Voorpublicatie: klinisch psycholoog Paul Verhaeghe roept op tot een politieke kentering
‘We moeten deze coronacrisis aangrijpen om radicaal andere keuzes te gaan maken’, schrijft klinisch psycholoog Paul Verhaeghe in zijn nieuwe essay Houd afstand, raak me aan. In deze exclusieve voorpublicatie vertelt Verhaeghe hoe hij de toekomst van de politiek ziet. ‘De particratie moet op de schop, dát is de voorwaarde voor verandering.’
De covid-19-besmetting dwingt de overheid om in te grijpen. Het grote aantal landen dat vrij snel koos voor volksgezondheid – zo’n ouderwets woord! – heeft me aangenaam verrast. Dat de VS voor de economie kozen en het Verenigd Koninkrijk gezondheid pas voorrang gaf nadat zijn premier zelf bijna het loodje had gelegd, stond in de sterren geschreven. In deze landen wordt de overheid al geruime tijd gerund door een kleine groep die alle macht naar zich toe getrokken heeft en niet bereid is te investeren in de gemeenschap.
De keuze voor volksgezondheid en het volgen van wetenschappelijk advies is een verrassing, omdat het haaks staat op het machteloze beleid van voorbije regeringen. Misschien wijst dit erop dat veel politici nu de kans grijpen om hun plaats te heroveren en opnieuw verantwoordelijkheid te nemen voor de gemeenschap, zonder dat ze zich hoeven te verantwoorden tegenover de dwingelandij van de kapitaalmarkten. Zou het kunnen dat we straks een andere overheid hebben, met andere leiders? Dat politici hun herwonnen beslissingsrecht en daadkracht behouden en de democratie een nieuwe basis krijgt? Dat is alvast mijn hoop; maar om democratie opnieuw een plaats te geven zijn een aantal veranderingen noodzakelijk. Algemene verkiezingen werken niet langer, want ze leveren niet het gewenste doel op: een representatieve groep burgers die als vertegenwoordigers van een samenleving beslissingen kunnen nemen in functie van het algemeen belang.
De coronacrisis maakt duidelijk hoe Europa uiteenvalt in landen die hun burgers als volwassenen behandelen of landen die hen als kinderen beschouwen.
Tijd voor een andere aanpak, dus. Al geruime tijd zijn er goed onderbouwde voorstellen voor een nieuwe methode om tot een representatieve groep te komen, variërend van uitloting van een groep burgers tot het doelbewust samenstellen van een groep op grond van demografische gegevens. De benamingen zijn bekend: participatieve democratie of deliberatieve democratie. Eigenlijk zijn dat pleonasmen, uitdrukkingen die twee keer hetzelfde zeggen; een deelnemende democratie en een democratie op grond van overleg – democratie veronderstelt altijd deelname, en bestaat er een andere democratie dan op basis van overleg?
Het representatief karakter van op deze manier samengestelde groepen is goed onderbouwd en het uittesten van de werkzaamheid ervan levert verrassend goede resultaten op. Dergelijke parlementen verliezen hun tijd niet met elkaar intern te bevechten en nemen beslissingen ten voordele van de gemeenschap, met het oog op de lange termijn. De belangrijkste kritiek – zulke mensen beschikken toch niet over de noodzakelijke kennis? – kan makkelijk weerlegd worden. De huidige verkozenen des volks beschikken daar evenmin over (soms is hun gebrek aan kennis zo overduidelijk dat het pijnlijk wordt), en hun beslissingen zijn al te vaak ingefluisterd door lobbygroepen. Burgerparlementen (ook zo’n pleonasme) laten zich voorlichten door expertgroepen waar ze bovendien naar luisteren. Bij wijze van voorbeeld: wat zou het besluit geweest zijn van een door deskundigen geïnformeerd burgerparlement over de brexit?
Als dit een betere en meer hedendaagse versie van een democratische overheid oplevert, waarom maken we dan niet gezwind de overgang? Antwoord: omdat machtspolitici die daarover moeten beslissen er alle belang bij hebben om exact het tegenovergestelde te doen. Denk aan mijn voorbeeld van daarstraks, over de patriarch die het familiebedrijf nog altijd op zijn manier wil leiden. Hem desnoods onder dwang naar de uitgang begeleiden is nodig, anders gaat het bedrijf ten onder. De kans dat de Belgen in september opnieuw naar de stembus moeten, wordt met de dag groter. Geen enkele Belg gelooft dat verkiezingen ook maar iets zullen veranderen. De particratie moet op de schop, dát is de voorwaarde voor verandering.
***
Nu we het toch hebben over patriarchen: ik hoop van ganser harte op een ander leiderschap. Ik heb het gehad met de mannetjesputters van deze wereld die altijd de schuld bij de ander leggen en het steevast beter weten. Trump, Poetin, Johnson, Bolsonaro, Erdogan, Orbán, Modi – stuk voor stuk staan zij voor eigen ik eerst en macht voor alles. Ik stem nooit op ‘politici met ballen’, nooit. Hun testosteron is onze dood, vaak genoeg letterlijk. De vergelijking is makkelijk gemaakt; kijk hoe landen met vrouwelijke premiers de pandemie aanpakken: Jacinda Ardern (Nieuw-Zeeland), Tsai Ingwen (Taiwan), Katrín Jakobsdóttir (IJsland), Angela Merkel (Duitsland), Erna Solberg (Noorwegen), Mette Frederiksen (Denemarken), Sanna Marin (Finland) – al die landen doen het beter. In de eu begon Ursula von der Leyen haar mandaat met het voorleggen van een Green Deal, begin mei leidde ze een internationale donorconferentie om een vaccin tegen covid-19 te ontwikkelen. De week na de internationale donorconferentie kwam het tot een politieke rel in Frankrijk, toen bleek dat Sanofi- France in het geval ze erin zouden slagen een vaccin te ontwikkelen, dat het eerst aan de vs zouden leveren. Dit is het conflict op het scherp van de snee: gebruik je een maatschappij als platform ten dienste van ‘de’ economie (ten dienste van de één procent), dan verkoop je vaccins aan de hoogste bieder en laat je de rest aan hun lot over; kies je voor een economie die ondergeschikt is aan de maatschappij, dan ga je samenwerken om een vaccin te ontwikkelen en stel je dat zo snel mogelijk ter beschikking aan zo veel mogelijk mensen.
Kijk hoe landen met vrouwelijke premiers de pandemie aanpakken: al die landen doen het beter.
Een verklaring die je her en der leest is dat vrouwen minder ego hebben, meer gericht zijn op samenwerking ten behoeve van het algemeen belang en hun beslissingen daarop richten. Is het toeval dat Jacinda Ardern voor een vrijwillige salarisvermindering koos van twintig procent gedurende zes maanden voor de volledige regering, topbureaucraten incluis? En dat Ben Smith, ceo van Air France-KLM (die straks ongetwijfeld heel veel mensen zal moeten ‘laten gaan’), weigerde zijn bonus op te geven? Vrouwen zouden het ook minder moeilijk vinden om toe te geven dat ze iets niet weten. Of die verklaringen houtsnijden, weet ik niet. Uit bedrijfspsychologisch onderzoek blijkt dat teams met een evenwichtige gendersamenstelling het best werken, wat op zich al voldoende reden is om voor vrouwen te stemmen; we zijn immers nog altijd zeer ver verwijderd van genderevenwichtig samengestelde regeringen. Maar ik ken geen vrouwelijke versies van autocraten als Poetin, Trump of Bolsonaro, en de geschiedenis laat zien hoe het altijd testosteronpolitici zijn die de boel om zeep helpen. Vrouwelijke machtswellustelingen bestaan, maar zijn de uitzondering. Tijd om ook op dat vlak voor verandering te gaan.
Nu is het bovendien hét moment om dat te doen, want ten gevolge van het economisch debacle wordt de overheid opnieuw belangrijk. Alle bedrijven zullen staatssteun eisen. De vraag is welke voorwaarden de overheid zal durven te stellen. Dit is een gedroomde kans voor onze vertegenwoordigers om het verlenen van staatssteun te koppelen aan maatschappelijke voorwaarden op het vlak van duurzaamheid en transitie. Wil je, als overheid, een luchtvaartmaatschappij steunen die nog niet zo lang geleden een onbetrouwbare partner bleek te zijn? En wil je écht belastinggeld geven aan een multinational die systematisch belastingen ontduikt met nepadressen op de Kaaimaneilanden, of vraag je dat daar eerst orde op zaken gesteld wordt? Op dat vlak moet Nederland met de billen bloot: Italië op de vingers tikken wegens zijn openbare schuld en ondertussen zelf als belastingparadijs functioneren komt niet geloofwaardig over. België is trouwens geen haar beter: de vorige regeringen troffen ‘fiscale rulings’ met multinationals die ze niet eens publiek durfden te maken.
In de praktijk komen dergelijke regelingen neer op het legaliseren van belastingontduiking. Landen beconcurreren elkaar om internationale concerns nog meer belastingvoordelen toe te kennen. Even een gevaarlijke vergelijking: dit is meewerken met de bezetter om de eigen bevolking toch maar te redden – maar vroeg of laat worden we allemaal op de treinen gezet. Oplossingen hiervoor kunnen alleen maar transnationaal genomen worden, minstens op Europees niveau. Twee politici die zich daarvoor ingezet hebben: Margrethe Vestager en Marianne Thyssen. Toeval of niet, het zijn weer vrouwen.
***
Een andere overheid met andere leiders veronderstelt ook een ander burgerschap. De coronacrisis maakt duidelijk hoe Europa uiteenvalt in landen die hun burgers als volwassenen behandelen of landen die hen als kinderen beschouwen. De eerste gaven adviezen, formuleerden richtlijnen en bestraften waar nodig. De tweede legden maatregelen op, geformuleerd in regels, met boetes voor wie zich daar niet aan hield. Nederland behoort tot de eerste groep, België tot de tweede en sloot prompt de grens met Nederland, betonblokken incluis.
Nederland: privébezoek werd niet verboden, op voorwaarde dat er slechts een paar mensen kwamen die op veilige afstand bleven; iedereen mocht blijven autorijden, zij het zonder passagiers, tenzij het gezinsleden waren; winkels bleven open en waren er zelf verantwoordelijk voor de kans op besmetting te minimaliseren. In het algemeen werd de afweging over wat wel of niet kon en de interpretatie van de adviezen grotendeels aan de burger overgelaten. Die bleek de richtlijnen redelijk goed op te volgen: op Koningsdag – hét nationale evenement in Nederland – schreef de politie minder dan honderd bekeuringen uit.
België: enkel essentiële winkels bleven open (voeding en farmacie), verder ging alles dicht en iedereen moest in zijn ‘kot’ blijven; enkel noodzakelijke verplaatsingen waren toegelaten (werk, dokter, dichtstbij gelegen voedingswinkel); sporten in de openlucht mocht, maar maximaal met twee. De politie controleerde uitdrukkelijk, bekeuringen werden snel gegeven. Elke avond werd in het journaal verduidelijking en verbijzondering gevraagd aan de overheid. Wat is een noodzakelijke verplaatsing, wat niet? Hoeveel kilometer mag je rijden voor boodschappen, en mag je de auto nemen om te gaan sporten? In Gent ontstond er verwarring over koffie – viel koffie onder ‘afhaalmaaltijden’ of niet? De politie wilde een bekeuring uitschrijven, de burgemeester kwam tussenbeide en stond het toe, maar vroeg wel duidelijkheid van de federale overheid (we hebben acht ministers voor gezondheidszorg, er moet er eentje een koffiebevoegdheid hebben, toch?) Voorlopig hanteert hij een ‘gedoogbeleid’. Voor afhaalkoffie?!
Het voorbije decennium lijkt ons leven zich af te spelen op een filmset die een combinatie is van The Truman Show en Wie is de Mol?
Volgend jaar, wanneer we eenmaal betrouwbare cijfers hebben over oversterfte, zullen we weten welke aanpak het best gewerkt heeft. Zelfs zonder die resultaten is het duidelijk dat mensen die als kinderen behandeld worden, zich ook als kinderen zullen gedragen, en omgekeerd. Wat er meer dan ooit nodig is, en waar ik meer dan ooit op hoop, kan ik in één woord samenvatten: vertrouwen. Vertrouwen van burgers in een overheid, van een overheid in haar burgers, van mensen in elkaar. Het sociale wantrouwen is nog nooit zo groot geweest, het voorbije decennium lijkt ons leven zich af te spelen op een filmset die een combinatie is van The Truman Show en Wie is de Mol? *
Dit zou het mooiste effect van de coronacrisis kunnen zijn: dat we elkaar weer wat meer gaan steunen en helpen. Dat het weer een samen-leving wordt.
* In The Truman Show (Peter Weir, 1998) volgen we het dagelijkse leven van Truman Burbank, samen met de rest van de wereld, want zijn leven is één grote ‘realityshow’. Iedereen behalve de hoofdfiguur, de naïeve Truman (’true man’), is daarvan op de hoogte. Buiten zijn weten om leeft hij in een nagemaakte wereld met verhaallijnen die door regisseurs in scène gezet worden, gefilmd en rechtstreeks uitgezonden. Tegenwoordig dénken wij dat heel de wereld naar ons kijkt (en werken we daar hard aan mee door onszelf voortdurend te tonen op sociale media), maar hebben we nog maar weinig vertrouwen in onze medemens, want altijd vrezen we dat de ander wel eens de mol zou kunnen zijn.
Paul Verhaeghe
– 1955: geboren in Roeselare
– 1985: doctoraat in de psychologie (UGent)
– 1992: speciaal doctoraat psychodiagnostiek (UGent)
– 1996: hoogleraar klinische psychologie en psychoanalyse (UGent)
– Boeken o.a. Liefde in tijden van eenzaamheid (1998), Identiteit (2012) en Intimiteit (2018)
– Sinds 2000 gaat zijn belangstelling vooral uit naar de invloed van maatschappelijke veranderingen op psychologische en psychiatrische moeilijkheden
– 2020: publiceert het essay Houd afstand, raak me aan
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier