Van underdog tot favoriet: hoe goed zijn de Rode Duivels?

WK Spanje 1982: Erwin Vandenbergh scoort tegen Argentinië, de eerste goal in twintig jaar in een openingswedstrijd van een WK. © Reporters
Walter Pauli

Het beste Belgische elftal ooit, zo herinnert het land zich de ‘gouden generatie’ die brons haalde op het WK 2018 in Rusland. Maar Kompany en co. zijn niet de eerste generatie Rode Duivels die het land in vervoering bracht.

België heeft niet de reputatie van Nederland, de ‘kleinste voetbalgrootmacht ter wereld’. Het laatste echte succes dateert van de Olympische Spelen van 1920 in Antwerpen, toen de Belgen goud behaalden. Tijdens de drie vooroorlogse Wereldbekers (Uruguay 1930, Italië 1934 en Frankrijk 1938) waren de Rode Duivels er weliswaar telkens bij, maar ze verloren al hun wedstrijden. Daar kwam pas verandering in met de eerste ‘gouden generatie’, halfweg de jaren vijftig.

1. De generatie Jef Mermans en Rik Coppens (jaren vijftig)

In de jaren vijftig was er nog niet veel belangstelling voor het internationale voetbal. Er bestonden nog geen echte Europese competities en voor het WK van 1950, in Brazilië, had België zich niet eens ingeschreven: te ver, te duur.

Jef Mermans
Jef Mermans© BELGAIMAGE

Voor het WK 1954, in het per trein bereikbare Zwitserland, hadden de Rode Duivels zich geplaatst ten nadele van Zweden en Finland. Daar kwam enig geluk bij kijken. Zweden had zowel op het WK van 1950 als op de Olympische Spelen van 1952 brons gehaald en was eigenlijk de favoriet. Maar de beste Zweedse spelers voetbalden als prof in Italië en mochten niet meer spelen voor de nationale ploeg. De Britse trainer van de Rode Duivels, ‘Doug’ Livingstone, bracht een merkwaardig sterk elftal op de been. In de aanval speelden twee van de meest getalenteerde Belgen uit onze voetbalgeschiedenis. Aanvoerder Jef Mermans had Anderlecht tussen 1947 en 1956 naar zijn eerste zes landstitels geleid. Real Madrid toonde interesse in hem, maar Anderlecht hield Mermans aan zijn contract: toen kon dat nog. Naast de rijzige, ernstige Mermans speelde Rik Coppens, de grillige vedette van Beerschot die in 1954 de allereerste Gouden Schoen won. Dit gouden duo kreeg steun van drie uitstekende spelers uit Luik. Louis Carré (Club Luik) was een kopbalsterke centrale verdediger, zijn ploegmaat Pol Anoul beschikte over een geducht afstandsschot, maar vooral de een beetje vergeten Denis Houf was de draaischijf op het middenveld. Op zijn 22e al had Houf zich ontpopt tot de eerste generaal van Standard: een technisch begaafde speler die, helemaal in de stijl van Les Rouches, toch niet te beroerd was om te vechten voor de bal. Naast Houf speelde de Antwerpse legende Vic Mees. Met zijn 68 selecties bleef Mees jarenlang recordinternational, tot Paul Van Himst in de jaren zeventig aan 81 caps kwam. Mees was de Witsel van zijn tijd: de man die ballen recupereert en keurig inlevert bij vaardigere spelers.

WK Zwitserland 1954 Linksachter Fons Van Brandt hield de Engelse legende Stanley Matthews uit de wedstrijd.
WK Zwitserland 1954 Linksachter Fons Van Brandt hield de Engelse legende Stanley Matthews uit de wedstrijd.© Gettyimages

Toch werd een verdediger van een bescheiden club de échte vedette van dat WK. In de eerste wedstrijd speelde België tegen voetbalgrootmacht Engeland. Linksachter Fons Van Brandt van Lierse SK hield die dag de Engelse legende Stanley Matthews uit de wedstrijd. Dat was een wereldprestatie. Matthews was op zijn 39e nog altijd de beste aanvaller van zijn tijd – in 1956 zou hij de allereerste Gouden Bal winnen als beste Europese voetballer, en in 1957 werd ‘sir’ Stanley zelfs geridderd. Tegen de snelle Van Brandt, die een uitstekende sliding-tackle in de voeten had, raakte de beste Engelse speler aller tijden geen bal. De wedstrijd zelf eindigde op 4-4, een uitslag die er pas kwam na een owngoal van de Engelsen in blessuretijd. Dat de vermoeide Belgen daarna met 4-1 de boot ingingen tegen Italië deed er amper toe: het eerste Belgische gelijkspel op een WK was een feit. Nog nooit hadden de Rode Duivels beter gedaan.

Rik Coppens
Rik Coppens© BELGAIMAGE

2. De generatie-Raymond Goethals (1968-1976)

In 1968 nam de Belgische voetbalbond een cruciale beslissing door Raymond Goethals (1921-2004) aan te stellen als trainer van het nationale elftal. Eigenlijk was Goethals de eerste echte bondscoach. Zijn voorgangers, die nog ‘selectieheer’ heetten, moesten er vooral voor zorgen dat de samenstelling van het nationale elftal beantwoordde aan de delicate evenwichten tussen taalgroepen, voetbalclubs en provincies (!). Goethals had naam gemaakt als trainer van Sint-Truiden. Met gedisciplineerd, verdedigend voetbal, dat vertrok van het strikt toepassen van de buitenspelval, was hij met zijn provincieploegje in 1965-66 zelfs tweede geëindigd, na het ongenaakbare Anderlecht dat met het befaamde ‘champagnevoetbal’ van trainer Pierre Sinibaldi de landstitels aan elkaar reeg. Met de komst van Goethals primeerde ook bij de Rode Duivels de tactiek. Die zou het Belgische interlandvoetbal voor vele decennia kleuren. De Rode Duivels stonden bekend als een moeilijk te bespelen elftal: niet omdat ze zo gevaarlijk waren, wel omdat ze verdedigden als geen ander.

Goethals’ elftal steunde op de ijzeren defensie van Standard. Die ploeg werd tussen 1969 en 1971 niet toevallig drie keer op rij landskampioen. Doelman Christian Piot en libero Nico Dewalque waren spelers van Europees niveau, terwijl Jacques Beurlet, Léon Jeck en Jean Thissen mannetjesputters waren met het mes tussen de tanden. Ook van de partij was de aanvoerder van Standard, tevens de grootmeester van de schwalbe: aanvaller Léon Semmeling. Anderlecht bleef een huisleverancier van internationals, het leverde met veelvoudig Gouden Schoen Paul Van Himst ook de vedette van de nationale ploeg: Van Himst werd ook in het buitenland gewaardeerd als de beste Belgische speler tot dan toe. Verder rekende Goethals in het middenveld op de Sint-Truidense spelverdeler Odilon Polleunis, maar vooral op Wilfried Van Moer, de nieuwe strateeg van Standard die in 1966, 1969 en 1970 de Gouden Schoen had gewonnen – bepaald uitzonderlijk voor een middenvelder. Ook Club Brugge werkte zich in die jaren op tot een nieuwe topclub: in 1968 en 1970 won blauw-zwart de Beker van België, in 1972-73 volgde een eerste landstitel. Uit de kern van Club Brugge koos Goethals een razendsnelle aanvaller (Raoul Lambert), een klaar kijkende verdediger (Erwin Vandendaele) en twee middenvelders met een fraaie trap (Pierre Carteus en Johnny Thio).

Raymond Goethals
Raymond Goethals© AFP

Al in 1970 zorgde de nieuwe bondscoach voor een eerste stunt: België plaatste zich voor het WK in Mexico door eerste te worden van een zware voorrondegroep met Joegoslavië, Spanje en Finland. Vanaf dat WK 1970 werden de Rode Duivels feitelijk ‘Witte Duivels’: net als Anderlecht en Club Brugge gingen ze in die kleurrijke hippie- en discotijden liever in het wit spelen. In Mexico waren de verwachtingen hooggespannen. Tegen het bescheiden El Salvador wonnen de Duivels met 3-0 (het laatste doelpunt na een door Semmeling uitgelokte strafschop). Dat was meteen de allereerste Belgische zege op een WK-eindronde. Vervolgens werd kansloos verloren van de Sovjet-Unie (4-1) en doken geruchten op over heimwee bij sommige spelers – de ‘juffrouwen van Anderlecht’ werden ze in de pers genoemd. In de beslissende wedstrijd tegen Mexico voerde Léon Jeck in het strafschopgebied een gewaagde tackle (een ‘schaar’) uit. Die was coutume bij Standard, maar op een WK kwam je daar niet mee weg, en zeker niet tegen het thuisland. België verloor met 1-0 en was weer uitgeschakeld na de eerste ronde.

Veel beter verliep het bij het EK 1972, met België als gastland. In een ijzersterke voorronde toonden de Witte Duivels zich de betere van Portugal (met wereldvedette Eusebio), Schotland en Denemarken. Daarna werd in de kwartfinale zelfs gewonnen van vicewereldkampioen Italië. Helaas trapte de Italiaan Mario Bertini tijdens de terugwedstrijd Van Moer een beenbreuk, wat het einde van diens internationale carrière leek in te luiden. Hoe dan ook haalde België voor het eerst de halve finale van een internationaal voetbaltornooi. De tegenstander was West-Duitsland, een ploeg met wereldvedetten als doelman Sepp Maier, verdediger Franz Beckenbauer, middenvelder Günter Netzer en aanvaller Gerd Müller. Müller raakte tegen België amper een bal of vijf – ‘linker- en rechtervoet samengeteld’, aldus een misnoegde Goethals na de wedstrijd – maar daar zaten wel twee doelpunten bij. West-Duitsland versloeg België met 2-1. België won nog brons tegen Hongarije. Nooit eerder hadden de Rode Duivels een medaille behaald op een internationaal voetbaltornooi.

WK Mexico 1970 Tegen Mexico voerde Léon Jeck in het strafschopgebied een gewaagde tackle uit. België verloor met 1-0.
WK Mexico 1970 Tegen Mexico voerde Léon Jeck in het strafschopgebied een gewaagde tackle uit. België verloor met 1-0.© Isopix

De lat lag opnieuw hoger, en België had dus de ambitie om zich te plaatsen voor het WK 1974 in West-Duitsland. Daarvoor moest in de voorronde niet alleen gewonnen worden van IJsland en Noorwegen, maar vooral van Nederland. Het Hollandse voetbal was toen wereldtop: Feyenoord had in 1969-1970 de Beker der Landskampioenen en in 1973-1974 de Uefacup gewonnen. Ajax deed nog beter door drie jaar op rij (van 1971 tot 1973) de Beker der Landskampioenen te winnen, en bovenop twee Europese Supercups en één Intercontinentale Beker. In 1973-1974 was wereldspeler Johan Cruijff van Ajax naar Barcelona verkast, waar hij de Catalanen naar de eerste titel in veertien jaar leidde. België en Nederland wonnen hun wedstrijden tegen Noorwegen en IJsland. De onderlinge duels waren dus beslissend. Zowel in de Antwerpse Bosuil als in de Rotterdamse Kuip bleef het 0-0, al werd in de laatste wedstrijd een fraai doelpunt van Jan Verheyen onterecht afgekeurd wegens buitenspel. Het offensievere Nederland had een beter doelpuntensaldo dan België: Oranje mocht dus naar het WK. Met zijn even spectaculair als brutaal ’totaalvoetbal’ haalde Nederland daar de finale, waarin Cruyff en co op hun beurt met 2-1 verloren van West-Duitsland. Tot vandaag heeft Goethals een merkwaardige prestatie op zijn naam staan: in zes kwalificatiewedstrijden kreeg zijn ploeg niet één doelpunt tegen, en dat tegen het epochemachende Oranje. Toch was België uitgeschakeld.

Het werd Goethals’ Waterloo. In de voorronde voor het EK van Joegoslavië 1976 troefde Oranje de Belgen af met 5-0. Goethals had de mandekking op Cruijff toevertrouwd aan Jan Verheyen, ook al speelde de oude krijger dat jaar bij Union in…. derde klasse. ‘Ruïne Goethals stort in’, schreef de Volkskrant. De Witte Duivels waren terug naar af.

3. De generatie Guy Thys (1976-1991)

Goethals werd opgevolgd door zijn generatiegenoot Guy Thys (1922-2003). De nieuwe bondscoach voerde een hoognodige verjongingsoperatie door, maar die sloeg niet echt aan. België kon zich niet plaatsen voor het WK 1978 in Argentinië (weer was Nederland te sterk), en ook de kwalificatie voor het EK 1980 in Italië leek onhaalbaar. België speelde in een groep met IJsland, Portugal, Schotland en Oostenrijk. Oostenrijk beschikte met Hans Krankl van Barcelona over een wereldspits, Schotland over sterren als Kenny Dalglish van Liverpool en Archie Gemmill, de draaischijf van Nottingham Forest (‘ We’ve got the whole world in our hands’).

Guy Thys
Guy Thys© BELGA

Na een aantal kleurloze wedstrijden nam Thys een beslissing die bepalend zou zijn voor de toekomst van het Belgische voetbal. Hij overtuigde Wilfried Van Moer om op zijn 35e weer voor de nationale ploeg te spelen. Van Moer had Standard al in 1976 ingeruild voor het gemoedelijke Beringen, omdat hij daar weekendvoetbal kon combineren met zijn nieuwe leven als kastelein van taverne ‘Wembley’ in Hasselt. Tegen Portugal was België voor het eerst in jaren de betere ploeg, en de oude Van Moer legde met het hoofd de 0-2 eindstand vast. Vervolgens werd Schotland tot twee keer toe overtuigend verslagen (thuis 2-0, uit zelfs met 1-3). Heel Europa keek met verbazing naar ‘het Van Moer-effect’. Tegelijk werd de witte kledij opnieuw vervangen door een rode tenue, alsof de voetbalbond de heropstanding van de Rode Duivels ook visueel wilde accentueren.

Thys’ selectie was een ingenieuze mix tussen spelers van grote en kleine clubs. Zijn doelman haalde hij uit Beveren (Jean-Marie Pfaff), de voorstopper uit Waregem (Luc Millecamps), twee middenvelders uit Lokeren (Raymond Mommens en René Verheyen), de spits uit Lierse (Erwin Vandenbergh), en de spelverdeler dus uit Beringen (Wilfried Van Moer). Verder waren er natuurlijk spelers van Club Brugge (libero Walter Meeuws, de middenvelders René Vandereycken en Julien Cools, spits Jan Ceulemans) en Standard (de beide vleugelverdedigers Eric Gerets en Michel Renquin). Omdat zowel Ludo Coeck als Franky Vercauteren gekwetst was, behoorde in 1980 niet één Anderlechtspeler tot de vaste kern. Zij het dat aanvaller François Van der Elst jarenlang in het Astridpark had gevoetbald, voor hij in 1980 naar New York Cosmos verhuisde. Die Amerikaanse competitie was toen wat de Chinese vandaag is: men betaalde er te hoge lonen aan ‘supersterren’ van enige leeftijd.

Het kleine België kwam op dat EK van 1980 in de poule des doods terecht met toplanden als Engeland, Spanje en thuisland Italië. De Rode Duivels speelden 1-1 gelijk tegen Engeland, wonnen met 2-1 van Spanje en speelden 0-0 tegen Italië. België en Italië eindigden met evenveel punten, maar omdat in deze superdefensieve tijden België 3 doelpunten had gescoord en Italië slechts 1, ging België door. België kon onder Guy Thys nog altijd verdedigen als de besten, maar het begon ook al meer te scoren. En waar Van Moer in 1972 nog door een Italiaan van het veld werd getrapt, deed Vandereycken datzelfde in 1980 met de sierlijke Giancarlo Antognoni. Zo leidde Guy Thys de Rode Duivels voor het eerst – en tot nog toe het laatst – naar de finale van een internationaal tornooi. Daarin werd met 2-1 verloren van het onvermijdelijke West-Duitsland: twee minuten voor tijd nam Horst Hrubesch, ‘ Das Kopfball-Ungeheuer’ (het ‘kopbalmonster’), Jean-Marie Pfaff te grazen. Dat was spijtig, maar echt deren deed het niet: onder Guy Thys was België trots op zijn status als ‘wereldkampioen van de underdogs’.

Onder Guy Thys was België trots op zijn status als ‘wereldkampioen van de underdogs’.

Op het WK 1982 in Spanje verbaasden de Rode Duivels de wereld door heersend wereldkampioen Argentinië, met het nieuwe wonderkind Diego Maradona, te verslaan met 1-0. Het ging bovendien om de prestigieuze openingswedstrijd van het WK, en daarin was sinds 1962 niet meer gescoord. Na 20 jaar lukte het Erwin Vandenbergh opnieuw. Tegen El Salvador werd het ‘slechts’ 1-0, maar Ludo Coecks afstandsschot van zo’n dertig meter staat nog altijd te boek als een van de ‘verste doelpunten’ op een WK-eindronde. Tegen Hongarije dwong Jan Ceulemans met een imposante lange ren (tv-commentator Rik De Saedeleer: ‘Ze kunnen niet volgen, Jan, ze kunnen niet volgen!’) en een voorzet naar de scorende Alex Czerniatynski op het nippertje een 1-1 gelijkspel af, en daarmee voor het eerst de kwalificatie voor de tweede ronde op een WK. Vervolgens werd alleen maar verloren tegen Polen (0-3) en de Sovjet-Unie (0-1). Van Moer haakte af, het zogenaamde ‘omkoopschandaal’ tussen Standard en Waterschei leidde in 1984 tot de schorsing van een rits Rode Duivels, op kop Eric Gerets, Walter Meeuws en Michel Preud’homme. Het EK van 1984 in Frankrijk werd dus een sof. In 1985 werd een auto-ongeval Ludo Coeck fataal. De eerste periode van Guy Thys eindigde in mineur en verdriet.

Het was eigenlijk geen echte verrassing dat België Polen moest laten voorgaan in de voorronde voor het WK van Mexico 1986. Alle hoop was gevestigd op een dubbele barragewedstrijd tegen… Nederland. Tot een paar minuten voor affluiten was Nederland geplaatst, maar toen scoorde Georges Grün met het hoofd: net als in 1982 was niet Nederland maar België geplaatst. In Mexico speelden de Rode Duivels in de eerste ronde barslecht voetbal. Maar ze gingen door. Wat volgde, hoort tot de nationale sportgeschiedenis. Na epische overwinningen tegen de Sovjet-Unie (4-3 na verlengingen) en Spanje (1-1, België won de strafschoppen met 5-4) bereikten de Duivels voor het eerst de halve finale op een WK. Daarin was Argentinië te sterk (0-2). Na verlies tegen Frankrijk in de ’troostfinale’ (2-4, na verlengingen) strandde België op de vierde plaats. Toch heerste in het hele land voor het eerst een collectieve Rode Duivels-gekte. Getuige daarvan de onwaarschijnlijke beelden van de spelers die in open auto’s door een kolkende mensenzee naar het Brusselse stadhuis worden gevoerd.

Jan Ceulemans zet een van zijn fameuze rushes in tegen de Sovjet-Unie.
Jan Ceulemans zet een van zijn fameuze rushes in tegen de Sovjet-Unie.© BELGAIMAGE

De Duivels tankten zelfvertrouwen. In Thys’ laatste tornooi, het WK 1990 in Italië, begonnen ze zelfs aan echt voetbal te denken. Steeds meer Rode Duivels speelden bij buitenlandse topclubs: Jean-Marie Pfaff bij Bayern München, Eric Gerets bij AC Milan en PSV Eindhoven (waarmee hij in 1988 als aanvoerder de Beker voor Landskampioenen won), Enzo Scifo bij Inter Milan, Bordeaux en Auxerre, Nico Claesen bij Vfb Stuttgart en Tottenham, Stéphane Demol bij Porto, enzovoort. Tegelijk zorgden de spelers bij Belgische clubs voor succesvolle Europese campagnes. In 1988 won KV Mechelen de Beker der Bekerwinnaars. In datzelfde jaar was Club Brugge halve finalist in de Uefacup. In 1990 was Anderlecht verliezend finalist voor de Beker der Bekerwinnaars. Vandaar dat de Rode Duivels op het WK 1990 voor het eerst niet meer als underdog aantraden, maar als outsider. Ze onderstreepten die ambitie met een indrukwekkende 3-1-zege tegen Uruguay. In de achtste finale tegen Engeland beschouwden de Belgen zich voor het eerst als de favorieten voor de overwinning. De Rode Duivels brachten ook het beste en meest aanvallende voetbal – tot David Platt in de 119e minuut van de verlengingen 1-0 scoorde. Het gevolg van een fout in de verdediging.

4. De generatie Marc Wilmots en Roberto Martinez (2012-heden)

Marc Wilmots
Marc Wilmots© BELGAIMAGE

Na het afscheid van Guy Thys in 1990 heeft België zich nog drie keer op rij kunnen plaatsen voor een WK, en daarin minstens één bijzonder knappe wedstrijd gespeeld – de legendarische 1-0 zege tegen Nederland in Orlando op het WK 1994 in de VS. Maar het werd steeds minder, en op den duur zelfs minnetjes. De Rode Duivels slabakten, tot de komst van de generatie ‘Wilmots-Martinez’. Onder de nu zo verguisde maar ooit erg bewierookte Marc Wilmots (bondscoach van 2012 tot 2016) plaatste België zich voor het WK Brazilië 2014 en het EK Frankrijk 2016, telkens op overtuigende wijze. In 2014 kwam België zelfs ongeslagen uit een sterke kwalificatiegroep met Kroatië, Servië, Schotland, Wales en Macedonië. Maar zowel op het WK in Brazilië (1-0 tegen Argentinië) en zeker op het EK in Frankrijk (een beschamende 3-1 tegen Wales) liep het fout in de kwartfinales. Dat zette een domper op de paar uitstekende wedstrijden die ook onder Wilmots al werden gespeeld. Zeker op het WK 2014 waren de partijen tegen Rusland en de VS memorabel – de late 1-0 van Divock Origi tegen Rusland kwam er ook al na een snelle tegenaanval, een voorloper haast van het doelpunt waarmee op het recente WK Nacer Chadli tegen Japan de winnende 3-2-scoorde na een wondermooie collectieve aanval.

WK Rusland 2018 Onder Martinez werd aanvallen en scoren belangrijker dan verdedigen.
WK Rusland 2018 Onder Martinez werd aanvallen en scoren belangrijker dan verdedigen.© BelgaImage

In de kwalificatie voor het WK 2018 in Rusland waren de Rode Duivels onder de nieuwe bondscoach Roberto Martinez nóg beter dan onder Wilmots (28 punten op 30, 43 doelpunten voor en amper 6 tegen), zij het in een zwakkere groep. Maar op het WK werd ook tegen traditionele ’toplanden’ vrank en vrij gevoetbald, wat leidde tot prestigieuze overwinningen tegen Engeland (1-0 en 2-0) en vooral tegen Brazilië (2-1). Onder Martinez werd aanvallen en scoren belangrijker dan verdedigen, en dat is meteen de belangrijkste stijlbreuk sinds de Goethals-jaren. Helaas was in de halve finale Frankrijk te uitgekookt voor de Belgen. Anders dan de voorgangers van Mexico 1986 haalde deze generatie ditmaal wél brons, het beste Belgische resultaat ooit op een WK. Zo dwongen de Rode Duivels wereldwijd respect af, en zelfs bewondering. Niet meer omdat ze zoals in 1986 gezien worden als dappere reuzenkillers. Wel omdat België, zoals Sjoerd Mossou schreef in het Algemeen Dagblad, ‘een plekje verwierf tussen de mooiste verliezers ooit op een WK, tussen de teams die ooit onvergetelijk stierven in schoonheid. Een elftal dat past in een rijtje met het Brazilië of Frankrijk van 1982, het Oranje van 1974 wellicht ook. Hoe eervol wil je het hebben?’

Roberto Martinez
Roberto Martinez© VI Images / Maurice van Steen WK

Mooie woorden, maar ook balsem op een wonde. Zou het kunnen dat er een dag komt waarop België niet meer wordt vergeleken met het prachtige maar falende Brazilië van Socrates, Eder en Zico van 1982, maar met de Seleçao van 1970, toen Pelé en gezellen met wonderschoon voetbal de wereldbeker wonnen? Zeker, het is mooi om zich te mogen spiegelen aan de legendarische generatie van Cruijff van het WK 1974. Maar waarom zouden de Rode Duivels straks niet even goed willen doen als het Oranje van Van Basten, Gullit, Rijkaard: die speelden op het EK 1988 niet alleen de finale, ze wonnen die ook. Pas als er een ploeg zich zal kronen tot ‘Gouden Duivels’, stopt de discussie. Dan spreken we echt over de beste Belgische generatie ‘ooit’.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content