Vlaamse canon: ‘Je moet de mogelijkheid openhouden dat Bart De Wevers idealen oprecht zijn’
Van Pukkelpop over de startnota: zelden woedde de cultuuroorlog in Vlaanderen zo hevig als vandaag. Literatuurwetenschapper Kevin Absillis, gespecialiseerd in Vlaamse natievorming, hoopt over het onderwerp binnen afzienbare tijd een boek te publiceren. ‘Rechts spreekt de Vlaming aan als slachtoffer, links als racist.’
In de geschiedenis van de Vlaamse cultuuroorlogen was 2006 een bewogen jaar. Tiener Hans Van Themsche pleegde toen zijn racistische moorden in centrum Antwerpen. Het drama gaf niet alleen aanleiding tot de 0110-concerten, het inspireerde ook tot de befaamde Zonder Haat Straat-campagne.
Onrechtstreeks was het die campagne die Kevin Absillis, toen nog een twintiger, aan het denken zette. ‘Politiek ben ik gevormd door de antiracismebeweging. Wij hadden zo’n Zonder Haat Straat-affiche voor ons raam hangen. Plots stak er een verfrommeld en verscheurd exemplaar in de brievenbus. ‘Ga naar de psycholoog, zelfhater’, stond erop. In een eerste reflex zag ik het als een bevestiging van mijn morele gelijk. Maar dat is te gemakkelijk. Het is interessanter om je de vraag te stellen waarom iemand zich door die affiche aangevallen voelde. Sindsdien ben ik me die vraag redelijk systematisch gaan stellen. Om de positie van de ander te proberen begrijpen. En om mezelf scherp te houden.’
Een canon moet een uitnodiging zijn om een cultuur beter te begrijpen, geen meetlat om burgerzin te meten.
Dat denkwerk moet binnen afzienbare tijd resulteren in een boek met als werktitel ‘Links, rechts! Een geschiedenis van de Vlaamse cultuuroorlogen’. Dat boek moet ook een soort persoonlijke intellectuele biografie worden, vertelt Absillis. ‘De cultuuroorlog die vandaag zo hevig woedt, heeft mij gevormd. Ik kan me bijvoorbeeld geen verkiezing herinneren die geen zwarte zondag was. Goed, er was een tussenperiode met N-VA-overwinningen, maar in de kringen waarin ik meestal verkeer, waren dat overwinningen van het Vlaams Belang-light. Ik ben opgegroeid met Humo, het Nieuw Wereldtijdschrift, de Hand-in-handbetogingen. Ik ben dus gevormd als nogal stereotype progressief-linkse denker. Maar ik vind het ook belangrijk om het morele gelijk van die academici te bevragen. Dat is niet altijd makkelijk, omdat je dan al snel tot de dark side wordt gerekend. De cultuuroorlog woedt in alle hevigheid, met alle polarisering van dien. Nuances aanbrengen wordt er niet makkelijker op.’
Afgelopen twee weken werden twee veldslagen uitgevochten in de Vlaamse cultuuroorlog. Eerst was er de discussie over de canon, daarna de ‘verovering’ van Pukkelpop door extreemrechts.
Kevin Absillis: Een discussie over de canon is typisch voor een klimaat waarin cultuuroorlogen overheersen. In de jaren negentig had je in Amerika bijvoorbeeld de Canon Wars, met hevige discussies over welke teksten en gebeurtenissen de natie precies definieerden en via het onderwijs moesten worden doorgegeven. Het verschil met Vlaanderen is dat Amerikaanse intellectuelen, of ze nu links of rechts zijn, hun nationale identiteit vaak nog willen definiëren. Bij ons is het complexer. Zij die vandaag de Vlaamse identiteit in een canon willen gieten, hebben daar bij te winnen omdat ze naar een zo onafhankelijk mogelijk Vlaanderen streven. Tegenstanders vinden de canonambities van de N-VA onwenselijk omdat ze die Vlaamse identiteit niet verder willen legitimeren.
De meeste academici verwierpen het idee van een Vlaamse canon.
Absillis: En toch zie ik ook kansen. Of we dat willen of niet, processen van canonisering vinden altijd plaats en meestal onder de radar. Door de canon openlijk op de agenda te plaatsen, maak je die onzichtbare processen meer publiek. Als je er vervolgens academici, het middenveld en minderheden bij betrekt kan het een meer democratische en inclusieve discussie worden. Ik zie nog een tweede voordeel. Zoals elke historicus besef ik dat de samenstelling van een canon per definitie een problematisch gegeven is. Dat is een belangrijk inzicht en precies dat kun je meegeven door een canon samen te stellen. Een derde, wat riskantere opportuniteit, heeft te maken met de eerste: zoals elke gemeenschap beschikt Vlaanderen over een groot reservoir van verhalen en collectieve herinneringen. Die liggen bewust en onbewust mee aan de basis van politieke beslissingen en juridische regels. Maar besluitvorming en wetten zijn erg abstract – kennis van het verleden en culturele codes helpt om die abstracte principes beter te begrijpen. Nu zeggen we eigenlijk aan Nieuwe Belgen en Nieuwe Vlamingen: hier zijn de wetten van dit land, hou je hieraan en je bent een goed burger. Strikt genomen is dat inderdaad voldoende, maar kennis van een canon zou de gedeelde moraal van een gemeenschap toch een stuk inzichtelijker kunnen maken.
Is het dan een goede zaak dat de N-VA de canon ziet als een lijst die leerlingen en nieuwkomers moeten kennen?
Absillis: Nee, want dat zou tot misbruik leiden. Het idee dat je kennis van enkele gebeurtenissen en teksten aan lidmaatschap van een land of gemeenschap koppelt, is onwenselijk. Zo’n canon moet een uitnodiging zijn om een cultuur beter te begrijpen, geen meetlat om iemands burgerzin te meten. Aan de andere kant: als u naar een ander land zou migreren, zou u het dan niet handig vinden om een reeks codes aangereikt te krijgen die u helpen om beter door dat land te navigeren? Ik begrijp de politieke gevaren van een canon wel, maar het is ook gevaarlijk wanneer processen van canonisering krampachtig worden verzwegen of verdrongen.
Rechtvaardigt de romantisch-nationalistische teneur van de startnota van Bart De Wever niet enig wantrouwen?
Absillis: Natuurlijk. De retoriek van die nota is onvoorstelbaar oubollig en verraadt dat die canon intellectueel opgesmukte propaganda moet worden. Dat zou volkomen achterhaald zijn en ook de zwakte van het Vlaams-nationale project illustreren. Vlamingen met een beetje zelfvertrouwen zouden er juist niet voor mogen terugdeinzen om ook zwarte bladzijden uit de Vlaamse geschiedenis te bloemlezen. Anderzijds zou ik het wel begrijpen dat zo’n canon de gemeenschap niet alleen confronteert met de fouten uit het verleden. Idealiter wekt de dialoog met het verleden een mix van gevoelens op: zowel schaamte als trots. Een gemeenschap die zich alleen in schaamte wentelt, is ziek. Een gemeenschap die zich alleen maar op de borst kan kloppen, is dat eveneens en nog gevaarlijk bovendien.
Is het mogelijk om een identiteit, Vlaams of anderszins, te definiëren zonder te polariseren?
Absillis: Nee. Een identiteit definiëren houdt in dat je zegt wat bij die identiteit hoort en indirect dus ook wat niet. Discussie is daarbij onvermijdelijk, maar dat lijkt me geen reden om het debat te vermijden. Bovendien volg ik de wetenschappelijke consensus die vanaf ongeveer de jaren negentig is gegroeid: de nationalist gaat aan de natie vooraf. Dat wil zeggen dat een nationale identiteit een constructie is die pas ontstaat wanneer mensen met macht en invloed over een natie gaan spreken en die op een manier verbeelden die uitnodigt tot identificatie. Het onderzoek van onder meer Lode Wils (KU Leuven) en de op een breder publiek gerichte publicaties van Marc Reynebeau brachten een belangrijke revisie, want tot in de jaren tachtig was het analyseren van de Vlaamse identiteit het werk geweest van mensen die met beide voeten in die Vlaamse Beweging stonden. Een correctie van hun eerder hagiografische verhaal was broodnodig. Maar ik heb ook de indruk dat er achter de wetenschappelijke revisie een polemische drive zat die uiteindelijk tot overcompensatie heeft geleid. Je zou kunnen zeggen dat ik de afgelopen tien jaar gepoogd heb die overcompensatie aan te kaarten.
U hebt het over een zeker misprijzen voor alles wat nog maar in de verte naar Vlaams-nationalisme rook.
Absillis: Ik zou het eerder een doorgedreven iconoclasme noemen, een beeldenstorm, die al de kop op stak in het werk van Hugo Claus en sinds de jaren 1990 in alle hevigheid woedt. Mijn bijdrage aan het debat is dat die beeldenstorm nieuwe vertekeningen veroorzaakt. Ik geef een voorbeeld: kort na de eerste Zwarte Zondag op 24 november 1991 suggereerde Lode Wils in zijn Van Clovis tot Happart dat de vreemdelingenhaat van het Vlaams Blok in wezen teruggaat op Conscience. De schrijver van De leeuw van Vlaenderen zou met zijn teksten de Vlaming onuitroeibare racistische opvattingen hebben aangepraat. Het is een stelling die nauwelijks werd gecontesteerd en voortdurend opduikt, ook bij mensen die beter zouden moeten weten. In een interview bracht historica Sophie De Schaepdrijver onlangs de antimigratiegevoelens van vandaag zonder blikken of blozen in verband met Conscience. Nu ben ik Conscience systematisch aan het herlezen, onder meer om te onderzoeken wat hij nu precies over de vreemde of de andere schrijft.
De héle Conscience staat haaks op het gedachtegoed van een figuur als Dries Van Langenhove.
En?
Absillis: De waarheid is een stuk complexer. Neem Jacob Van Artevelde, Consciences grote historische roman uit 1849. Daarin beschrijft hij de economische bloei van Gent onder Artevelde, en hoe die bloei migratie met zich meebrengt. Maar de aanwezigheid van de Ander wordt helemaal niet beschreven als een bedreiging. Zo is er een scène waarin de held in een Gentse kroeg een zwarte Afrikaan omhelst en zoent. De aanwezigheid van deze vreemde is voor hem het bewijs dat Gent er weer bovenop is. Hij roept letterlijk: ‘In het vrije Gent zijn alle menschen broeders; wit of zwart, het doet er niets toe!’ Natuurlijk wordt die Afrikaan door Conscience ook stereotiep beschreven – hij lijkt bijvoorbeeld verdacht veel op Zwarte Piet – maar dit soort teksten kun je toch bezwaarlijk als racistisch beschouwen. De héle Conscience staat haaks op het gedachtegoed van een figuur als Dries Van Langenhove. Dat zijn Schild & Vrienden Conscience voor hun zaak misbruiken, is nog tot daar aan toe. Maar dat historici dat allemaal zomaar laten passeren en er zelfs nog een schepje bovenop doen door Conscience daadwerkelijk als de vader van het Vlaamse racisme voor te stellen, is oneerlijk en kortzichtig.
Mogelijk herkent Dries Van Langenhove zich in die Vlaamse mythomanie?
Absillis: Misschien moeten we ons durven af te vragen of er wel van blinde mythomanie sprake was in de 19e eeuw. Er moet een reden geweest zijn waarom zijn lezers zich door Consciences verhalen aangesproken voelden. Ik geloof niet dat lezers van De Leeuw van Vlaenderen in 1838 plots dachten: maar allez, ik ben dus Vlaming, voortaan ga ik zoals mijn voorvaderen Jan Breydel en Pieter Deconinck met de goedendag in de hand mijn erf verdedigen . Wie dat gelooft, overschat de impact van maatschappelijke elites en onderschat ‘gewone’ mensen. Die kun je heus niet zomaar om het even wat wijsmaken.
Er was volgens u dus al een Vlaams identiteitsbesef voor Conscience?
Absillis: We moeten in ieder geval met een betere verklaring komen voor het snelle succes van zijn verhalen. Waarom waren zijn romans zo geloofwaardig, wat was er zo herkenbaar aan? Die vraag hebben we de laatste dertig jaar veel te weinig gesteld. Historici hebben de Vlaams-nationale mythe doorgeprikt met de mantra dat ze verzonnen was door een intellectuele elite die in het vroege België weinig carrièremogelijkheden zag, en er dus baat bij had om een Nederlandstalig middenveld te creëren. Conscience drijft in deze visie boven als een opportunist die vooral uit was op materieel voordeel. Het is op zijn zachtst gezegd allemaal bijzonder eenzijdig. Die eenzijdigheid keert overigens terug in de manier waarop nogal wat Vlaamse intellectuelen naar De Wever kijken. Zijn verhaal over Vlaamse identiteit wordt ook vaak weggezet als geleuter om zo veel mogelijk macht te verwerven. Maar stel je eens voor dat zijn idealen oprecht zijn? Die mogelijkheid moet je toch openhouden? Uiteindelijk is het ook een kwestie van ethiek. Ik vind dat je een politiek andersdenkende principieel het voordeel van de twijfel dient te gunnen en waar mogelijk moet uitgaan van de goede bedoeling van je opponent. Misschien is dat naïef, maar laat dat dan een compensatie zijn voor de cynische intentieprocessen waarmee we om de oren worden geslagen.
Ook in het racismedebat moeten we niet automatisch uitgaan van de slechtste bedoelingen van een tegenstander.
Waarom is het thema Vlaamse identiteit vandaag een links-rechtskwestie?
Absillis: Dat is kort gezegd iets van na de Tweede Wereldoorlog. De collaboratie van een deel van de Vlaamse Beweging met nazi-Duitsland heeft een smet geworpen op de Vlaamse natiewording. Daar komt bij dat de Vlaming vanaf de jaren 1960 voor links zijn geloofwaardigheid als ‘slachtoffer’ definitief verloor. We hebben het er vandaag niet vaak meer over, maar in de 19e eeuw werden Nederlandstaligen in België geconfronteerd met discriminatie en met soms grote armoede en achterstelling. Er waren in België bijvoorbeeld vijf keer meer Nederlandstalige analfabeten dan Franstalige analfabeten. En dan waren er Belgische wetenschappers die met schedelmetingen meenden te kunnen aantonen dat die grote ongeletterdheid niet het gevolg was van sociale factoren, maar van de biologische degeneratie van de Vlaming. Racisme van de ergste soort. Het is geen toeval dat de Vlaming zich destijds niet alleen met de door de Britten onderdrukte Ieren vergeleek, maar ook met de Congolezen en zelfs met de zwarte slaven in Amerika. Toen de Vlaming na de Tweede Wereldoorlog rijk werd, verburgerlijkte en zelfs een eigen Vlaamse deelstaat kreeg, viel het oude verhaal niet langer vol te houden.
‘Rechts heeft een vijand nodig, links een slachtoffer’, zoals N-VA-woordvoerder Joachim Pohlmann ooit zei?
Absillis: Dat klopt niet helemaal. Ik denk juist dat rechts het oude slachtofferparadigma nooit verlaten heeft. De Vlaming wordt nu alleen bedreigd door Waalse geldverspilling terwijl migratie de Vlaamse identiteit aanvreet – van Zwarte Piet tot de kerststal. Daartegenover staan linkse partijen die de Vlaming niet meer zo gemakkelijk als slachtoffer aanspreken, maar vaak juist als een deel van het probleem – of het nu racisme of milieuverloedering is. Als de N-VA beweert dat racisme ‘relatief’ is, dan wil ze vooral zeggen dat ze de vooroordelen van de Vlaming begrijpt en de morele betweterij van links verwerpt. Daar heeft links nog altijd geen antwoord op gevonden. In een boutade: links spreekt de Vlaming aan als racist, rechts als slachtoffer.
In uw kerstessay voor De Morgen schreef u in 2012 dat links geen culturele of morele antwoorden moet geven op het rechtse Vlaams-nationalisme, maar politieke. Wat bedoelt u?
Absillis: Ik vond toen dat links ermee moest ophouden de rechtse kiezer systematisch weg te zetten als geborneerde racist of een cultuurbarbaar uit Fermettegem. Daarnaast vond ik ook dat het gevaarlijk is de constructie van een nationale identiteit helemaal aan rechts over te laten. Of we dat nu leuk vinden of niet, maar nationalisme en de huidige moderne democratie zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Je moet je als politicus dus ook kunnen richten tot een collectief. Als je dat collectief ontkent, maak je het erg moeilijk voor jezelf. Het alternatief is natuurlijk om te investeren in een concurrerend collectief, een Belgische identiteit bijvoorbeeld. Maar daar voelen ook maar weinigen zich toe geroepen. Trouwens, zelfs linkse Belgischgezinden zouden nog veel kunnen putten uit een Vlaamse canon. Conscience was zoals bekend een fervent belgicist en tal van belangrijke teksten uit de Vlaamse Beweging betreuren hoe het landelijke Vlaanderen verdwijnt. Ze anticiperen op de milieubeweging.
De ”t Zijn weiden als wiegende zeeën, die groeien langs stroom en rivier – hier vredige dorpjes, daar steden”, ‘ uit de startnota, bijvoorbeeld?
Absillis: Precies. Waarom blaas je dan de betonstop af, beste N-VA? (lacht) Op zulke inconsequenties zou ik vaker wijzen. Ik weet wel: dat is een intellectueel debat, daar win je geen verkiezingen mee. Maar het is beter dan de manier waarop we nu debatteren. De afgelopen dertig jaar is er, naar mijn gevoel, ik heb dit nog niet onderzocht, iets verschoven. Slachtofferschap en het bijbehorende spreekrecht zijn ongelofelijke sterk gaan wegen op hoe we aan politiek doen en hoe we erover debatteren. Een argument staat of valt met de mate waarin een spreker slachtofferschap kan opeisen.
De Wever is de afgelopen tien jaar steeds meer gaan lijken op de karikatuur die men in het verleden wellicht onterecht van hem maakte.
Geeft u eens een voorbeeld.
Absillis: Het racismedebat. Vroeger was racisme zeer eng gedefinieerd: op basis van raciale stereotyperingen de inferioriteit of superioriteit van het ene ras tegenover het andere bewijzen. Ondertussen is het begrip sterk opgerekt en omvat het ook allerlei latente vormen van racisme. Het is belangrijk om ook vormen van institutionele en structurele discriminatie te bestrijden, maar het risico op intentieprocessen is reëel – ‘je zegt het niet racistisch, maar het is wel zo bedoeld’, dat soort redeneringen. Ondertussen zijn we zover dat sommigen vinden dat racisme enkel nog kan worden herkend door wie er het slachtoffer van is. Opnieuw draait het er dus om of je slachtoffer genoeg bent. Los van al mijn morele sympathie met wie onderdrukt is en los van mijn heilige overtuiging dat we discriminatie keihard moeten aanpakken: dat is geen weg die ik wil inslaan. Men moet stoppen, aan beide kanten van het spectrum, met focussen op de identiteit of de geloofwaardigheid van de spreker als slachtoffer. Het moet weer meer over de argumenten gaan. Ook in het racismedebat moeten we niet automatisch uitgaan van de slechtste bedoelingen van een tegenstander.
De Wever heeft u eens instemmend geciteerd in een column…
Absillis: (onderbreekt) Ja, en daar krijg je dus problemen mee, hè. (lacht) Net zoals met dit interview, wellicht. En dat is zonde. Maar ik wil mijn mond niet houden omdat wat ik zeg gebruikt kan worden door een tegenstander. Deugdpronkerij – het uitschreeuwen onder gelijkgestemden hoe verwerpelijk je de ander vindt – zegt me weinig. Het is toch interessanter om je eigen premissen ter discussie te stellen? Zeker van academici en kunstenaars zou je overigens verwachten dat ze daartoe in staat zijn. Het debat verarmt naarmate tussenposities verdwijnen. Dat is zonde, want ook bij de N-VA zitten bijvoorbeeld nog steeds ecologisten en pacifisten. Dat is het tragische van de figuur De Wever: hij is de afgelopen tien jaar steeds meer gaan lijken op de karikatuur die men in het verleden wellicht onterecht van hem maakte.
Hadden die karikaturisten dan tien jaar te vroeg gelijk, of zijn De Wever en zijn N-VA gaandeweg geradicaliseerd?
Absillis: Dat is een vraag die ik me ook geregeld stel. (denkt na) De overwinning van de N-VA in 2012 bij de gemeenteraadsverkiezingen was een kantelpunt, denk ik. Toen kon het nog meerdere kanten op. Ik dacht dat De Wever een bocht zou inzetten, maar achteraf bekeken heeft hij alleen maar meer tweedracht gezaaid. Het begon al met de optocht naar het stadhuis en de kreet ”t Stad is van ons!’. Het is er sindsdien niet op verbeterd.
Wat bedoelt u?
Absillis: Neem De Wevers uitlatingen over die ‘bakfiets-Vlaming’. Objectief bekeken gaat het hier om mensen die hun best doen voor de luchtkwaliteit in zijn stad en ervoor zorgen dat anderen – wellicht De Wevers kiezers – minder lang in de file staan. Er is ook niets intrinsieks on-Vlaams aan fietsen, toch? Om zo onnodig te polariseren, moet je door het debat behoorlijk verziekt zijn. Het punt is echter vooral: als de N-VA ooit de Vlaamse onafhankelijkheid afdwingt, wat gaat ze dan doen met al die ‘bakfiets-Vlamingen’ en Vlaamse culturo’s? Bij de gemeenteraadsverkiezingen van vorig jaar zei De Wever dat hij de oorlog met links moe was. Een zeldzame en vooral weinig geloofwaardige poging om alsnog zijn Vlaamse natie inclusiever voor te stellen.
U bestudeert al een tijd de cultuurstrijden in Vlaanderen. Weet u ondertussen hoe zo’n culture war te winnen?
Absillis: Helaas niet. Oppervlakkig beschouwd lijkt rechts er vaak beter uit te komen. Maar het is veel genuanceerder dan dat. Kijk naar de eerste schoolstrijd in België, van 1878 tot 1884. Toen viel de liberale regering van Walthère Frère-Orban de katholieke hegemonie in het onderwijs aan. Wat was het gevolg? 30 jaar katholieke meerderheden. Maar heeft de overwinning van conservatief rechts de secularisering van het onderwijs op langere termijn tegengehouden? Absoluut niet. Er zijn nog voorbeelden, zoals de verkiezingsoverwinning van Charles De Gaulle na mei 1968 of die van Richard Nixon na de anti-Vietnamprotesten. Het electorale gewin is vaak voor rechts, maar dat stopt lang niet noodzakelijk de rijping van de geesten. Dat is het bizarre aan die cultuuroorlog. De ideeën veranderen, maar zij die de nieuwe ideeën het eerst verspreiden, worden er electoraal zelden voor beloond.
Kevin Absillis p>
-1980: geboren in Duffel p>
-1998-2003: studeert Germaanse taal- en letterkunde en internationale politiek aan de Universiteit Antwerpen p>
-2008: doctoreert op een geschiedenis van uitgeverij Manteau p>
-Sinds 2010: docent moderne Nederlandstalige letterkunde en algemene literatuurwetenschappen, sinds 2018 hoofddocent p>
-Sinds 2013 leidt hij het Hugo Clauscentrum (UAntwerpen) p>
– Publiceert onder meer Vechten tegen de bierkaai. Over het uitgevershuis van Angèle Manteau (1932-1970) (2009), De manke usurpator. Over Verkavelingsvlaams (2012), De grote onleesbare. Hendrik Conscience herdacht (2016) en enkele opgemerkte artikelen over Vlaamse natiewording in het tijdschrift Wetenschappelijke tijdingen. p>
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier