Maarten Boudry
‘Verwijzen naar publicatiedruk is een flauwe manier om persoonlijke verantwoordelijkheid te ontlopen’
‘Het enige alternatief is de absurde loopwedstrijd van de Dodo in Alice in Wonderland, waarbij iedereen wint en iedereen een prijs krijgt’, zegt Maarten Boudry over de publicatiedruk voor academici. ‘Niet elke doctor kan professor worden, en niet elk onderzoek verdient erkenning.’
Gaan academici gebukt onder een ongezonde ‘publicatiedruk’? Die bezorgdheid was weer te horen naar aanleiding van het dossier in De Morgen over neptijdschriften. Wetenschappers zouden in bedenkelijke tijdschriften publiceren omdat ze wanhopig zijn om een extra lijntje op hun CV te kunnen zetten. Een gelijkaardige redenering hoor je vaak over wetenschapsfraude: mensen als Diederik Stapel zouden data vervalst hebben omdat ze nu eenmaal leven in een systeem waarin je moet ‘publiceren of verdwijnen’. Dat klopt niet.
Verwijzen naar publicatiedruk is een flauwe manier om persoonlijke verantwoordelijkheid te ontlopen.
De link tussen publicatiedruk en wanprakijken is ten eerste zeer twijfelachtig. Een academisch curriculum is niet gewoon een waslijstje: enkel de publicaties in erkende tijdschriften wegen echt door bij sollicitaties, promoties en financiering van onderzoeksprojecten. Een academicus die denkt dat hij zijn CV kan opsmukken door tweeduizend euro te betalen aan een rooftijdschrift, zal bedrogen uitkomen. Ignaas Devisch heeft zijn positie aan de UGent heus niet gekregen met behulp van dat ene artikel van hem dat – per ongeluk – in zo’n neptijdschrift terecht kwam.
In het geval van wetenschapsfraude is de verwijzing naar publicatiedruk gewoon een flauwe manier om persoonlijke verantwoordelijkheid te ontlopen. Het is altijd makkelijker om de schuld op ‘het systeem’ te steken: er zijn immers tienduizenden wetenschappers die bloot staan aan dezelfde druk, en die toch niet in de verleiding komen om fraude te plegen.
Publicatiedruk en competitiviteit zijn helemaal niet schadelijk, maar zelfs wenselijk.
Een meer fundamenteel punt is dat publicatiedruk en competitiviteit helemaal niet schadelijk, maar zelfs wenselijk zijn. Wat nu ‘neoliberaal’ wordt genoemd, is inherent aan het wetenschapsbedrijf. Niet elke student kan een doctoraatstitel behalen, niet elke doctor kan professor worden, en niet elk onderzoek verdient erkenning. De hele wetenschappelijke methode is een eindeloze selectieronde van ideeën en hypothesen. Sommige onderzoeken zijn briljant en innovatief, andere – wellicht de grote meerderheid – zijn middelmatig en zullen als een steen zinken.
Om de schifting tussen goede en slechte ideeën te maken, heeft de academische wereld verschillende mechanismen bedacht: blinde collegiale toetsing, rangschikking van tijdschriften in databases, toekenning van impactfactoren, metingen van het aantal citaties per artikel. Natuurlijk zijn die maatstaven niet perfect. Soms glippen er slechte artikelen door de mazen van het net, en soms worden briljante artikelen onterecht geweerd of komen ze in middelmatige tijdschriften terecht, maar je moet nu eenmaal ergens beginnen. Het enige alternatief is de absurde loopwedstrijd van de dodo in Alice in Wonderland, waarbij iedereen wint en iedereen een prijs krijgt.
Een academisch curriculum is niet gewoon een waslijstje.
Maar is wetenschap dan geen zuivere intellectuele activiteit, ver verheven boven kleinmenselijk gedrag als competitiedrang en rivaliteit? Neen, dat is een illusie. De dorst naar kennis omwille van de kennis is een nobel streven, maar vaak wegen andere drijfveren zwaarder door. Het verlangen om erkend te worden door vakgenoten, of een prijs in de wacht te slepen, of zelfs om een rivaal de loef af te steken, is vaak even belangrijk als het verlangen naar kennis om de kennis.
Het mooie aan de wetenschap is dat ze deze menselijke neigingen aanwendt om iets te bereiken waar we allemaal beter van worden: betrouwbare kennis over de wereld. Dat gebeurt door heldere spelregels te bepalen en de winnaars eerlijk te belonen. Dat is ook de reden waarom fraude in wetenschap zo genadeloos wordt afgestraft: iemand die onderzoeksdata fingeert, speelt vals en probeert een bocht af te snijden richting roem.
Natuurlijk bevat elke beoordelingssysteem tekortkomingen. Slimme academici hebben na verloop van tijd door welke tijdschriften nogal coulant zijn in hun selectie, ondanks hun hoge rangschikking, en zullen vervolgens proberen om hun middelmatige artikels daar te slijten. Daarom is het best redelijk om het huidige beoordelingssysteem te blijven aanpassen en verfijnen.
Als we willen dat wetenschap vooruitschrijdt, moeten we de juiste prikkels geven om de knapste koppen te belonen.
Als we bijvoorbeeld vaststellen dat de focus op A1-tijdschriften leidt tot hoge kwantiteit ten nadele van de kwaliteit, dan moeten we onderzoekers meer op het soortelijk gewicht van hun publicaties afrekenen. Dat kan, door het aantal citaties te tellen, of door enkel met toptijdschriften rekening te houden. Een andere mogelijkheid is om onderzoekers minder snel op onmiddellijke resultaten af te rekenen, en hen meer de tijd gunnen om aan langetermijnprojecten te werken. Maar dat zal de ‘publicatiedruk’ enkel verschuiven, niet wegnemen.
Het geklaag over ‘publicatiedruk’ an sich begint in ieder geval soms op aanstellerij te lijken. Academici moeten niet vergeten dat ze verantwoording verschuldigd zijn aan de belastingbetaler, zoals Stijn Baert recent terecht betoogde in De Standaard. Dat daar enige prestatiedruk mee gepaard gaat, is niet meer dan normaal. Als we willen dat wetenschap vooruitschrijdt, dan moeten we de juiste prikkels geven om de knapste koppen te belonen. En daar gaat onvermijdelijk een streng en soms genadeloos selectieproces aan vooraf.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier