Bert Bultinck
‘Veertig dagen zonder onverschilligheid: wie houdt dat in godsnaam vol?’
Het Katholieke opinieblad Tertio wil de strijd aanbinden met onverschilligheid. ‘Het kan het zeker geen kwaad om empathie en solidariteit een duwtje in de rug te geven’, vindt Knack-hoofdredacteur Bert Bultinck. ‘Maar in deze categorische vorm lijkt het een taak die alleen voor Jezus Christus is weggelegd.’
Veertig dagen zonder onverschilligheid: dat is de laatste versie van de veertigdagenhype, na de dagen zonder vlees en de dagen zonder klagen. Het was redacteur Ludwig De Vocht van Tertio die het vorige week veeleer terloops voorstelde, eerder een los idee dan een campagne. Het katholieke opinieblad wil de strijd tegen de onverschilligheid op volle kracht aangaan. Zo keurt het onverschilligheid tegenover transmigranten en tegenover de oorlog in Jemen af, maar ook tegenover ‘de honger in de wereld’. Het moeilijke debat over de transmigranten in het Brusselse Maximiliaanpark wordt zo gereduceerd tot een ethisch appel. Veertig dagen zonder onverschilligheid is volgens Tertio de ‘meest ideale aanloop’ naar Pasen.
Veertig dagen zonder onverschilligheid: wie houdt dat in godsnaam vol?
Van Tertio, een klein maar zeer degelijk katholiek blad, mag je zo’n forse oproep verwachten. Hij is hartverwarmend, maar tegelijk ook problematisch. Niet alleen omdat de kalender al veel te vol zit met themadagen en actieweken. Binnenkort zullen bijvoorbeeld de week van de vrijwilliger, de dag van de logopedist, de internationale vrouwendag én de wereldnierdag om onze aandacht vechten. Veertig dagen zonder onverschilligheid is vooral problematisch omdat het voor een gewone sterveling een welhaast onmogelijke opdracht is. Wie onophoudelijk geraakt wordt door het leed van anderen, moet voortdurend naar adem happen. Nu kan het zeker geen kwaad om empathie en solidariteit een duwtje in de rug te geven – iedereen weet hoe guur het vandaag kan worden buiten, op straat, in het parlement, of op sociale media – maar in deze categorische vorm lijkt het een taak die alleen voor Jezus Christus is weggelegd.
Zoals de Gentse filosoof Ignaas Devisch het in zijn essay over ‘het empathisch teveel’ zegt: als we ons als individu op al het leed tegelijkertijd willen richten, dan dreigt ‘een soort van empathische burn-out’ en uiteindelijk de zelfdestructie. De andere optie is dat we ons terugtrekken onder de kerktoren, met een eigen-volk-eerstlogica. Als alternatief schuift hij solidariteit naar voren, kouder en formalistischer dan empathie, met haar regels en procedures en kleine letters, maar ook veel redelijker. Die solidariteit is begrensd: wetten, grondrechten of het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens helpen om de grenzen te trekken, bijvoorbeeld tussen vluchtelingen en economische migranten. Veertig dagen van solidariteit is al veel haalbaarder dan veertig dagen zonder onverschilligheid.
Meer nog: het al te zwaar benadrukken van grenzeloze ethische plichten zou weleens tot ongewenste effecten kunnen leiden. Wie voortdurend te horen krijgt dat hij niet juist leeft, of niet genoeg doet – men denke aan zure Trump- of Wilders-stemmers – dreigt zich geheel en al van de samenleving af te wenden. In de Volkskrant schreef de Nederlandse auteur Arnon Grunberg vorige week dat ‘het nieuwe extreemrechts’ niet op identiteit drijft, zoals hij lang heeft gedacht. Grunberg heeft het gevoel dat het in essentie niet over ‘wie we zijn’ gaat, maar over schuld en geweten: ‘Kijk naar de vijanden van extreemrechts: de Gutmenschen en de linkse kerk.’
Ergens tussen de onhaalbare morele eisen van categorisch links en de permanente onverschilligheid van extreemrechts moet er zoiets als beschaving mogelijk zijn
Er valt veel voor zijn analyse te zeggen: extreemrechts – en in zekere mate ook extreemlinks met zijn passepartoutaanvallen op de ‘graaiers’ – neemt de voortdurend zwaarder wordende verantwoordelijkheden van misnoegde schouders. Want veertig dagen zonder onverschilligheid: wie houdt dat in godsnaam vol? Of in Grunbergs woorden: ‘Wie extreemrechts effectief wil bestrijden, zal de al te begrijpelijke behoefte van de kiezer verlost te worden van zijn slechte geweten serieus moeten nemen.’
Linkse ijzervreters vinden een redenering als die van Grunberg doorgaans onzin: die rotverwende boze burgers moeten we gewoon een geweten schoppen. Die mensen moeten veroordeeld worden, zo hard als mogelijk. Maar voorlopig blijkt dat alvast politiek geen geweldige strategie. Het mag dan ethisch hoogstaand zijn, efficiënt is het niet. Het ongenoegen blijft, en zal zich in stemmen blijven vertalen. Misschien is het dan toch geen belachelijk idee om af en toe eens van de moral high ground af te dalen. In dialoog, zonder laatdunkendheid aan beide kanten, zou er weleens meer kunnen gebeuren dan in de Kulturkampf van vandaag. Ergens tussen de onhaalbare morele eisen van categorisch links en de permanente onverschilligheid van extreemrechts moet er zoiets als beschaving mogelijk zijn. En een duurzame solidariteit, langer dan veertig dagen lang.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier