‘Vliegende Hollander’ Epke Zonderland: ‘Liever chirurg dan tweede keer goud’
Sinds 7 augustus 2012 is ‘De Vliegende Hollander’ niet alleen meer een eeuwig ronddobberend spookschip, maar staat de uitdrukking vooral bekend als de bijnaam van Epke Zonderland (30). Die dag vloog de Fries naar goud op de rekstok, het koningsnummer van het olympisch turntoernooi. Vier jaar later gaat hij in Rio voor een nieuwe titel – áls zijn lichaam het toelaat.
‘Nu komt het. Drie combinaties. Daar is de … ja, de eerste. En de tweede … en de derde. Jawel! Hij heeft het geflikt! Drie vluchtelementen op rij! En er ontstaat een enorme euforie hier! (…) En dan is alles beslissend nu de afsprong. De afsprong. Dubbelsalto, de Flying Dutchman … En hij stááát! Hij stááat! Het is ongekend. Epke Zonderland heeft hier de oefening van zijn leven geturnd. Hij staat!’
Weinig Nederlanders die het zich niet meer herinneren, de landing van Epke Zonderland op de olympische mat van Londen, in een wolk van opstuivend magnesium, mét perfect gestrekte armen en benen. Na een adembenemende oefening, inclusief een ongeëvenaarde triple, die de Nederlandse tv-commentator Hans van Zetten bijna deed verdrinken in een bad van vreugde. In één klap was zijn “Hij stááát! Hij stááát!” trending op de sociale media, maar nog meer gingen de salto’s van de Friese student geneeskunde wereldwijd viraal. Ook Jacques Rogge, toenmalig IOC-voorzitter, omschreef het als “een van de grote momenten van de Spelen”, die 43 seconden waarin Zonderland à la Peter Pan naar Nooitgedachtlandvloog.
Voor de Heerenveener het begin van een nieuw leven. Omarmd als een nationale knuffelbeer, een aaibare, ideale schoonzoon die de gave heeft te kunnen zweven als een vogel zonder zelf zweverig te zijn, met een gebeitelde glimlach die menig Hollands bakvisje deed zwijmelen. Een lach – “een automatisme, omdat ik geniet van wat ik doe” – waarmee Zonderland een jaar na Londen ook de Belgen verblijdde door in Antwerpen zich voor het eerst tot wereldkampioen te kronen, een titel die hij in 2014 in China verlengde.
Vorig jaar kwakte The Flying Dutchman echter keihard op de grond. Letterlijk. Door de naweeën van een griep donderde hij op het EK in april van de rekstok en in augustus liep de Fries op training een hersenschudding op bij een nieuwe val. Met een alweer minieme voorbereiding miste hij op het WK in oktober de finale én de kwalificatie voor Rio. Nog was de ellende niet voorbij, want nadat Zonderland om de haverklap geveld werd door verkoudheden en griep, liet hij zich begin december opereren aan een chronische ontsteking van de neusbijholtes. Letterlijk en figuurlijk een verluchting, maar in februari sloeg de griep weer toe en moest zijn dichtgegroeide neus opnieuw onder het mes, twee keer zelfs.
Driemaal bleek – gelukkig – scheepsrecht. Een spoedcursus turnen leidde Zonderland naar het olympisch kwalificatietoernooi in Rio, waar hij eind april met een degelijke (maar nog geen top-) oefening goud won en voorlopig de twijfels bande of hij in Brazilië in staat zou zijn om zijn olympische titel te verdedigen, laat staan te verlengen.
Gewoon Epke
Anderhalve maand later trekken we naar het Turncentrum in Heerenveen, palend aan het Abe Lenstravoetbalstadion. Sindsdien 2013 is de hal genoemd naar de blonde Friese volksheld en daar valt niet naast te kijken, want aan de wand hangt een metershoge affiche met een afbeelding van diens olympische landing. Hier bereidt Zonderland zich voor op een nieuwe gouden vlucht. Ongestoord, want wanneer hij de zaal binnenwandelt, kijkt een dertigtal jonge turnertjes niet eens op – voor hen is hij gewoon Epke, geen idool à la Justin Bieber.
Na een halfuur rek- en stretchoefeningen ontbloot Zonderland zijn 1,73 meter groot gestaald lijf – inclusief wasbord waarop je de modderige truitjes van honderd veldrijders kunt schoonschrobben – en voert hij enkele zwaaien uit aan de brug en ‘zijn’ rekstok. Telkens met lange tussenpauzes, want met een immense trekkracht van 500 kilo op zijn schouders kan hij zich niet voortdurend rond de stok slingeren – te belastend. Zeker vandaag, want de olympische kampioen heeft weer last van een verkoudheid en trekt na ruim een uur zijn shirt aan.
Even later zit hij, met thee en karnemelk bij de hand, voor ons in cafetaria Sportbreak. Niet vanzelfsprekend, want Zonderland filtert uit de stortvloed aan aanvragen – “vooral vanuit Nederland, maar soms ook uit Duitsland, Engeland en zelfs China” – één tot twee interviews per week, van maximaal één uur. Door die nooit aflatende aandacht kan hij – behalve bij vrienden, familie en zijn collega-turners – in het openbaar steeds minder zichzelf zijn. “Soms zou ik weer anoniem door het leven willen stappen, al vind ik de waardering van de mensen ook heel bijzonder”, zegt Zonderland.
Respect, ook vanuit België, waar ex-judocoach Jean-Marie Dedecker zo genoot van het olympische exploot van de Nederlander dat hij zijn zoon overtuigde om diens pasgeboren zoon … Epke te noemen. “Heus?”, lacht Zonderland verbaasd. Of hij een boodschap voor zijn piepjonge Belgische naamgenoot heeft? Geen probleem. De turner haalt een foto tevoorschijn en pent zijn bericht aan Epke Dedecker neer: ‘Wat gaaf dat je dezelfde naam hebt gekregen. Ik ben benieuwd of je ook de sportgenen van je opa en mij hebt meegekregen. Groeten Epke.’ Een kaartje dat gekoesterd zal worden.
Astronautenprecisie
Met zíjn sportgenen begon Zonderland al op zijn vierde te turnen, waarna 22 jaar maniakaal trainen uitmondde in 43 magische seconden in Londen. Evenzeer als fysiek en technisch ook een mentaal meesterwerk, zoals een astronaut die na een levenslange voorbereiding naar de maan vliegt en daar zijn ruimtetuig tot op de millimeter juist moet zetten – een immense druk. De Fries glimlacht bij de vergelijking. “Zo ís het misschien, maar ik bekijk het niet zo zwart-wit. Ik zie veeleer het héle traject, tot en met de oefening. Als je weet dat je onderweg nergens een steek hebt laten vallen, geeft dat ook vertrouwen voor die ultieme apotheose.”
Ervoer je in Londen dan niet: nú moet het?
EPKE ZONDERLAND: “Op één moment wel: toen we de hal binnengingen. Ik zag het publiek, dacht aan de miljoenen Nederlanders die voor hun tv zaten en alleen goud verwachtten… De focus die ik daarvoor had, was plots weg. Mijn handen beefden zelfs van nervositeit. Gelukkig kon ik vlug weer in mijn tunnel kruipen.”
Je broer Herre noemt je niet toevallig ‘Ep Oogklep’.
ZONDERLAND: (lacht) “Al bij de jeugd was ik zo geconcentreerd dat ik soms mijn turnzak of andere simpele dingen thuis vergat – vandaar die bijnaam. Nu ben ik meer georganiseerd en kan ik nog altijd heel goed focussen. Althans in het turnen, want daarnaast dwalen mijn gedachten wél rap af. Vroeger op school, en ook nu, als ik colleges volg voor mijn doktersstudie. Alleen als het me écht interesseert, droom ik niet weg.”
Hoe concentreert ‘Epke in dromenland’ zich dan voor en tijdens een turnoefening?
ZONDERLAND: “Je hélemaal afsluiten van de buitenwereld lukt niet. Je vangt altijd wel iets op: het gejoel van het publiek, de aanmoediging van mijn broer, op het WK 2007 zag ik net voor mijn oefening zelfs de Mexican wave rondgaan. De truc is om, ook tijdens het turnen, er niet over na te denken – waaróm gebeurt dit, wát roepen ze? – en het meteen los te laten, zoals in Londen na dat ene beefmoment.”
Hoe vergeet je dan die zenuwen?
ZONDERLAND: “Door mijn oefening te visualiseren. Tot vlak ervoor, en ook in de twee uur tussen de laatste training en de finale. Tevens een fysieke stimulans, want hoe meer je je hersencellen stimuleert, hoe gemakkelijker je spieren die prikkels later zullen uitvoeren.
“Dat visualiseren doe ik op twee manieren: door mijn oefening minutieus te overlopen vanuit míjn gezichtspunt, maar ook door van búítenaf naar mezelf te kijken, zoals op training, wanneer ik vertraagd mijn salto’s op tv afspeel.”
Je houdt de oefeningen van je concurrenten niet in de gaten?
ZONDERLAND: “Neen, dat leidt me alleen af. Het enige wat ik in Londen meekreeg, was het applaus van het publiek na de oefening van Fabian Hambüchen (de Duitser die zilver won, nvdr). Daaruit kon ik alleen opmaken dat hij het hoogst had gescoord. Maar hoeveel? Geen idee.”
Probeer jij hén op een of andere manier te beïnvloeden?
ZONDERLAND: “Ja, door in de gezamenlijke trainingen mijn moeilijkste oefening heel ‘netjes’ te turnen. Dan hoop ik dat ze denken: die Zonderland wordt kampioen, zilver is ook mooi… Zo leer ik mezelf trouwens ook omgaan met de stijgende druk in aanloop naar de finale. Want als iedereen op die training naar je kijkt, kun je je niet permitteren om te falen.”
Hoe beleef je zo’n oefening van ruim 40 seconden? Puur intuïtief of heel bewust?
ZONDERLAND: “Alle bewegingen zijn zo in mij geslepen dat ik amper nadenk. Negentig procent is een gevoel, gebeurt automatisch, zoals de afsprong. Als alles goed gaat, focus ik alleen bewust op details: benen strak houden en vooral de timing bij het inzetten van de vluchtelementen, wanneer ik me met een iets hardere of zachtere slinger in de lucht gooi. Elke rekstok, zelfs van hetzelfde merk, veert immers anders, zeker in vergelijking met het toestel waar ik thuis op oefen. Dat moet ik héél precies afwegen, want voor de finale kun je slechts drie keer – twee trainingen en de kwalificatie – aan die rekstok zwaaien. Niet gemakkelijk dus.”
Waar richt je je ogen op?
ZONDERLAND: “Op de grond, het plafond – met name bij de afsprong – en bij de vluchtelementen vooral op de rekstok in lijn met mijn armen. Met die moet ik de stok na een salto tot op de centimeter juist vastgrijpen of ik lig eraf. Ook dat gebeurt echter grotendeels onbewust.”
Adem jij dan wel in zo’n flow?
ZONDERLAND: “Ja, maar wanneer weet ik niet. Ik vermoed dat ik bij de zwaai voor een vluchtelement uitadem, om nog even te ontspannen vooraleer ik mijn lichaam onder hoogspanning zet. Er is me al aangeraden om ademhalingstechnieken te volgen, maar ik ben bang dat dat me tijdens een oefening zal afleiden.”
Als je je oefening zo intuïtief uitvoert, weet je dan direct erna: dit was slecht, goed, top?
ZONDERLAND: “Soms wel, soms niet. Als ik in zo’n flow kan turnen, let ik meer op mijn benen die ik strak bij elkaar moet houden en dan weet ik bij de landing meteen: (bijna) perfect. Maar soms moet ik, zoals in Londen, wél bewust veel corrigeren en heb ik geen flauw idee hoe mijn benen erbij hingen. Dan is het wachten op de score en de beelden.”
Met die oefening in Londen heb je iedereen verbluft, terwijl jij zegt: ‘Ik heb toen veel moeten corrigeren.’
ZONDERLAND: “Ja, tussen de kwalificatie en de finale heb ik op training vier oefeningen geturnd die véél beter waren. Toch zwaaiden ook de ‘kenners’ met lof, omdat zij beseften hoe lastig het is om op dát moment zo’n moeilijke oefening uit te voeren, zelfs al was die een beetje onzuiver.”
Heb jij ooit al de perfectie bereikt?
ZONDERLAND: “Neen. Soms lukken de vluchtelementen foutloos, maar dan is er in de rest van mijn oefening altijd iets wat nét iets beter kon – of omgekeerd. Het is wel mijn ultieme doel, die perfectie, maar allicht ook een utopie. Of neen: het kán misschien, alleen denk ik niet dat ik het nog voor mijn pensioen zal bereiken. Jágen op dat plafond is echter ook boeiend. Mezelf blijven uitdagen: dat is mijn brandstof.”
“Meer dan in andere turnonderdelen is de kick op de rekstok niet te overtreffen”, zei je al eens. Wat maakt het zo uniek?
ZONDERLAND: “Het flinterdunne verschil tussen het net halen en net falen. Zo’n vluchtelement, dat gaat – zoals ik al zei – om fracties van een centimeter. Op andere toestellen verlies je door een foutje wel punten, maar zul je niet zo rap vallen. Terwijl je op de rekstok meteen op de mat kwakt als je ietsepietsie te ver of te dicht grijpt. Díe spanning maakt de kick zo groot. Niet zozeer tijdens de oefening, want dan blijf je gefocust, maar vooral net na de landing. Dan goed staan – benen gestrekt, zonder een pasje – terwijl het publiek gek wordt, zoals in Londen… Onbeschrijfelijk.”
Heb jij soms het gevoel dat je kunt vliegen, als een vogel?
ZONDERLAND: “Als jongetje heb ik dat vaak gedroomd, net als mijn moeder trouwens – een familietrekje wellicht. (lacht) Een salto boven een rekstok maken is echter niet helemaal hetzelfde. Soms lukken die vluchtelementen wel zo gemakkelijk dat vooral de totale lichaamscontrole bijzonder is: voelen dat je je handen perfect plaatst, voelen dat je je valsnelheid perfect omzet in een nieuw element, voelen dat je je benen perfect strak houdt…”
Bestaat er een nog grotere kick?
ZONDERLAND: “Na mijn carrière wil ik graag eens skydiven, om dat zweverige gevoel, die adrenaline weer te voelen stromen. Maar of dat hetzelfde zal zijn?”
Nooit angst gehad om te vallen?
ZONDERLAND: “O jawel, als kind vond ik turnen soms eng en durfde ik zelfs geen salto op de brug te maken. Dan was ik jaloers op een jongen die niet bang leek. (lacht) Weet je, durf is in turnen deels aangeleerd. Ik heb veel drempels moeten overwinnen en honderden uren moeten trainen om die angst te controleren.”
Verdwijnt die ooit volledig?
ZONDERLAND: “Neen. Het zwakt wat af als je jaren niet valt, maar als je – zoals ik vorig jaar – nog eens hard op de mat belandt, dan drijft het weer boven. Omdat je opnieuw beseft dat het kan misgaan, vooral als je onvoldoende fit bent en daardoor niet over een optimale coördinatie beschikt. Niet dat ik daar nachtmerries van krijg of dat het écht akelig aanvoelt, maar toch… Ik ga die angst voor de val wel niet uit de weg. Je moet er doorheen, tot je weer in topvorm bent en je die vrees overwint.”
Vier vluchtelementen
In januari 2015 zei je in het AD dat als je in Rio met dezélfde oefening als in Londen goud pakt, je niet tevreden zult zijn. Denk je daar, na het voorbije moeilijke jaar, nog zo over?
ZONDERLAND: “Op dat moment verbeterde ik alsmaar – zelfs al enkele maanden na Londen deed ik op training zelfs víér vluchtelementen op rij. Begin vorig jaar was het dan ook het doel om dat in Rio te doen, maar daar ben ik na al die miserie een beetje van afgestapt. Toch verwacht ik dat mijn oefening beter zal zijn dan in Londen.”
Hoezo?
ZONDERLAND: “Toen heb ik drie vluchtelementen, de Cassina, Kovacs en Kolman, op rij geturnd, en later nog deGaylord 2. In Rio wil ik die vier aan elkaar plakken, maar twee plus twee: de Cassina en Kovacs, dan twee ’tussenslingers’, gevolgd door de Kolman en Gaylord 2. Een tiende minder waard qua moeilijkheidsgraad, maar met een betere uitvoering kan ik wel een hogere totaalscore dan in Londen halen.”
Dus geen ‘vier op een rij’ in Rio?
ZONDERLAND: “Ik train het wel, maar ga het allicht niet doen. Nochtans levert het twee tiende punt extra op (7,9 i.p.v. 7,7) maar het risico op mislukken is ook groter. En als je weet dat je met een goed uitgevoerde 7,7-oefening allicht weer olympisch kampioen kunt worden, is het verstandiger om daarvoor te gaan.
“Ténzij die viervoudige combinatie na de kwalificatie in Rio – waar je op safe speelt – in de trainingen erg vlot lukt. Dan kan ik het misschien overwegen, maar dat zal ik in de week voor de finale pas beslissen.”
Niemand heeft je oefening van Londen, qua combinatie moeilijkheidsgraad/uitvoering, sindsdien geëvenaard.
ZONDERLAND: “Neen. Kohei Uchimura (zie ook het portret op pagina 27, nvdr) scoorde wel al beter qua uitvoering, maar hield het tot vorig jaar alleen op een Cassina-Kolmancombinatie. Ik weet echter niet waarmee hij in Rio zal uitpakken. Tot en met de rekstokfinale zal hij dat allicht niet prijsgeven, zelfs niet in de allroundcompetitie. Ik moet er dus ook mee rekening houden dat mijn 7,7-oefening, zelfs zeer goed uitgevoerd, onvoldoende is voor goud.”
Ga je, na het succes in Londen, met minder of meer druk naar Rio?
ZONDERLAND: “De drive is even groot, maar de stress is, ondanks het voorbije moeilijke jaar, minder beklemmend. Met twee wereld- en één olympisch titel is mijn palmares al compleet. Alles wat erbij komt, is bonus en dat voelt wel lekker. Anderzijds hoopt heel Nederland dat ik opnieuw goud win…”
Als het lukt: zul je dan nóg trotser zijn dan in Londen?
ZONDERLAND: “Ja. Sowieso is twee keer op rij olympisch kampioen worden niet simpel, maar die lichamelijke problemen maken het nóg lastiger. Ik heb sinds begin 2015 nooit maanden aan een stuk optimaal kunnen trainen, terwijl ik me vroeger altijd tot het uiterste kon pushen.
“Nu balanceer ik op een dunne rand. Als ik gezond ben, voel ik me heel sterk en kan ik mijn geplande oefening probleemloos turnen. Maar als ik, zoals nu, weer met een verkoudheid sukkel, mag ik me absoluut niet forceren. Een nieuwe grote terugslag zou fataal zijn. Met die onzekerheid zal ik tot Rio moeten leven.”
Hoe diep heb jij het voorbije jaar mentaal gezeten?
ZONDERLAND: “Het moeilijkste moment was toen ik na mijn operatie in december vier weken lang kon opbouwen, maar daarna door een nieuwe griep wéér anderhalve maand thuis zat. Toen besefte ik pas echt hoe fragiel ik geworden was. Niet dat ik dicht bij een depressie stond, maar er waren wel dagen waarop ik chagrijnig en lusteloos in de zetel lag en in niets zin had.”
Eerder heb je na je hersenschudding ook weken in het duister moeten leven.
ZONDERLAND: “Ja, thuis met de zonneschermen dicht en continu met een zonnebril op. Alle prikkels waren taboe: geen muziek, geen tv of smartphone. Saai, héél saai, om als actieve mens niets te mogen doen. Met bovendien een knagende hoofdpijn, die nog altijd niet helemaal verdwenen is. Met die verkoudheid speelt het nu weer op…”
Hoe confronterend is het, op je fysieke limieten botsen?
ZONDERLAND: “Het knaagt. Vroeger voelde ik me altijd súper sterk en kon ik de hele wereld aan, maar door die chronische bijholteontsteking en mindere weerstand lijkt het kleinste virusje mij te pakken te krijgen. Eenmaal is niet erg, maar na een zoveelste tegenslag…
“Gelukkig slaag ik er telkens in de knop om te draaien. Door me voor te houden dat ik van elke tegenslag sterker word. Door me ook nieuwe, lágere doelen te stellen en daar voldoening uit te halen als ik die bereik. En door bewust te genieten van elke dag waarop ik vrijuit kan turnen.”
Chirurg
Sinds juni vorig jaar heb je je doktersstudie on hold gezet om je op Rio te concentreren. Wat is het plan na de Spelen?
ZONDERLAND: “Zoals na Londen: toen heb ik driekwart jaar mijn studie voorrang gegeven – noodzakelijk, om even die resetknop in te drukken, fysiek én mentaal.
Na Rio ga ik stage lopen, vooral in de orthopedie, waarin ik me na mijn carrière wil specialiseren en chirurg wil worden. Pas vanaf volgende zomer richt ik me weer hoofdzakelijk op mijn sport, en het WK in oktober 2017. Het eindpunt? Dat hangt af van mijn fitheid. Blijf ik blessurevrij en blijf ik verbeteren, dan ga ik door. Tot Tokio 2020? Op mijn 34e? Dat is nog véél te ver weg.”
Teken je voor een tweede goud in Rio als dat betekent dat je binnen tien, twintig jaar je beroep als chirurg niet meer kan uitoefenen, wegens een lichaam dat hapert?
ZONDERLAND: “Nu ga ik vol voor die tweede titel, maar ik besef ook dat ik nog een heel leven voor mij heb. Als ik moet kiezen, dan voor een nieuwe loopbaan, als chirurg. Ik zou het verschrikkelijk vinden mocht ik op mijn vijftigste daarmee moeten stoppen wegens een versleten lichaam. Gelukkig moet ik die keuze (nog) niet maken. Mijn schouder, waar ik in het verleden vaker last van had, houdt voorlopig goed stand, al volg ik dat wel nauwgezet op.”
Je wilt, zoals ook Jacques Rogge na zijn sportcarrière, orthopedisch chirurg worden. Zijn er gelijkenissen met turnen?
ZONDERLAND: “Ja: net als bij een rekstokoefening moet je bij élke operatie uitermate scherp blijven. Die combinatie van lichaam en geest vind ik boeiend, maar ook het voortdurend analyseren en bijleren, het streven naar perfectie, het persoonlijke contact met de patiënten…”
Zul je uit een geslaagde operatie evenveel voldoening halen als uit een (bijna) perfecte turnoefening?
ZONDERLAND: “Dat weet ik nu niet, dat ga ik dan pas ondervinden, al sluit ik het niet uit.”
Dan spreken we in 2036 nog eens af, als we een nieuwe heup nodig hebben.
ZONDERLAND: (lacht uitbundig) “Deal!”
Dokter Epke
In zijn opleiding komt Epke Zonderland uiteraard in contact met patiënten. Voor hen is het een verrassing wanneer plots ‘dokter Epke’ voor hen zit.
“De meesten vinden het wel grappig”, zegt hij, “en sommigen vragen of ik met hen op de foto wil, maar met mijn witte jas aan weiger ik dat altijd vriendelijk. Ik heb dat al eens gedaan en diezelfde dag gingen de foto’s rond op Facebook – dat vond ik niet leuk.
“Ik maak een onderscheid tussen de Epke de turner en Epke de dokter, en ik wil dat patiënten me ook zo zien. Dat ze later alleen naar mij komen omdat ik top ben als chirurg. Die nieuwe, tweede identiteit vind ik heel belangrijk. En die wil ik ook verdienen, niet met mijn naam, maar met mijn skills.”
Olympische Spelen in Rio de Janeiro
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier