Vervangen we examens straks door permanente evaluatie in het middelbaar?
Over permanente evaluaties – zonder examens, toetsen of punten – is veel te doen in het secundair onderwijs. In de praktijk loopt het niet zo’n vaart. ‘Permanente evaluatie levert juist méér cijfers op.’
Met de krokusvakantie daalt een bedrieglijke rust over de Vlaamse onderwijswereld neer. Achter de schermen zetten schoolteams zich schrap. Na de onderbreking barst de strijd om de inschrijvingen los. Scholen spelen al hun troeven uit om leerlingen en ouders te overtuigen. Het flexibele studieaanbod, de moderne accommodatie, het bewezen doorstroomsucces of, waarom niet, het bekroonde antipestbeleid. Steeds vaker zit ook het evaluatiesysteem in de marketingmix. Nogal wat middelbare scholen pakken uit met permanente evaluatie als methode om leervorderingen te meten. Het gaat om een containerbegrip dat zich lastig laat definiëren. Bij de minder goede verstaander roept het evenwel meteen een verwachting op: geen examens, geen rapporten met punten. Dat is niet erg accuraat, zo zal blijken.
Er komt veel administratie bij kijken, maar de voldoening is groot.
Kristien Lindemans kan er nog altijd om lachen. De regionale televisie had een ploeg uitgestuurd naar het Sint-Jozefsinstituut in Ternat, een aso-school die dertien jaar geleden het pad van de permanente evaluatie insloeg. ‘In het verslag zag je leerlingen juichen’, zegt ze. ‘”Joepie, we zijn verlost van de blok en de examens.” Dat heeft nogal wat stof doen opwaaien. Ineens stond het Sint-Jozef in de regio bekend als de school zonder examens.’ Nochtans liep het niet zo’n vaart.
Lindemans, die veertien jaar geleden begon als lerares Nederlands en Engels in de tweede en derde graad, heeft de transitie meegemaakt. ‘We zijn voor alle taalvakken op permanente evaluatie overgestapt’, legt ze uit. ‘Dat vergde om te beginnen een nieuwe didactiek. We zetten leerlingen zo veel mogelijk aan het werk tijdens de les. Ze geven presentaties, maken groepswerken, beluisteren en beoordelen elkaar, en al die elementen samen vormen de basis waarop ze permanent worden geëvalueerd. Een boekbespreking werd vroeger als huiswerk opgegeven. Zinloos, want ze plukken het kant-en-klaar van het internet. Laat hen die bespreking in de klas maken, dan zie je meteen wie zo’n opdracht zelfstandig tot een goed einde brengt en wie hulp nodig heeft om uit de startblokken te schieten. Zo’n aanpak was ondenkbaar onder het oude systeem, waar je leerlingen vooral moest klaarstomen voor het examen in december of juni.’
Voor Lindemans staat de meerwaarde van permanente evaluatie buiten kijf. ‘Examens zijn hogelijk willekeurig’, zegt ze. ‘Een goede of een slechte dag, dat kan het verschil maken tussen een tien of een buis. En wat zégt het ook als er voor Engels 67% op het rapport staat? Voor de ene is dat een puik resultaat, voor de andere ver beneden zijn mogelijkheden. De fixatie op zo’n cijfer zet leerlingen ertoe aan om zich alleen tijdens de blok in te spannen. Permanente evaluatie daarentegen is de optelsom van heel veel momentopnamen verspreid over het hele leertraject. Een project voor Nederlands dat vroeger op 50 punten stond, wordt opgesplitst: 20 punten voor de tussenstappen, 30 voor het eindresultaat. Veel efficiënter en objectiever om leerwinst te meten.’
Piekprestaties
Met een aversie voor cijfers of quoteringen heeft het dus niets te maken, permanente evaluatie genereert zelfs méér cijfers dan het aloude systeem met toetsen en examens. ‘We organiseren nog altijd GO’s, grote overhoringen’, zegt Lindemans. ‘En jawel, de zesdejaars moeten een mondeling examen afleggen. Het verschil zit in het gewicht dat we aan die GO’s en examens toekennen. Het mondelinge examen in het zesde weegt maar voor 20% in het jaartotaal door.’
Eén vooroordeel kan Lindemans alvast de wereld uit helpen: voor het gemak hoeven leerkrachten niet op permanente evaluatie over te schakelen. ‘Er komt veel administratie bij kijken. Alleen al de deadlines van de projecten bijhouden is een klus. Maar de voldoening is groot, ook leerlingen vinden het fijn dat ze veel feedback krijgen.’
Anders dan veel ouders denken, is er geen enkele wet die examens of toetsen verplicht. Het Vlaamse onderwijsdecreet laat de keuze voor deze of gene evaluatievorm over aan de schooldirecties. De netwerkorganisaties, zeg maar het katholiek onderwijs, het GO! en de koepel van het stedelijk en provinciaal onderwijs, respecteren die vrijheid. Mede daardoor valt moeilijk in te schatten hoe populair de permanente evaluatie in het secundair onderwijs is. Ook de Vlaamse onderwijsinspectie, die nochtans toeziet op de kwaliteit van de evaluatie, moet het antwoord schuldig blijven. Bij Schoolmakers, een onafhankelijk expertise- en vormingscentrum voor onderwijsinnovatie, spreken ze wel van een trend. ‘Pakweg tien jaar geleden stond het traditionele evaluatiesysteem niet ter discussie’, zegt Jan Royackers. ‘Alles stond in het teken van de examens. Wacht maar tot in december of juni, zo ging de redenering, dan wordt de wedstrijd gestreden. Daar is men van teruggekomen. Het besef groeit dat stapsgewijs evalueren veel interessanter is dan een piekprestatie meten. Vaak zien we dat scholen observeren maar niet echt evalueren. Dat is een te mijden valkuil, want permanente evaluatie vergt veel structuur. Organiseer spiraalvormige herhalingstoetsen waarbij teruggekoppeld wordt naar de kennis van de vorige toets. Kennisopbouw realiseer je niet door louter te memoriseren, maar door te herhalen, te oefenen en toe te passen. Een intelligent systeem spoort met de manier waarop het brein van leerlingen werkt.’
Over de bok
Vakken zoals wiskunde, wetenschappen en geschiedenis krijgen in het Sint-Jozefsinstituut als vanouds een examen. Geen toeval, want er zijn weinig scholen die permanente evaluatie bij alle vakken inzetten. De ware pioniers zijn overigens de leerkrachten lichamelijke opvoeding. De tijd dat een flukse sprong over de bok een fraai examencijfer opleverde, is al lang voorbij. Na LO volgden plastische en muzikale vorming, ook al vakken waarin het verwerven van artistieke competenties als proces wordt gemeten. Dat het systeem zich van daaruit naar taalvakken heeft uitgebreid, is volgens Maarten Penninckx, stafmedewerker kwaliteitsontwikkeling bij het katholieke onderwijsnetwerk, logisch. ‘Permanente evaluatie leent zich vooral voor vakken waarin vaardigheden zwaarder doorwegen dan kennis. Talen verwerf je vooral door spreken, schrijven en luisteren. Ook de opbouw is belangrijk. Bij talen moet je eerst a verwerven voordat je aan b kunt beginnen. In zo’n context werkt permanente evaluatie als een efficiënte vorm van informatieverwerving, zowel voor leerkrachten als leerlingen.’
Penninckx kan de trend beamen. Oké, de meeste vragen die ‘de Guimardstraat’ vanuit het veld bereiken, draaien rond de modernisering van het secundair onderwijs die op 1 september in de eerste graad van start gaat. Maar een betere evaluatie zit wel degelijk in de top vijf van brandende kwesties waarover Penninckx en zijn collega’s om advies wordt gevraagd. ‘Het besef leeft dat het traditionele systeem tekortschiet’, zegt hij. ‘Evalueren moet breder. Er moet meer naar leerlingen worden teruggekoppeld. Permanente evaluatie is niet enkel voor de leerling belangrijk, maar ook voor de leraar. Hij ziet hoever leerlingen staan, of er een stap terug moet worden gezet dan wel of er meer uitdaging of gerichte differentiatie nodig is. We helpen scholen met die transitie, maar we hameren er altijd op dat hun evaluatiebeleid coherent moet zijn, dat het moet passen binnen een didactische visie.’
Christel Moors, directrice van het atheneum in Bree, liet zich drie jaar geleden in het vakblad Klasse ontvallen dat ze, als ze kon, alle punten zou afschaffen. Zover is het nog niet, maar het schiet wel op. Moors, een absolute voortrekker inzake permanente evaluatie in het secundair, is in september nog een versnelling hoger geschakeld. Vanaf dit schooljaar zijn de rapporten dagelijks werk puntloos, in alle leerjaren van zowel bso als aso. Rapporten maken is geen cijfer- of bandwerk, drie tot vier pagina’s groeigerichte feedback op maat is de norm. Nieuw is dat in het eerste middelbaar in het vak Nederlands de focus ligt op het leerproces in plaats van het resultaat. ‘We hebben het leerplan in leerdoelen opgedeeld’, zegt Moors. ‘Eerst besteden we zeven weken aan het aanreiken van de bouwstenen die nodig zijn om de leerdoelen te bereiken. Die bouwstenen worden puntloos geëvalueerd. Aan elke bouwsteen koppelen we groeiacties. Daarna volgt een week van remediëren, verdiepen of verbreden, afhankelijk van op welk niveau de leerling de bouwstenen verwerkt heeft. Vervolgens werken de leerlingen aan de vooropgestelde leerdoelen in de vorm van een taaltaak die gequoteerd wordt. Die punten dienen om te meten waar de leerling in zijn leerproces staat. De laatste week volgt er een uitgebreide zelfreflectie en stellen we samen met de leerling een groeiplan op. Ook krijgt de leerling de kans om met de feedback op de taaltaak een opdracht te herkansen.’
Punten vervangen door smileys of bloemen, daar gruw ik van. Er is niets mis met percentages of medianen.
‘In september, bij de start van de modernisering, gaan we dat systeem in het eerste jaar over de hele breedte uitrollen. Het is de bedoeling om het mee te laten ‘opgroeien’, zodat binnen vijf jaar de hele school op dit systeem draait. Vanaf september gaan we bovendien vakken clusteren in twee domeinen, Taal & Cultuur en STEM. Leerkrachten gaan in coteams les geven, volgens mij de enige manier om de nieuwe en zeer hooggegrepen eindtermen te halen.’
Pijnlijke vergelijkingen
Een veelgehoorde kritiek: permanente evaluatie bereidt leerlingen onvoldoende voor op het hoger onderwijs, waar ze onvermijdelijk examens over grote pakketten leerstof op hun traject vinden. Het is de reden waarom heel wat scholen voor een hybride aanpak kiezen. Permanente evaluatie voor taalvakken, toetsen en examens voor zuivere kennisvakken zoals wiskunde en wetenschappen. Het doet Moors niet twijfelen aan haar revolutie. ‘Evalueren zonder punten betekent niet dat je de cognitieve lat laag legt. Integendeel, ons systeem verschaft leerlingen heel wat metacognitieve vaardigheden. Zelfsturing, zelfevaluatie: dat zijn grote troeven in het hoger onderwijs.’
Wouter Duyck, hoogleraar cognitieve psychologie in Gent en een kritische stem als het over onderwijsinnovatie gaat, loopt er niet warm voor. ‘Permanente evaluatie kan complementair werken’, zegt hij. ‘Helaas zien heel wat aso-scholen het als een alternatief voor het klassieke systeem. Niet toevallig zijn dat vaak progressieve scholen die inzetten op nieuwe methodes zoals projecten en groepswerk. Punten op rapporten vervangen door smileys of bloemen, daar gruw ik van. Er is niets mis met percentages of medianen. Dat zijn instrumenten waar zowel leerkrachten, leerlingen als ouders veel uit leren. Er is ook niets elitairs aan. Voor sommige leerlingen uit kansarme gezinnen is dat klassieke meetsysteem zelfs de enige motivator. Ja, punten nodigen uit tot vergelijken. Dat kan pijnlijk zijn, maar so what?! Later, in hun professionele leven, zullen die leerlingen ook met evaluaties worden geconfronteerd.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier