Veel psychiatrische patiënten krijgen géén euthanasie: het verhaal van Lieven Vromman

Lieven Vromman
Ann Peuteman
Ann Peuteman Redactrice bij Knack

Naar aanleiding van het euthanasieproces dat deze week plaatsvindt, lijkt de indruk te ontstaan dat mensen met psychische problemen wel erg vlot euthanasie kunnen krijgen. Terwijl er net veel zijn die geen enkele arts vinden die hen wil helpen. Dat blijkt onder meer uit het verhaal van wijlen Lieven Vromman.

‘Het is niet koud, het is niet warm. Ik huil niet, ik lach niet. Ik zit op een stoel met vier poten van gelijkaardige lengte en dankzij de wetten van de zwaartekracht val ik er niet af, zak ik niet door de bodem of knal ik niet tegen het plafond aan. En ik stop niet met ademen. Stoppen met ademen is het moeilijkste, al de rest kan men leren, stoppen met ademen nooit.’

Dat schreef Lieven Vromman op 8 mei 2010, twee weken na de euthanasie van Tine Nys. Ook hij was psychisch ziek, ook hij wilde daarom euthanasie, maar hem wilde niemand helpen. Twee jaar later stapte hij uiteindelijk zelf uit het leven. Net als bij Tine Nys had zijn familie het heel moeilijk met zijn dood. Maar terwijl de zussen van Nys aanklagen dat ze geëuthanaseerd werd, vinden de de broers en zussen van Vromman het net onmenselijk dat hij geen euthanasie kreeg. Kort na zijn dood deden ze hun verhaal in Knack.

Het begon eind jaren negentig. Halsoverkop was Lieven Vromman, toen een late dertiger, naar Spanje vertrokken. Naar Albir in de buurt van Benidorm, waar ook zijn moeder woonde. Het ging niet goed met hem. Kort daarvoor was zijn relatie op de klippen gelopen en ’t Fiasko, het linkse studentencafé op de Gentse Blandijnberg dat hij jarenlang uitbaatte, had hij van de hand gedaan. Er kwamen toch haast geen klanten meer. Down was hij. Nergens zin meer in. Dat verbeterde wel wat door de Prozac die hij begon te slikken, maar toch leek hij zichzelf niet. En toen vluchtte hij dus naar Spanje. Zomaar.

‘Hij wou zo graag een mooie dood, en wij waren er klaar voor om hem daarin bij te staan.’

Hij huurde er een kleine studio naast een fitnesscenter en werd columnist en verslaggever voor Hallo Weekblad, een magazine voor Vlamingen en Nederlanders in Spanje. Zijn artikels ondertekende hij met Lieven Deflandre, het pseudoniem dat hij later ook voor zijn veelgelezen blogs en Facebooknotities zou gebruiken. Maar er broeide iets. Het ene moment gedroeg hij zich alsof hij de hele wereld aankon, het volgende zonk hij weg in diepe melancholie. Lieven was zichzelf niet meer.

En toen liep het echt fout. De Guardia Civil vond hem langs de kant van de weg, ontredderd en zo goed als naakt. Zijn eerste psychose. Hij werd naar een psychiatrische instelling gebracht, waar binnen de kortste keren een ongenadige diagnose volgde: bipolaire stoornis of manisch-depressiviteit. Hij kreeg pillen en bakken goede raad, maar de ziekte ging niet weg. Nachtenlang dwaalde hij door Spaanse straten, stomdronken zocht hij ruzie in plaatselijke cafés, en vaak eindigde hij dan bij zijn moeder op de stoep. Zo kon het niet verder.

Eind 2000 besloten zijn broers en zussen om Lieven terug naar België te halen. Ze maakten een aanvalsplan: onderdak zoeken, een uitkering en misschien zelfs een job regelen, papieren en schulden in orde brengen. Even leek Lieven een nieuwe start te nemen in zijn huisje bij het Gentse Rabot. Veel van zijn dagen vulde hij met schrijven. Voor zichzelf, voor de satirische stadskrant Tiens Tiens ook. Dat deed hij graag, dat kon hij goed. Dat kon hij nog.

Lieven kwam geregeld in de problemen. In zijn manische periodes wist hij de mensen die hij tegenkwam – op straat, op café, waar dan ook – soms zo uit te dagen dat die op hem begonnen te slaan. Zelf gebruikte hij nooit geweld. Bijna nooit. Eén keer liep hij, mistig van de drank en de manische euforie, een kerk binnen. Hij vond er een non op zijn weg en gaf haar een duw, sloeg haar, viel haar aan – de versies lopen uiteen. Hoe dan ook: hij joeg die vrouw de stuipen op het lijf. Akelig vond hij dat. Zo wou hij niet zijn. Voor zijn ontmoeting met de zuster had hij soms uitgekeken naar de manische episodes, want die waren zijn enige uitweg uit de diepe depressies. Maar daarna begon hij die manieën meer en meer te vrezen. Ook al omdat hij dan vaak heel zware psychoses doormaakte. Zoals die keer dat hij zijn hele huisraad door het raam keilde omdat zijn goudvissen hem dat hadden opgedragen. En altijd was er ook dat godsgruwelijke gevoel dat hij in de gaten werd gehouden. Door de buren, de politie, de nazi’s ook.

Keer op keer werd Lieven opgenomen. Telkens op een andere plek: het Psychiatrisch Centrum Dr. Guislain, afdeling K13 van het UZ Gent, een instelling in Sleidinge, in Zelzate, in Melle. En elke keer moest hij zijn verhaal vertellen aan weer een andere hulpverlener. Op den duur verzon hij maar wat of hield hij gewoonweg zijn mond. Heel af en toe trof hij een hulpverlener met wie het min of meer klikte. Zoals die psycholoog in Sleidinge. ‘Maar als we dan bij de volgende psychose vroegen of Lieven naar Sleidinge mocht worden gebracht, zeiden ze daar dat ze niet van dienst waren voor gedwongen opnames en kwam hij toch weer ergens anders terecht’, zegt zijn jongste broer Koen.

Telkens als hij min of meer was opgelapt, als de manie was weggeëbd, mocht Lieven weer naar huis. Met een nieuwe pillencombinatie meestal. En met de wetenschap dat alles uiteindelijk weer van voren af aan zou beginnen. Ondertussen bleef hij schrijven, als hij daar tenminste de energie voor had. En dat deed hij best goed. Er was zelfs een uitgever die iets wou doen met zijn roman, Purperen Pillen. Maar dan moest hij het manuscript nog wel herwerken, en dat weigerde Lieven. ‘Dat kon hij ook niet’, zegt Steven, zijn oudste broer. ‘Hoe kon hij afspraken maken als hij nooit wist hoe het een week of zelfs een dag later met hem zou gaan?’ Een tijdlang hield hij een blog bij en later schakelde hij over op Facebook. Hij postte striemende aanklachten, cynische beschouwingen en sluimerende gedichten, meestal gericht aan Dolores, zijn droommeisje. Binnen de kortste keren trok hij 1500 ‘vrienden’ aan. Veelal mensen die hij van haar noch pluimen kende, maar die gewoon van zijn schrijfsels hielden. Even trok hij zich daar zelfs aan op: hij werd eindelijk echt gelezen.

‘Zijn huisarts beweerde dat hij niet voor euthanasie in aanmerking kwam.’

Maar de ziekte ging niet weg. Integendeel. Ze werd zelfs nog heviger nadat Lievens huis aan het Rabot in het voorjaar van 2009 was afgebrand. Niet alleen was hij alles kwijt wat hem dierbaar was – zijn boeken, zijn platen, zijn gitaren -, hij kon ook niet verwerken dat de politie hem aanvankelijk van brandstichting had beschuldigd. Tegen de tijd dat duidelijk werd dat de brand met een omgevallen kaars was begonnen, zat Lieven alweer in de psychiatrie.

Lieven wou dood. De manische periodes werden steeds korter, de depressies bodemlozer. Zo wou hij niet oud worden. Hij wist maar al te goed wat er dan te gebeuren stond: op een dag zou hij worden opgenomen om nooit meer naar huis te gaan. Over zijn doodswens praatte hij heel openlijk. Ook met de psychiaters die hij geregeld op zijn weg tegenkwam. Maar niemand ging ernstig op zijn vragen in. ‘Ook met zijn huisdokter, die hij wel vertrouwde, heeft Lieven verschillende keren over de mogelijkheid van euthanasie gesproken’, zegt Steven Vromman. ‘Maar die beweerde dat hij daar niet voor in aanmerking kwam.’

Ilse, een van Lievens zussen, printte informatie over euthanasie voor hem af. ‘Natuurlijk wou ik mijn broer niet kwijt’, zegt ze. ‘Maar op den duur moest ik wel onder ogen zien dat er voor Lieven geen andere uitweg meer was. Dus heb ik hem duidelijk gemaakt dat ik begreep dat hij niet meer verder kon leven. Ik zei hem ook dat ik hoopte dat als hij stierf dat op een waardige manier zou kunnen gebeuren.’

Hij zorgde amper nog voor zichzelf, eten haalde hij alleen nog bij de pitabar om de hoek. Als hij verder al buitenkwam, was dat om sigaretten, een fles Aldi-wijn of een krant te kopen. In januari 2012 werd hij dan in het Psychiatrisch Centrum in Sleidinge opgenomen. Voor het eerst op zijn eigen verzoek. ‘Weken heeft hij daar in de gesloten afdeling gezeten’, zegt Ilse. ‘Hij mocht alleen af en toe het koertje op om een sigaret te roken.’ Toch leek Lieven daarna rustiger, gelaten bijna. ‘Omdat hij wist dat het bijna voorbij was, waarschijnlijk’, zegt Steven. ‘Ik denk dat hij de beslissing al had genomen toen hij die laatste keer uit de psychiatrie werd ontslagen.’

Halfweg maart nam Lieven de telefoon niet meer op en liet hij niemand meer binnen. Ook zijn broers en zussen niet. Omdat dat wel vaker gebeurde, maakten die zich niet al te veel zorgen. Ze herinnerden zich ook nog levendig hoe woest hij was geweest die keer dat ze uit pure bezorgdheid de politie hadden gebeld. Maar na een paar weken hielden ze het niet meer. Op 1 april besloten ze zijn huis binnen te gaan, of hij dat nu leuk vond of niet. Hun voorgevoel klopte. Ze vonden Lieven. Dood. 53 was hij. ‘Zo erg dat hij het uiteindelijk helemaal alleen heeft moeten doen’, zegt Ilse. ‘Hij wou zo graag een mooie dood, en wij waren er klaar voor om hem daarin bij te staan.’

Knack en De Artsenkrant willen graag uw mening weten over euthanasie. De 9 korte ja/nee-vragen kan u in een mum van tijd beantwoorden. Klik hier als u wenst deel te nemen aan de enquête.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content