Voorpublicatie uit de biografie van Léon Degrelle, de führer van Bouillon
Toen rexistenleider Léon Degrelle in 1994 overleed, verhinderde toenmalig minister van Binnenlandse Zaken Louis Tobback dat zijn as uitgestrooid zou worden aan de oevers van de Semois. Of toch niet? Volgens een nieuwe biografie door Bruno Cheyns, specialist van de Waalse collaboratie, werd Degrelles laatste wens in 2006 alsnog werkelijkheid. Een selectie.
1945. Toen duidelijk werd dat de oorlog verloren was, bevond rexistenleider Léon Degrelle zich in Noord-Duitsland. Na een korte, laatste ontmoeting met Heinrich Himmler reisde hij meteen door naar Denemarken, waar hij zijn vluchtplan uitvoerde.
Tegen de avond vertrok Degrelle naar de luchthaven van Oslo, waar hij samen met zijn enige metgezel, kapitein Robert Du Welz, het vliegtuig van de Duitse minister Albert Speer confisqueerde en koers zette richting Spanje. De tweemotorige Heinkel had maar een actieradius van 2100 kilometer, en het enige Europese land dat Degrelle zou toestaan te landen was Spanje. Het dichtstbij gelegen punt was San Sebastián op ongeveer 2150 kilometer. Om elf uur ’s avonds kwam de piloot Degrelle oppikken bij zijn hotel. ‘Ik droeg nog steeds mijn uniform van kolonel van de Waffen-SS, en om mijn hals het ridderkruis met eikenloof.’ Rond halftwaalf kwam het gezelschap aan op de luchthaven. Enkele minuten later denderde het vliegtuig over de landingsbaan. Daarop verdween het toestel boven de wolken, de donkere nacht in.
In 1991 vroeg Degrelle in een brief aan Boudewijn om eerherstel. ‘U en ik, Sire, zijn christen.
Dat Degrelle Spanje uitkoos als ballingsoord is minder toevallig dan hij zelf beweerde na de oorlog. Al sinds half april voerde hij in het grootste geheim onderhandelingen met de Spaanse overheid over zijn evacuatie. De Spaanse buitenlandminister José Félix de Lequerica, een goede vriend van Degrelle, gaf eind april zijn persoonlijke goedkeuring voor het plan, en liet Degrelle via de Spaanse ambassadeur in Berlijn weten dat hij welkom was op Spaans grondgebied.
De Spaanse badplaats San Sebastián schrikte in de vroege ochtend van 8 mei 1945 op door een zware ontploffing die tegen de huizen en de bergen in de omgeving verder echode. Enkele eenzame vissers zagen nog net hoe een Duitse Heinkel langs de steile rotswanden scheerde voor het met een harde klap op het strand neerstortte. Het toestel schoof recht de zee in en sloeg over de kop in het schuimende kustwater. Degrelle, die de Spanjaarden aanvankelijk als Adolf Hitler zelf identificeerden, werd door enkele bewoners uit het wrak bevrijd en op een losgescheurde vleugel naar het strand gebracht. Hij liep vijf breuken op en werd zwaargewond overgebracht naar het Generaal Molaziekenhuis. Daar zou hem een lange revalidatieperiode wachten.
Tijdens Degrelles revalidatie ontspon zich een langdurig politiek steekspel tussen de Belgische en de Spaanse overheden. De voorman van Rex zou nooit uitgeleverd worden aan ons land. Hij bouwde een nieuw leven uit in Spanje.
Degrelle had zich ondertussen comfortabel teruggetrokken op het Spaanse platteland. Zijn persoonlijke residentie, La Carlina in Sevilla, was met waardevol antiek en militaria die herinnerden aan het roemrijke verleden van Rex en het Waals Legioen. Het complex, boven op een heuvel in de Sierra Norte, was volledig ommuurd en had een betoverende tuin in Moorse stijl. Degrelle had vanaf 1952 het voormalige kloostergebouw volledig gerestaureerd en uitgebreid. De tuin was rijkelijk gedecoreerd met antieke standbeelden, een andere hobby waarop Degrelle zich gepassioneerd had toegelegd. Het complex telde twee zwembaden die waren bezet met schitterend tegelwerk uit Sevilla.
De Amerikaanse inlichtingendienst CIA traceerde Degrelle pas op 15 mei 1954, dankzij een anonieme getuige met contacten binnen de Spaanse Guardia Civil. Een verslag van de Amerikaanse geheime dienst van 14 september 1954 bevestigt dat Degrelle toen al enkele jaren in Constantina woonde en daar een succesvol aannemingsbedrijf had opgericht: ‘According to the source’s friend, Degrelle enjoys considerable prestige with the local authorities and can often be seen out walking with the mayor and the captain of the Civil Guard. He is visited by many friends from elsewhere.’
Ironisch genoeg had Degrelle fortuin gemaakt dankzij de Amerikaanse hulpakkoorden van 26 september 1953, waarbij de VS zich ertoe hadden verbonden om het Spaanse leger te moderniseren met Amerikaans materieel. Het akkoord bevestigde de oprichting van enkele Amerikaanse legerbasissen in Spanje, waaronder een militaire luchthaven in Morón de la Frontera (nabij Sevilla). Dankzij zijn uitstekende contacten bij de Spaanse overheid slaagde Degrelle erin het aannemingscontract in de wacht te slepen voor de bouw van tientallen woningen voor Amerikaanse militairen en hun gezinnen. Die uiterst lucratieve zakendeals maakten van Degrelle een rijk man.
In 1954 verwierf Degrelle de Spaanse nationaliteit nadat hij zich had laten adopteren door een oude Spaanse edelvrouw. Van dan af ging hij officieel door het leven onder de naam ‘Léon José de Ramirez Reina’. In de zomer van 1957 werd hij ook herenigd met zijn enige zoon, Léon-Marie Degrelle, die enkele maanden later om het leven zou komen bij een motorongeval. In 1958 kwam ook Anne Degrelle bij haar vader wonen in Spanje, waar ze kennismaakte met Juan Servando Balaguer Parreno, de zoon van de plaatselijke tandarts. Het koppel trouwde op 21 juli 1962, wat meteen het society-evenement van het jaar werd in het anders zo rustige Constantina. Degrelle verscheen er in parade-uniform aan de zijde van zijn dochter. De foto’s gingen de wereld rond. Opnieuw werd de Belgische regering pijnlijk herinnerd aan haar schijnbare onmacht om de gewezen rexistenleider terecht te laten staan.
Het nieuwe leven van Degrelle liep niet altijd op wieltjes. Er zijn minstens tien ontvoeringspogingen bekend, die stuk voor stuk mislukten door het amateurisme van de uitvoerders.
Een van de meer professionele pogingen voert ons terug naar 5 juni 1961. De Spaanse politie arresteerde toen nabij de Frans-Spaanse grens twee verdachte mannen die in een zwarte Lincoln Continental de grens probeerden over te steken. Een van hen, Zuis Alduide Idelon, was een Israëlische staatsburger. De tweede inzittende had een Frans paspoort en reisde onder de naam Suison Jake De Mon. In de wagen trof de grenspolitie een grote voorraad wapens aan, en een aanzienlijke som geld in buitenlandse valuta. In de koffer lagen een kist die duidelijk bestemd was voor het transport van een mens of een lichaam, en een verdovingskit. Het duo had ook een gedetailleerd grondplan bij zich van een Spaanse villa, die de speurders uitein-delijk identificeerden als de ‘Finca Karlinga’, het riante landgoed van Léon Degrelle. Hoewel het Israëlische commando relatief goed georganiseerd was, ging een van de verdachten onmiddellijk door de knieën en onthulde hij het hele ontvoeringsplan. Het team bestond in totaal uit tien leden. Een eerste groep had de opdracht Degrelle met een helikopter te ontvoeren, en hem over te brengen naar Tarragona. Daar zou de tweede groep onder leiding van Zuis Alduide Idelon de vracht overnemen en de gewezen rexistenleider met de auto naar een baai voeren, waar hij met een kleine motorboot naar Frankrijk zou worden gebracht. Het uiteindelijke doel van de missie bestond erin Degrelle naar Israël te brengen of hem uit te leveren aan de Belgische regering. In de dagen na de mislukte ontvoeringspoging werd ook de leider van de missie aangehouden: de Spaanse communist Rubio de la Goaquina.
Enkele jaren later, op 31 juli 1965, werd een nieuwe poging ondernomen. Degrelle, die na een pijnlijk proces in 1963 zijn landgoed van de hand had moeten doen, huurde op dat moment een sober appartementje in een Madrileense volksbuurt. Hij stond op het punt naar de Costa Brava te vertrekken, waar hij op 2 augustus een ontmoeting zou hebben met de Frans presidentskandidaat Jean-Louis Tixier-Vignancour. De campagne van de kandidaat voor extreemrechts zat op dat moment hopeloos in het slop aangezien een groot deel van zijn traditionele aanhang aftredend president Charles de Gaulle steunde. De campagneleider van Tixier-Vignancour, de toen 37-jarige Jean-Marie Le Pen, had daarom een ontmoeting belegd met Degrelle om de strategie van de campagne bij te sturen. Op het laatste ogenblik vervroegde Degrelle echter zijn reis, waardoor hij al op 31 juli vertrok. Amper een kwartier nadat hij zijn woning verlaten had, vielen drie onbekende mannen het appartement binnen. De inbraak in het gebouw ging niet onopgemerkt voorbij en toen de ontvoerders zich nogmaals aanboden, werden ze door de politie op heterdaad betrapt en aangehouden.
In 1969 trad ook de jongste dochter van Degrelle, Marie-Christine, in het huwelijk. De ceremonie werd onder meer bijgewoond door don Jaime Mora y Aragon, de broer van de Belgische koningin Fabiola, en een hele reeks hoogwaardigheidsbekleders. Op uitnodiging van Degrelle woonde ook Theo Knol, een Belgische journalist verbonden aan het blad De Post, het huwelijk bij; hij bracht uitgebreid verslag uit van het evenement van het jaar. Vooral de aanwezigheid van de schoonbroer van de Belgische koning deed heel wat stof opwaaien en de Belgische regering was allesbehalve ingenomen met de hernieuwde publieke belangstelling voor Degrelle. Op 10 oktober 1969 schreef de Belgische ambassadeur in Madrid aan minister van Buitenlandse Zaken Pierre Harmel dat de Spaanse regering naar aanleiding van het huwelijk, alles had gedaan wat redelijkerwijs van hen kon worden verwacht.
Léon Degrelle liet zijn verleden nooit los. Hij gaf met de regelmaat van de klok interviews en publiceerde verscheidene boeken, die telkens voor controverse zorgden. Ondertussen hoopte hij nog altijd op amnestie.
Degrelle, die zich ooit pathetisch had laten ontvallen dat hij al zijn politieke tegenstanders zou overleven, beleefde eind jaren tachtig de ineenstorting van zijn grootste vijand. Vanaf 1989 klapte het communistische arbeidersparadijs in elkaar en werd de democratisering van de Oostbloklanden ingezet. Degrelle zag in het einde van het Sovjettijdperk de ultieme bevestiging van zijn grote gelijk.
Op 15 november 1991 schreef hij een open brief aan koning Boudewijn, waarin hij de vorst om eerherstel vroeg voor de ‘meest stoutmoedigen uit zijn volk, zij die vijftig jaar geleden, duizenden kilometers verwijderd van hun geboortegrond hun jeugd en hun bloed gingen opofferen om Europa de gesel van het communisme te besparen’. Degrelle herinnerde de koning eraan dat het idealisme van de oostfrontvrijwilligers in schril contrast stond met de houding van de Belgische politici in Londen, die er nooit in geslaagd waren de Brigade Piron uit te bouwen tot een volwaardige militaire eenheid: ‘Men kon in hun rangen nooit een Paul-Henri Spaak ontwaren, jong nochtans en stralend als een volle maan, noch een tropische vogelverschrikker à la De Vleeschouwer, noch een De Laveleye, luidruchtig klaroenblazer van over het Kanaal die er de voorkeur aan gaf zijn speeksel te storten in plaats van zijn bloed.’ Degrelle roemde de koning om zijn standvastigheid tijdens de abortuskwestie, maar stelde zich de vraag of Boudewijn dezelfde moed zou kunnen opbrengen om de meest ’taaie historische onrechtvaardigheid te herstellen’. Aan het eind van zijn brief raakt Degrelle een gevoelige snaar bij de koning: ‘U en ik, Sire, zijn christen. Vroeg of laat zal de dood ons omarmen. Geniepig ons leven verterend, of plots, onder het geroffel der omfloerste landsknechttrommen. Voor U, voor mij, betekent de dood God. Dan wordt de rekening voorgelegd. Zullen wij God, en door Hem voldoende de mens bemind hebben? Wat zal gedurende een regering van veertig jaar Uw houding geweest zijn tegenover mijn heldhaftige soldaten, tegenover honderdduizend vervloekte Vlamingen en Walen die na de Tweede Wereldoorlog meegesleurd werden in de vervolgingswaanzin? Wat zal Uw opvatting geweest zijn over de menselijke broederlijkheid? Wat Uw aandeel in de christelijke naastenliefde?’
Hoewel de regering-Martens VIII in 1988 al had aangestuurd op maatregelen ‘die bijdragen tot de verzoening van alle burgers’ bleek een algemene amnestie ruim een halve eeuw na de oorlog nog steeds onbespreekbaar. Ook Boudewijn leek allesbehalve gewonnen om het amnestiedebat te heropenen. In 1977 had de koning nog zijn veto uitgesproken over de benoeming van VU’er Frans Baert op Justitie uit vrees dat hij, door het uitblijven van een in Wallonië onhaalbare amnestie, de individuele behandeling van repressiedossiers te veel naar zich toe zou halen. De koning vreesde dat het amnestiedebat de moeilijke verhoudingen tussen Vlamingen en Walen opnieuw zou verscherpen en een verdere polarisering van de publieke opinie enkel in de hand zou werken.
Degrelle overleed in 1994 in Malaga. Ook na zijn dood bleef hij de gemoederen beroeren. Zijn laatste wens, dat zijn as in zijn geboortestad Bouillon uitgestrooid zou worden, werd door de regering-Dehaene I niet ingewilligd. Anonieme bronnen beweren nu dat er twaalf jaar later alsnog een clandestiene asverspreiding zou zijn gebeurd aan de oevers van de Semois.
Op 21 maart 1994 werd Degrelle met een zware longinfectie overgebracht naar het San-Antonio-Parkziekenhuis in de Spaanse badplaats Malaga. Ondanks de goede zorgen van het artsenteam ging de gezondheidstoestand van de 87-jarige rexistenleider zienderogen achteruit. Zijn vrouw, Jeanne Brevet, week geen moment van zijn zijde, en hoopte tegen beter weten in dat haar echtgenoot snel weer op de been zou zijn. In de late middag van 31 maart bleek dat alle hoop tevergeefs was geweest. Léon Degrelle blies zijn laatste adem uit in de armen van Jeanne, enkele minuten voor middernacht. Een dag later werd het stoffelijk overschot gecremeerd.
Zijn testament was één lofzang voor Jeanne, de vrouw die hem tot het einde had bijgestaan: ‘Mijn enige spijt – die mij letterlijk verslonden heeft – is dat ik mijn meest beminnelijke bondgenoot moet achterlaten. Ik wou dat ik honderd jaar kon leven om haar te overstelpen met genegenheid.’ Verder bevatte het document nog enkele praktische bepalingen voor de begrafenis. Degrelle stond erop dat zijn stoffelijk overschot gecremeerd zou worden en daarna opnieuw naar België zou worden overgebracht om verstrooid te worden in de buurt van Bouillon. Dat werd ook bevestigd in een brief van 1 april 1994 van voormalig SS-Hauptsturmführer Jean Vermeire aan Jeanne: ‘U hebt mij gesproken over de laatste wens van Léon, die aan uw zijde is overleden, en ik heb u beloofd ze te respecteren. Zoals u mij hebt gevraagd, zal de verstrooiing plaatsvinden in Bouillon langs de oever van de rivier die uitmondt in de Maas.’
Vermeire verzekerde de weduwe dat hij de mooiste plek zou uitkiezen, zodat de nabestaanden na de verstrooiing in alle intimiteit zouden kunnen afscheid nemen van Degrelle. De plannen stuitten echter op hevig verzet bij de Belgische regering. Meteen na het overlijden van Degrelle liet de Belgische minister van Binnenlandse Zaken, Louis Tobback (SP.A), de mogelijkheid onderzoeken om de repatriëring van Degrelle te verbieden. Uiteindelijk werd beslist om dat te doen op basis van het nieuwe Koninklijk Besluit van 18 april 1994. Het KB bevatte zes artikelen die voorzagen in een uitdrukkelijk verbod om het stoffelijk overschot van Léon Degrelle over te brengen op Belgisch grondgebied.
Het KB kwam rijkelijk te laat. Op 22 april 1994 onthulde de krant Het Laatste Nieuws dat de as van Degrelle al op 9 april in het grootste geheim was verstrooid op Le Tombeau du Géant, een toeristische trekpleister in een bocht van de Semois, op enkele kilometers van Botassart.
Léon Degrelle
– 1906 geboren in Bouillon – Studie: rechten (Namen en Leuven)
– 1936 richt Rex op, een fascistische partij met Mussolini als voorbeeld. Slogan: ‘Groote Kuisch’. Bezoekt Mussolini en Hitler
– 1941 Krijgt na de Duitse inval in Rusland de toestemming om het Waals Legioen op te richten, dat aan het oostfront vecht
– 1943 Waals Legioen wordt onder Waffen-SS geplaatst
– 1944 raakt zwaargewond in Oekraïne. Krijgt van Hitler het Ridderkruis, de hoogste onderscheiding
– 9 januari 1945 Duitsers trekken zich terug uit België
– 30 maart 1945 Rex wordt ontbonden als politieke beweging
– April 1945 vlucht naar Spanje.
– 1986 wordt veroordeeld wegens ontkenning van de Holocaust
– 1994 overlijdt in Malaga, Spanje
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier