartsstaat zeker niet voor een terugkeer naar de Middeleeuwen, en wil ook de Local Echange Trading Systems – “Als ik iets voor jou doe, doe jij iets voor een ander.” – niet promoten. Maar ik ben wel een grote voorstander van ‘ons helpt ons’ binnen de reguliere economie. “Als jij de shirtjes voor mijn voetbalploeg sponsort, dan ben ik graag bereid om mijn inkopen bij jou te doen. Ook al ben ik ergens anders misschien iets goedkoper af.”
Dan hou je dus het dorpsleven draaiende. Zonder dat daarbij allerlei subsidies, dure werkgroepen enz. aan te pas komen. Wanneer twee partijen bij dergelijke stilzwijgende afspraken gebaat zijn, kan je dus spreken van een mooie ruilovereenkomst, terwijl er toch geld aan te pas komt.
‘De zogenoemde deeleconomie lijkt het ei van Columbus. Maar probeer er maar eens een gezicht op te kleven.’
Zelf kies ik altijd bewust voor de lokale handelaar. Niet alleen omdat ik zelf ondernemer ben. Maar ook omdat ik wil vermijden dat het cement van de maatschappij erodeert. De zogenoemde deeleconomie lijkt het ei van Columbus. Maar probeer er maar eens een gezicht op te kleven. De opbrengsten van Über en soortgenoten zijn torenhoog. Wat is echter de return? Extra werkgelegenheid? Amper. Belastingafdrachten? Weinig of niet in ons land. Ook de multinationals leggen we voortdurend eieren onder hun achterste. Ze bedanken ons met fiscale spitstechnologie om toch maar geen taksen te moeten betalen. Je kunt dit bezwaarlijk een vorm van ruilhandel noemen, aangezien er slechts één partij bij gebaat is.
Voordelen voor grote bedrijven die onze markt inpalmen
Het is dus wellicht aangewezen om betere deals te maken met de lokale nijveraars. Die helpen wel het wegennet, het onderwijs, de gezondheidszorg enzovoorts te financieren. Het geld dat de overheid daarvoor nodig heeft komt niet zomaar uit de lucht vallen. Zonder lokale economie stokt de motor. Van de ruim 7 miljard die er jaarlijks online gekocht wordt bij buitenlandse bedrijven, keert er helemaal niets terug naar de staatskas. Eigen bedrijven zorgen ook voor duurzame jobs. De personeelskantine is er geen duiventil, waar werknemers komen en gaan. En ze geven sneller een kans aan mensen die het wat moeilijker hebben. Nochtans moeten onze hardwerkende zelfstandigen dikwijls achteraan in de rij aansluiten als er iets uitgedeeld wordt. Wil dat zeggen dat we de grote buitenlandse ketens een halt moeten toeroepen, wat in feite een vorm van protectionisme betekent? Natuurlijk niet. Maar het mag ook niet overhellen naar de andere kant, met alleen maar voordelen voor de gigantische bedrijven die onze markt inpalmen. Het klein deeltje progressieve rebel dat in mij zit, komt dan naar boven en protesteert.
Daarom is het vandaag nog altijd nodig dat de overheid de lokale ondernemer wat meer gunt, wat sneller vergunt, en de troeven van de (wat te bescheiden) Vlaamse ondernemer wat meer in de verf zet. Als we samen fier zijn op wat we zelf kunnen, offeren onze ondernemers met plezier dat groot deel van hun vrije tijd en nachtrust op.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier