Nico Pattyn
Vlaanderen kan het zich niet veroorloven jonge mensen slecht op te leiden
We kunnen het ons als kennismaatschappij in een geglobaliseerde wereld niet veroorloven om jonge mensen met een gebrekkige voorbereiding op die maatschappij los te laten. Dat is niet alleen een ethische kwestie, maar ook een kwestie van efficiënt omgaan met ons grootste kapitaal.
De cijfers uit het driejaarlijkse PISA-onderzoek voor Vlaanderen zullen weinig onderwijswaarnemers verrast hebben. Ze bevestigen wat we al wisten. Wel zijn er internationaal enkele opmerkelijke vaststellingen.
Internationale resultaten
De top wordt steeds sterker door Oost-Aziatische landen gedomineerd, die er allemaal op vooruit gaan. Bij de meeste Europese landen (maar ook in de Verenigde Staten, Canada, Australië, Nieuw-Zeeland) gaat de score voor wiskunde, waar deze keer de focus op lag, achteruit of blijft stabiel. Vlaanderen zakt wat, maar deelt nu wel in Europa de eerste plaats met Zwitserland. De vorige koploper, Finland, kende immers een opvallend sterke terugval. De Scandinavische landen presteren deze keer trouwens zeer matig: Noorwegen zakt onder het gemiddelde, Denemarken blijft op datzelfde niveau ongeveer stabiel en het al zwak scorende Zweden zakt verder weg.
Het kan ook anders: Ierland, Estland, Oostenrijk en Polen b.v. verbeteren zich voor wiskunde, en gaan ook voor lezen en wetenschappen flink vooruit. Door de crisis geplaagde landen als Italië en Spanje vertonen globaal een lichte vooruitgang. Verklaringen voor deze verschuivingen zijn zo op het eerste gezicht niet eenduidig en verdienen verdere analyse. Maar er is opnieuw stof tot nadenken over wat we uit die resultaten kunnen leren en hoe we ons onderwijs performanter kunnen maken. Sommige landen slagen daar alvast in. Maar een buitenlands model kopiëren is geen optie. Algemene tendensen en voorbeelden van goede praktijk detecteren en nagaan hoe we daarvan, binnen onze context, kunnen leren: dat is een realistischer pad.
En in Vlaanderen?
Vlaanderen blijft het, ondanks een lichte achteruitgang, wat betreft de algemene cijfers goed doen. Voor wiskunde blijven we sterk presteren, voor lezen blijven we ook tot de Europese top behoren. Voor wetenschap, waar Vlaanderen al minder in uitblonk, moeten we wel heel wat Europese landen laten voorgaan. We delen dus in de Europese en Westerse achteruitgang, en blijven mede door onze goede uitgangspositie bij het eerste onderzoek 12 jaar geleden bij de Europese koplopers. Maar ook andere traditionele vaststellingen keren terug.
Ondanks een lichte verbetering blijft Vlaanderen tot de gebieden behoren waar de sociale achtergrond de schoolse prestaties het sterkst beïnvloedt. En leerlingen van buitenlandse origine doen het bij ons ook veel slechter dan de anderen, zelfs na uitfiltering van de sociale achtergrond. De opeenvolgende onderwijsministers hebben dit probleem onderkend en geprobeerd er iets aan te veranderen, wat o.a. geresulteerd heeft in het gelijke onderwijskansenbeleid.
Maar willen we het sterke verband tussen de omgeving waarin onze kinderen opgroeien en hun leerprestaties terug dringen, dan is er meer nodig. De reeds lang aangekondigde hervorming van ons secundair onderwijs had als bedoeling o.a. dit probleem aan te pakken. Het is uiteindelijk een masterplan geworden waarvan we moeten afwachten wat de uiteindelijke impact zal zijn.
Om dat masterplan te laten slagen, de schoolprestaties van de leerlingen globaal te verbeteren (dus het niveau van zowel de sterksten, de middengroep als de zwaksten opnieuw op te tillen) en de kinderen uit zwakke sociaal economische milieus betere kansen te geven is bij alle betrokkenen, zowel leerkrachten als leerlingen en ouders, een diep bewustzijn nodig van waar onderwijs voor staat en wat nodig is om de onderwijsdoelstellingen te bereiken. De doelstellingen van het secundair onderwijs staan in het masterplan opgesomd, en ze richten zich tot alle leerlingen.
Deze focus op alle leerlingen is uiterst belangrijk. We kunnen het ons als kennismaatschappij in een geglobaliseerde wereld niet veroorloven om jonge mensen met een gebrekkige voorbereiding op die maatschappij los te laten. Dit is niet alleen een ethische kwestie voor linkse kringen die gelijkheid als waarde voorop stellen, maar ook een kwestie van als maatschappij efficiënt omgaan met ons grootste kapitaal, onze goed opgeleide burgers en arbeidskrachten van morgen.
Verandering blijkt nodig
We kunnen bij mindere resultaten wijzen naar maatschappelijke veranderingen waar het onderwijs mee geconfronteerd wordt zoals de veranderde instroom. Dat kan allemaal best kloppen, maar het is ook naast de kwestie. In sommige landen blijkt men beter met die veranderingen om te springen. We moeten het in de toekomst doen met de kinderen van nu, zoals de samenleving het nu ook moeten rooien met ons, de kinderen van vroeger. Het is zaak van ons onderwijs zo te organiseren dat we de mogelijkheden van alle kinderen maximaal ontwikkelen. Dat we ze tot persoonlijkheden laten uitgroeien die volwaardig kunnen participeren aan de samenleving en daarna terecht kunnen op de arbeidsmarkt of in het vervolgonderwijs.
De goede cijfers geven redenen tot enige trots maar niet tot zelfvoldaanheid, de aandachtspunten tot waakzaamheid, maar niet tot paniek. Een hervorming van de structuren zal ons onderwijs niet fundamenteel veranderen, enkel meer investeren in leerkrachten of inzetten op een mentaliteitsverandering in de onderwijswereld zal ook niet volstaan. We hebben de drie dingen samen nodig. Een mengeling van goede aan de huidige samenleving aangepaste onderwijsstructuren, een gedreven en bekwaam leerkrachtenkorps en een positieve benadering ten aanzien van het potentieel van alle leerlingen: als het Masterplan en andere geplande onderwijshervormingen zoals die van de lerarenopleiding dit kunnen helpen realiseren, dan mogen we in de toekomst betere punten verwachten op ons PISA-rapport. Voor alle leerlingen.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier