Vrije Tribune
‘Vandaag zijn vrouwelijke professoren nog steeds in de minderheid. Er is nochtans geen gebrek aan talent’
‘Ook al krijgen vrouwen nu gelijke kansen in het onderwijs, en doen ze het aan de hogeschool of universiteit minstens even goed als hun mannelijke medestudenten, ze groeien slechts met mondjesmaat door naar topposities aan de universiteit’, schrijven leden van de Jonge Academie op de Internationale Dag van Vrouwen en Meisjes in de Wetenschap. ‘Hoog tijd dus om een aantal stereotypen te doorbreken en impliciete vooroordelen tegen te gaan.’
Vandaag is het ‘internationale dag van vrouwen en meisjes in de wetenschap’. Sinds vijf jaar worden wetenschapsters op 11 februari symbolisch in de bloemetjes gezet door de Verenigde Naties (UNESCO). Een recent gebeuren dus, en dat zegt iets over de plaats van de vrouw en het gender(on)evenwicht in onze kennisinstellingen. Vrouwelijke professoren zijn immers nog steeds sterk in de minderheid.
Dat vrouwen in hun universitaire carrières sneller uit de boot vallen, is een oud zeer. Een bekend voorbeeld is Einsteins medestudente en eerste vrouw, Mileva Maric Einstein. Tot op vandaag betwisten historici hoe groot Marics inbreng precies was bij het werk dat Einstein in 1905 als enige auteur publiceerde en waar hij later de Nobelprijs voor kreeg, maar vast staat dat deze briljante studente haar eigen ambities opborg toen ze kinderen kreeg met Albert. En Maric is lang niet de enige ‘vergeten’ vrouw in de geschiedenis van de wetenschap. In weerwil van hun belangrijke bijdragen aan het onderzoek zijn vrouwelijke wetenschappers als Ada Lovelace, Rosalind Franklin, Caroline Herschel, Lise Meitner en Barbara McClintock bij het grote publiek vaak onbekend en dus onbemind.
Slechts kwart Vlaamse professoren is vrouw
Vandaag is de situatie voor westerse vrouwen in de wetenschap enigszins anders. Toch zijn vrouwelijke professoren nog steeds sterk in de minderheid. Ook al krijgen vrouwen nu gelijke kansen in het onderwijs, en doen ze het aan de hogeschool of universiteit minstens even goed als hun mannelijke medestudenten, ze groeien slechts met mondjesmaat door naar topposities aan de universiteit.
Vandaag zijn vrouwelijke professoren nog steeds in de minderheid. Er is nochtans geen gebrek aan talent.
Volgens de meest recente cijfers van de Vlaamse Interuniversitaire Raad (VLIR) is slechts een kwart van de Vlaamse professoren een vrouw. Dit is een lichte verbetering ten opzichte van de 20 procent in 2012, maar er blijft, ondanks de verhoogde inspanningen voor gelijke kansen en diversiteit bij de universiteiten de afgelopen jaren, werk aan de winkel. Terwijl de genderverhouding op doctoraatsniveau over de disciplines heen vrij evenwichtig is, vervolgen minder vrouwen dan mannen hun wetenschappelijke carrière met een postdoc en blijft de doorstroom van vrouwen naar een positie als professor een knelpunt. De wetenschap is dus een ‘lekkende pijplijn’, waarbij vooral vrouwen, maar ook vaders en iedereen die niet beantwoordt aan het stereotype beeld van een professor, eerder uitstromen dan doorstromen. Want hier knelt het schoentje.
‘Moderne’ discriminatie
Het probleem ligt duidelijk niet aan een gebrek aan talent. Een van de meest onderschatte maar wetenschappelijk bewezen oorzaken van genderongelijkheid – in de wetenschap maar ook in andere domeinen zoals het bedrijfsleven, de politiek en de culturele sector – is implicit gender bias, ook wel ‘moderne’ discriminatie genoemd. Dat is een psychologisch mechanisme waarbij we individuen snel in categorieën indelen op basis van ervaringen, scholing en sociale omgeving. We laten ons dus onbewust leiden door aangeleerde culturele stereotypes om een oordeel te vormen over iemand. Op die manier sluipen stereotype beelden over mannen en vrouwen binnen in ons denken, onze verwachtingen, en in hoe we iemands werkprestaties of -capaciteiten beoordelen.
Het gevolg van implicit gender bias is dat we minder snel aan vrouwen denken wanneer het over belangrijke taken, functies, of verantwoordelijkheden gaat. Want een CEO, technisch ingenieur of professor roept in eerste instantie het beeld op van een man en een kleuteronderwijzer, verpleegkundige of assistent roept al snel het beeld op van een vrouw. Deze hardnekkige stereotypen liggen aan de basis van onbewuste vooroordelen dat vrouwen minder bekwaam zouden zijn voor een academische of leidinggevende positie.
De wetenschappelijke cv’s van mannen en vrouwen worden niet op dezelfde manier geëvalueerd.
Ze resulteren in alledaagse situaties die vaak subtiel en onbedoeld signaleren dat vrouwen niet zouden thuishoren in de wetenschappen en op de universiteit: vrouwelijke professoren die op een receptie de vraag krijgen van welke prof zij de echtgenote zijn, doctoraatsstudentes die na een lezing eerder opmerkingen krijgen over hun stijl of uiterlijk dan over de inhoud of vrouwen die tot vervelens toe aangesproken worden over de combinatie gezin en werk.
Daarnaast hebben die onbewuste vooroordelen ook een wetenschappelijk aangetoonde impact op hoe vrouwen beoordeeld worden door anderen (mannen én vrouwen). Zo laten psychologische experimenten zien dat een evaluatiecommissie de neiging heeft een cv als ‘sterker’ te beoordelen wanneer de naam van de kandidaat mannelijk is in vergelijking met exact hetzelfde cv van een vrouw. Aanbevelingsbrieven voor mannen bevatten vaker termen als ‘excellent’ en ‘briljant’ die geassocieerd worden met talent en capaciteiten ; die voor vrouwen vaker ‘hardwerkend’ en ’toegewijd’ die geassocieerd worden met inspanning. Dat hoeft geen probleem te zijn, behalve dat deze ‘mannelijke kenmerken’ vaker als essentieel voor leidinggevende posities worden gezien.
Tussen de oren van vrouwen zelf
Daarnaast worden vrouwen en mannen met zorgtaken – zoals de zorg voor kinderen of zieke ouders – doorgaans gepercipieerd als minder ambitieus of minder productief dan academici zonder zorgtaken. En bij exact dezelfde objectieve onderwijsprestaties (lees: dezelfde online cursus) evalueren studenten die de docent als vrouwelijk inschatten de begeleiding als minder goed dan studenten die veronderstellen dat de docent een man is. Dit alles zorgt ervoor dat wetenschappelijke cv’s van mannen en vrouwen niet op dezelfde manier worden geëvalueerd. Dat geldt zowel voor het selecteren van wetenschappers voor hogere universitaire functies, als voor het toekennen van projectgelden.
Tot slot beïnvloedt dit stereotiepe denken ook hoe vrouwen hun eigen kansen inschatten op een job aan de universiteit. Studies tonen aan dat vrouwen pas solliciteren wanneer ze aan 100% van de selectie- of promotiecriteria voldoen; bij mannen ligt de drempel doorgaans op 60%. Wanneer vacatureteksten bovendien bulk staan van woorden met mannelijke connotaties zoals ‘competitie’ en ‘baanbrekend onderzoek’, gaan vrouwen nóg minder snel solliciteren want impliciet interpreteren ze de vacature als “deze job is niks voor mij”. En wanneer er tegenstrijdige stereotypes heersen over wat het betekent om een ‘vrouw’ te zijn versus een ‘wetenschapper’, lopen vrouwen het risico om meer identiteits-conflicten te ervaren die resulteren in lager welzijn en in minder interesse in wetenschappen.
Stereotiep denken
Dit stereotiepe denken leren we al van jongs af aan. Dat is niet zo verbazend want in de boeken en stripverhalen die onze kinderen dagelijks lezen zijn professor Perkamentus, professor Zonnebloem, professor Barabas en professor Gobelijn allemaal mannen op leeftijd. En dat is niet anders op de televisie of in de cinema. Zoals hierboven geschetst, zijn de gevolgen van dit stereotype denken negatief: iedereen die niet beantwoordt aan het stereotype beeld van een professor, stroomt minder door op de universiteit, ondanks zijn/haar talenten. Nochtans maakt een diversiteit aan knappe koppen de wetenschap net sterker. Onderzoek toont aan dat een team met een goede mix aan perspectieven tot meer creatieve en innovatieve oplossingen en dus tot betere resultaten komt.
Doctoraatsstudentes die na een lezing te eerder opmerkingen krijgen over hun stijl of uiterlijk dan over de inhoud of vrouwen die veel vaker dan mannen vragen krijgen over huishouden en kinderen.
Hoog tijd dus om een aantal stereotypen te doorbreken en impliciete vooroordelen tegen te gaan. Internationaal groeit het bewustzijn van de impact van gender bias, en vele universiteiten hebben hun aandacht voor diversiteit de afgelopen jaren al gevoelig verhoogd. In Vlaanderen wil de Jonge Academie het thema van implicit bias op de kaart zetten aan de hand van een interuniversitaire campagne. De website www.wetenschapismvx.be bevat wetenschappelijke achtergrondinformatie, ervaringen uit het veld en concrete tips om het probleem aan te pakken. Daarnaast werken we de komende maanden aan een concreet actieplan in samenwerking met de VLIR in de hoop een cultuurverschuiving teweeg te brengen in onze universiteiten. Het draagvlak is groot, laten we nu alle goede intenties vertalen naar acties!
De Jonge Academie is een interdisciplinaire en interuniversitaire ontmoetingsplaats van jonge toponderzoekers en -kunstenaars met een eigen kijk op wetenschap, maatschappij, kunst en beleid. Via standpunten, opinies en evenementen over actuele thema’s wil zij bijdragen aan de publieke beeldvorming over wetenschap en aan het debat over wetenschapsbeleid, specifiek vanuit het perspectief van de jonge academicus en kunstenaar
.
Deze tekst werd ondertekend door: Nele Wynants, Jozefien De Leersnyder, Heleen Dewitte, Vincent Ginis en Niel Hens, Elke Cloots, Veerle De Herdt, Bert De Smedt, Ugo Dehaes, Lendert Gelens, Joke Goris, Kristien Hens, Lies Lahousse, Damya Laoui, Steven Latré, Sarah Lebeer, Pieter Martens, Frank Merkx, Magaly Rodríguez García, Kevin Smets, Evelien Smits, Lieve Van Hoof, Alexander van Nuijs, Birgit Van Puymbroeck, Sofie Verbrugge, Katrien Verveckken, Sylvia Wenmackers.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier