Vlaamse boeren zijn de wanhoop nabij: ‘Er gebeuren gezinsdrama’s’
Uit de Vlaamse landbouwsector komen wanhoopskreten. Steeds meer boeren zien het niet meer zitten. De overlevers proberen te redden wat er te redden valt. Knack ging op bezoek bij enkele boeren die hard hun best doen om het hoofd boven water te houden.
Vlaamse boerenfamilies moeten wel echt op hun tandvlees lopen als ze contact zoeken met Knack om steun te vragen. ‘De overheid kan of wil ons niet helpen’, schreef ‘een wanhopige varkensboerin’. ‘De Boerenbond, die normaal voor ons moet opkomen, doet dat niet of onvoldoende. Mentaal en financieel houden wij het niet langer vol.’
In een andere, lange e-mail klonk het dat ‘vrouwen in landbouwbedrijven zwaar onder druk staan. Ze slagen er niet meer in om voor hun gezin te zorgen, en ze zijn bang dat hun man een wanhoopsdaad zal begaan en zij helemaal in de kou zullen staan – er zijn al zelfmoorden geweest in de sector. De vrouwen stellen zich meer dan de mannen vragen bij de aanpak van de Boerenbond onder het voorzitterschap van iron lady Sonja De Becker. De boeren zijn nu vaak een slachtoffer, omdat ze niet de keuze of de kennis hadden en voortgingen op de adviezen van de Boerenbond en consorten, waarvan ze dachten dat ze onpartijdig waren en in het belang van de boeren werkten. De Boerenbond zou beter toegeven dat er fouten werden gemaakt en fondsen vrijmaken voor een warme sanering.’ Een warme sanering betekent: boeren uitkopen tegen de marktprijs om te stoppen. De Boerenbond zit op een vermogen van meer dan 4,3 miljard euro.
Sommige varkenshouders vragen aan hun kinderen om hun studie uit te stellen en te gaan werken, omdat ze het anders niet redden.
Uit een lezersbrief aan Knack
Van sommige berichten droop de uitzichtloosheid: ‘Er gebeuren gezinsdrama’s. Er zijn varkenshoudsters die aanschuiven aan de Voedselbank. Er zijn ouders die hun kinderen vragen hun studie uit te stellen en te gaan werken, omdat ze niet zien hoe ze anders overeind kunnen blijven.’
Economische zelfmoord
Enkele vrouwen raadden ons aan om varkenshoudster Mieke Verniest van de Zwalmbeekhoeve in de Vlaamse Ardennen op te zoeken. Samen met haar man, Luc De Reu, runt ze een varkensbedrijf met 200 zeugen en een hoevewinkel. Het was de bedoeling dat een van de wanhopige schrijfsters met ons mee zou gaan, maar uiteindelijk wilde ze niet publiek gaan met haar ellende. Het was snel duidelijk waarom Verniest als ‘aanspreekpunt’ werd aangeduid. Ze straalt optimisme en strijdvaardigheid uit, tegenwoordig een zeldzaamheid in de sector. Maar ook zij waarschuwt: ‘Het is tien over twaalf in onze sector. Het is echt dramatisch. Veel mensen weten niet meer hoe ze zich hier nog uit kunnen redden.’
Verniest en De Reu houden met hun bedrijf noodgedwongen een slag om de arm. Ze zouden moeten investeren in een nieuwe stal met extra milieubeschermende maatregelen en een vrije uitloop voor hun varkens, maar in de huidige context met zijn belachelijk lage prijzen voor varkensvlees en zijn steeds hogere bedrijfskosten zou dat economische zelfmoord zijn. Dus houden ze de boot af. ‘We blijven rondjes draaien op een rotonde en weten niet wanneer we het best welke afslag zouden nemen’, zegt Verniest.
Het koppel zet in op een dubbele activiteit: ‘gewone’ varkens voor het klassieke vleescircuit met tussenhandelaars, en speciale ‘Vlaamse Ardennen’-varkens met extra smakelijk vlees voor verkoop in de eigen hoevewinkel. De laatste activiteit loopt goed, de eerste sputtert. ‘We proberen zo veel mogelijk zelf te doen om op de kosten te besparen’, zegt Verniest. ‘Maar zelfs dan komen we er financieel niet uit. We kunnen niet blijven opboksen tegen de dumpprijzen voor varkensvlees op de markt.’
Ze beschrijft absurde situaties als gevolg van wat verbloemend ‘de vrije markt’ heet. ‘Een deel van ons varkensvlees gaat naar Spanje, waar het een tijdje blijft hangen en vervolgens terugkomt, vermomd als “parmaham”. Dat kan, omdat Europa de vrije markt de vrije hand laat. Europa heeft de varkenssector in Spanje ook zwaar gesubsidieerd, zodat de productie er in korte tijd verdubbeld is. Maar wij zijn er het slachtoffer van, want er komen nu tonnen spotgoedkoop Spaans varkensvlees op de Belgische markt. Mensen willen in de supermarkt zo weinig mogelijk betalen voor hun vlees, waardoor wij er niet van kunnen leven. Het is uitzichtloos, zeker nu mensen ook de hogere prijzen voor energie en voeding beginnen te voelen en nog meer op hun uitgaven gaan letten.’
Verniest begrijpt dat laatste wel, maar het belet niet dat de prijszetting rampzalig is voor haar sector. Zeker omdat er in Vlaanderen veel meer regelgeving rond milieu en dierenwelzijn is dan in Zuid- of Oost-Europa. Bovendien zien boerenkinderen hoe moeilijk hun ouders het hebben en twijfelen ze of ze de boerderij later wel zullen overnemen. Een boerderij verkopen is sowieso een zware verliespost: wie wil er nog een vrij oud landbouwbedrijf overnemen zonder uitzicht op een leefbare toekomst? ‘Wij hebben een dochter die de liefde voor de dieren en de varkensstiel in zich heeft’, zegt Verniest. ‘Maar ik durf vandaag zelfs niet meer te hopen dat zij er later nog een leefbaar bestaan voor haar gezin uit zal kunnen puren. Ook dat weegt op ons, als ouders en als boeren in hart en nieren.’
Wispelturige overheid
Er kwam ook een lange mail binnen van melkveehouder Thomas Linssen uit het Limburgse Kinrooi. Hij is net veertig geworden en worstelt naar eigen zeggen met een midlifecrisis. Die manifesteert zich vooral in de prangende kwestie dat hij het roer van zijn bedrijfsvoering wil omgooien richting biolandbouw. Maar hij aarzelt, omdat hij muurvast zit in hoe hij zijn bedrijf heeft opgebouwd. Hij heeft zo’n duizend koeien, waarvan er elke dag vijf- tot zeshonderd gemolken worden. Zijn bedrijf is een ‘moeilijk manoeuvreerbare olietanker’ geworden. Hij kwam vast te zitten in het klassieke landbouwsysteem van altijd maar groter te moeten worden om rendabel te blijven.
‘Toen ik als boer begon was de boodschap vanuit de maatschappij zo veel mogelijk goedkoop voedsel produceren’, vertelt Linssen. ‘Ik had een opleiding biologische landbouw achter de rug, maar door de wispelturigheid van de overheid was bio niet zo vanzelfsprekend om te realiseren. Sinds 2020 ben ik stilletjes van gedacht aan het veranderen. Ik blijf wel trots op de watertjes die ik doorzwommen heb. Het was een strijd om boer te worden, maar het is een nog grotere strijd om boer te blijven. Ik sta nu in een moeilijke spagaat. Hoe kan ik tegelijk de bank betalen, mijn gezin onderhouden en voor meer biodiversiteit zorgen? Hoe kunnen boeren die tot over hun oren in de schulden zitten, toch de olietanker die hun bedrijf is van richting veranderen?’
We spraken met Linssen af om naar de boerderij van biologische melkveehouders Philip Sinnaeve en Lien Debergh in het West-Vlaamse Keiem te gaan. Het is een schoolvoorbeeld van wat in de sector een ‘mooi’ bedrijf heet, zowel qua bedrijfsvoering als qua landschappelijk uitzicht. Het koppel trouwde en bundelde de krachten: de boerderij van Sinnaeves vader werd in twee jaar tijd, en met een zwaar financieel risico, omgebouwd tot een biologisch melkveebedrijf, waar Deberghs familie ervaring mee had. Zo’n 200 melkkoeien staan in een ruime, open stal. In de zomer lopen ze buiten op voedselrijke grasklaverweiden. De melk gaat voor de helft naar de biologische kaasmakerij Keiemse Kazen van Deberghs broer, de andere helft is voor de grotere speler Pur Natur. De opvolging lijkt verzekerd, want zoon Lukas is al in de bedrijfsvoering gestapt.
De gesprekken tussen Linssen en het koppel gingen in eerste instantie over grond: grond om de koeien te laten lopen en grond voor de teelt van voedergewassen, want dat gebeurt zo veel mogelijk op de boerderij zelf om zo weinig mogelijk afhankelijk te zijn van voederbedrijven met hun peperdure krachtvoer. Grond is een schaars goed geworden in Vlaanderen, zodat boeren – als ze er al vinden – steeds verder moeten om hun akkers te bewerken en dieren te laten grazen.
De gesprekken gingen over de teelten voor het voeder (een mengsel van gras en stengels van klaver, aangevuld met voedererwten, veldbonen en af en toe wat wortelpulp als krachtvoer) en over de organisatie van de stal met zijn ligboxen, melkmachines en automatische mestruimers. Sinnaeve is geen boer van het geitenwollensokkentype. ‘Het is een misverstand dat bio betekent dat je technologie afzweert’, zegt hij. De enige mest die het koppel uitrijdt, is mest van de eigen koeien, in het voorjaar, voor de teelten de kop opsteken. Nadien moeten de planten het zelf zien te doen, zonder extra mest, laat staan kunstmest.
Onwil van de consument
Finaal kwamen de gesprekken – het kan niet anders in de landbouwsector – uit bij de melkprijs. De prijs voor de melk van Linssens koeien is extreem hoog geworden, vooral door de stijgende energie- en voederkosten, waardoor het voor zijn inkomen bijna geen verschil maakt. De prijs voor biomelk blijft daarentegen hangen, volgens Sinnaeve vooral als gevolg van een overaanbod aan biomelk op de Europese markt, met name in Frankrijk. Zelfs een goed draaiende boerderij in een hippe sector komt onder druk van de vrije markt. ‘De overheid zet sterk in op bio, maar de markt moet natuurlijk wel volgen’, stelt Sinnaeve. ‘Uiteindelijk is het de consument die bepaalt hoeveel wij voor onze producten krijgen. En de consument zit vandaag in het defensief, omdat het leven duurder wordt.’
De wrevel over de onwil van de consument om wat meer te betalen voor zijn voeding, zodat boeren een leefbaar bestaan kunnen behouden, is voelbaar. ‘Mensen zijn jammer genoeg zelden consequent als consument’, ondervond Linssen. ‘Ze zijn wereldverbeteraar op café en op het kerstfeest van de familie, maar niet als ze met hun winkelkar in een supermarkt rondrijden. De laatste tijd heb ik de biologische sector grondig bekeken om een eventuele overstap voor te bereiden. Ik zie dezelfde tendens als in de klassieke landbouw: het moet almaar groter worden om rendabel te blijven. Het is zo’n ijzeren wet geworden dat er amper aan te ontsnappen valt als je een gezin moet onderhouden. Hoewel ik zelf ervoer dat ik geen betere omstandigheden voor mijn gezin kreeg door te groeien, als gevolg van onder meer de kosten van schuldaflossing en mestverwerking.’
Sinnaeve en Debergh zijn wel op de rem gaan staan. Als ze een grotere stal zouden bouwen, zouden ze extra kosten krijgen voor luchtwassers en andere milieumaatregelen. Ze houden hun hart vast voor het stikstofdossier dat boven hun sector hangt. Een grote open stal zou dan een probleem kunnen worden, koeien op weilanden laten lopen eveneens. ‘De biosector moet altijd maar lief en schattig zijn,’ mort Sinnaeve, ‘maar ook voor ons worden de eisen almaar lastiger om te volgen.’
Het bezoek eindigde aan een lange keukentafel met uitzicht op de landerijen. ‘Er komt nooit een stal voor het raam, want we houden van het uitzicht’, zegt Sinnaeve. In de achtergrond staat een groot computerscherm tussen stapels paperassen. ‘De boekhouding voor een boer wordt een bezigheid op zich’, stelt Debergh. Maar op de tafel komen kaasproducten van de melk van het koppel en appelsappen van een bioboer die Linssen vergezelde. De trots voor de streekproducten is groot, en terecht, want ze zijn heerlijk. ‘Ondanks de vele problemen en de kritiek vanuit de samenleving op de boeren zijn we als familie best tevreden met ons leven’, besluit Sinnaeve. ‘Het is en blijft een mooie stiel.’
Thomas Linssen kent het gevoel: ‘Ik word geregeld uitgescholden als boer, zeker als “megaboer”. Ik ben onder de indruk van de boerderij van Philip en Lien, maar als ik het zo zie, vrees ik dat ik het momenteel financieel niet aankan om de overstap naar bio te maken. Uiteindelijk blijf je gebonden aan de lasten die je meezeult. Een boer houdt van zijn vrijheid, maar wat betekent dat nog als je met handen en voeten aan andere spelers gebonden bent? Officieel ben je baas op je bedrijf, maar elke dag komen er mensen over de vloer die zeggen wat je moet doen. Om bioboer te worden zou ik ook twee keer meer grond nodig hebben, en ik weet echt niet waar ik die moet vinden. Ik vrees dat mijn droom nog een tijd een droom zal blijven.’
De stekker eruit
Ten huize van varkenshoudster Mieke Verniest wordt ook nagedacht over de toekomst. ‘Wij willen dringend weten waar we aan toe zijn’, zegt ze. ‘De onzekerheid mag niet lang meer duren, of onze sector krijgt de genadeslag. Veel mensen willen vandaag niet meer dan 32 uur per week werken, maar dat verzetten wij in amper twee dagen. We werken zeven dagen per week, we zijn altijd bezig. Toch worden we geregeld als uitschot uitgespuwd door de maatschappij. Gelukkig krijgen we in de winkel veel erkenning van onze klanten. Het is onze voornaamste motivatie om ervoor te blijven gaan.’
Ze pleit nadrukkelijk voor de mogelijkheid om thuis varkens te kunnen slachten. Nu hangt ze daarvoor af van steeds grotere slachthuizen die steeds verder weg liggen en steeds meer kosten. ‘Dan zouden we helemaal in de korte keten kunnen werken, en zouden we in combinatie met een hoevewinkel met een klein aantal varkens kunnen overleven. De varkenskwekerij zou dan meer een hobby naast de winkel worden, maar het zou een mooi bedrijf blijven. In Duitsland en Frankrijk kan thuis slachten, zelfs in Wallonië is het mogelijk. In Nederland zijn er mobiele slachterijen. Maar in Vlaanderen kan het niet. Onbegrijpelijk. Onze politici willen niet ernstig nadenken over kleinschalige initiatieven, ondanks het feit dat ze voor een aantal mensen een groot verschil in leefbaarheid zouden maken. Ze blijven maar inzetten op grootschaligheid, al dan niet onder druk van sectorvertegenwoordigers die zelf veel belang hebben bij grootschaligheid.’
Als het echt niet anders kan, zullen Verniest en De Reu de stekker eruit trekken, hoe moeilijk dat psychologisch ook zou zijn. ‘In het slechtste geval stoppen we met de varkens, word ik fulltime slager en gaat mijn man iets anders doen. Vrachtwagenchauffeur of zo’, stelt Verniest. ‘Het is erg dat ik het moet zeggen, want wij houden van onze stiel. Maar als er nooit licht komt aan het einde van de tunnel, houden zelfs wij het niet vol. Het zou zo jammer zijn, zeker ook voor onze kinderen. Het is hartverscheurend.’
HULP IS TE DUUR
Een verdedigbare extrapolatie van Franse cijfers leert dat in Vlaanderen elk jaar zo’n 37 boeren zelfmoord plegen.
Het Instituut voor Landbouw-, Visserij- en Voedingsonderzoek (ILVO) publiceerde in 2020 een rapport over het mentale welzijn van onze boeren. Door het feit dat woon- en werkplaats, en dikwijls ook familie en bedrijf, niet los van elkaar staan, zijn zij extra gevoelig voor overlast. Mensen uit de sector lopen traditioneel ook niet te koop met hun gevoelens. De situatie is voor velen ondertussen zo ernstig dat ze zich zelfs geen professionele hulp meer kunnen veroorloven.
‘Hoewel er geen concrete cijfers zijn, weten we dat landbouwers een verhoogd risico op suïcide hebben’, zegt directeur Els Verté van de vzw Boeren op een Kruispunt, die boeren in nood probeert bij te staan. ‘We zien dat het aantal vragen om hulp stijgt. In 2019 waren het er 148, in 2021 232 en half februari van dit jaar zaten we al aan 48. Met het Vlaams Actieplan Suïcidepreventie III zullen zelfmoordcijfers wel concreet gemonitord worden.’
Vanwege de privacywetgeving is het onmogelijk om suïcidegegevens per beroepsgroep vrij te geven. ‘Mijn aanvoelen is wel dat we de Franse cijfers naar Vlaanderen kunnen extrapoleren door ze te delen door tien’, zegt een ingewijde, die liever anoniem blijft. ‘De meeste Franse landbouwgegevens zijn een factor 10 hoger dan de Vlaamse.’ In Frankrijk stappen jaarlijks zo’n 370 boeren uit het leven, wat dan voor Vlaanderen 37 per jaar zou betekenen. Het zelfmoordcijfer voor boeren ligt in Frankrijk 22 procent hoger dan het gemiddelde voor de bevolking.
‘Samen met de sector finaliseren we een actieplan rond welbevinden in de landbouw’, laat het kabinet van Vlaams landbouwminister Hilde Crevits (CD&V) weten. ‘We leggen de focus op drie grote inhoudelijke sporen: het wegwerken van barrières om hulp te vragen en te krijgen, het versterken van individuele vaardigheden van land- en tuinbouwers, en het aanpakken van stressfactoren. Daarnaast is het uiteraard belangrijk dat onze landbouwers meer kunnen verdienen. Het zou ook helpen mochten ze respect krijgen. Ons dagelijks voedsel is kwalitatief heel hoogstaand, dankzij hen.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier