Uw geld: 8 valkuilen voor de duurzame belegger
Duurzaam beleggen zit in de lift. Maar naarmate het aantal duurzame beleggingsfondsen toeneemt, wordt het er voor beleggers niet eenvoudiger op om de juiste keuzes te maken. Knack helpt u op weg.
‘Geld krijgt steeds meer kleur. Mensen denken bewuster na over hun beleggingen, wat ze daarmee financieren en wat de maatschappelijke impact is. Die evolutie is volop aan de gang en heeft bijna een kantelpunt bereikt. In België zijn we goed op weg om van duurzaam beleggen iets mainstreams te maken’, zegt Luc Van Liedekerke, hoogleraar bedrijfsethiek aan de Universiteit Antwerpen. Rond de eeuwwisseling vertegenwoordigden duurzame beleggingsfondsen in ons land amper één procent van het geïnvesteerde vermogen in beleggingsfondsen. In 2010 was dat aandeel al gestegen naar bijna 11 procent, eind 2018 zaten we aan bijna 16 procent. Dat blijkt uit een studie van Milieurapport Vlaanderen (MIRA). Recentere cijfers zijn nog niet beschikbaar, maar er is geen reden om aan te nemen dat de exponentiële stijging is gestopt. Integendeel, nooit eerder legden financiële instellingen en vermogensbeheerders zo sterk de nadruk op duurzame fondsen. Bankenfederatie Febelfin lanceerde in de tweede jaarhelft van 2019 zelfs een label voor duurzame fondsen, met minimumcriteria voor fondsen die zichzelf als duurzaam willen profileren. Sindsdien kregen al 410 beleggingsproducten het label toegekend.
Het blijven beleggingen in aandelen of obligaties. De koersen daarvan gaan evengoed op en neer met de rest van de beurs.
Inge Wallays, Triodos Bank
Het grote aantal duurzame beleggingsfondsen geeft beleggers een grote keuzevrijheid. Tegelijk illustreert het meteen ook dat duurzame beleggingsproducten ontzettend divers zijn. Wie een onderbouwde beleggingskeuze wil nemen, moet nog tal van valkuilen vermijden.
1. Hoed u voor valse duurzaamheid – kijk uit naar het Febelfin-label
Er bestaat geen wettelijke definitie van wat duurzame beleggingsproducten precies zijn. Elke financiële instelling of vermogensbeheerder kan in principe zelf bepalen wat duurzaam is en wat niet. De voorbije jaren gebeurde het geregeld dat financiële instellingen zogenaamd duurzame fondsen lanceerden, terwijl ze in niets verschilden van hun reguliere aanbod. Het was niet meer dan een marketingtruc die inspeelde op de hype.
Net daarom lanceerde sectorfederatie Febelfin vorig jaar het Towards Sustainability-label voor duurzame beleggingsfondsen. Van Liedekerke: ‘Het label is vrij uniek. Bijna nergens anders ter wereld is een duurzaamheidslabel erin geslaagd de hele financiële sector van een land rond zich te verenigen.’ Zowat alle banken en vermogensbeheerders in ons land steunen het label, waardoor ze alleen duurzame beleggingsproducten aanbieden die van Febelfin het label kregen. Dat verklaart ook waarom zelfs de grote internationale vermogensbeheerders – denk aan namen zoals BlackRock, Fidelity of J.P. Morgan – voor sommige van hun fondsen een aanvraag indienden (en kregen). Die internationale fondsenhuizen verkopen niet rechtstreeks aan particuliere beleggers, maar hun producten worden aangeboden via de banken. Als financiële instellingen bij ons eisen dat duurzame fondsen het Febelfin-label moeten dragen, hebben ook de internationale fondsenhuizen geen andere keuze dan zich te onderwerpen aan de vereisten wanneer ze op de Belgische markt duurzame fondsen willen verkopen.
2. Ook duurzame fondsen beleggen in oliebedrijven – welke? lees de fiche bij elk fonds
De omarming van het Febelfin-label door de financiële sector heeft wel een keerzijde. Om alle financiële instellingen mee in bad te krijgen, werden onvermijdelijk geen al te enge erkenningscriteria gedefinieerd. Van Liedekerke: ‘Het Febelfin-label legt de minimumcriteria vast waaraan duurzame fondsen moeten voldoen. Het gaat dus om een ondergrens voor duurzame beleggingsproducten. Ik zal niet beweren dat het ethische gehalte van al die fondsen even hoogstaand is. Maar beleggers weten tenminste dat de beleggingsfondsen met het label aan bepaalde minimumeisen voldoen. Daarmee is het risico van greenwashing fors teruggedrongen, waarbij instellingen een fonds duurzaam noemen dat in de verste verte niets met duurzaamheid te maken heeft.’
Toch moet u er als belegger niet van opkijken dat een fonds met het duurzaamheidslabel van Febelfin toch investeert in de oliesector. ‘Conventionele olie- en gasproducten spelen een belangrijke rol in de economie, en zullen dit naar verwachting de komende decennia blijven doen. Deze sector is cruciaal in de overgang naar een koolstofarme economie’, zo staat te lezen in de erkenningsvoorwaarden voor het label. Beleggingen in conventionele oliebedrijven zijn toegestaan, zolang ze maximaal 60 procent van hun inkomsten uit olie-ontginning halen. Minimaal 40 procent van hun inkomsten moeten de oliebedrijven dus genereren uit hernieuwbare energie of gas. ‘Maar dat is natuurlijk totaal geen garantie voor een duurzame energietransitie. Bedrijven kunnen nog perfect 60 procent van hun inkomsten uit olie halen en 40 procent uit gas. Ze hoeven dus helemaal niet te investeren in hernieuwbare energie’, zegt Sebastien Mortier van FairFin, een organisatie die streeft naar een duurzamer en sociaal rechtvaardiger financieel systeem.
Dat wil natuurlijk niet zeggen dat alle fondsen met het Febelfin-label investeren in oliebedrijven, maar uitgesloten is het niet. Op de website van het label (www.towardssustainability.be) vindt u van alle fondsen wel een fiche, waar u onder meer kunt zien welke soort bedrijven het fonds uitsluit. Van Liedekerke: ‘Alleen dat is al een belangrijke verdienste, want zo zorgt het label ook al voor een veel grotere transparantie. Beleggers kunnen nu heel gemakkelijk zelf achterhalen welke fondsen aansluiten bij hun eigen waarden en opvattingen.’
3. Duurzame beleggingen zijn niet risicoloos – maar toch: ze zijn minder volatiel
Steeds meer financieel experts argumenteren dat duurzaamheid een belangrijke succesfactor kan zijn voor ondernemingen. Duurzame bedrijven lopen veel minder risico op boetes of imagoschade wegens vervuiling of sociale problemen, ze krijgen makkelijker en goedkoper leningen bij banken, en ze worden minder vaak geconfronteerd met sociale onrust bij hun personeel. Daardoor worden ze vaak gezien als stabielere bedrijven die beter geplaatst zijn om de uitdagingen van de toekomst aan te gaan. Tegelijk hebben honderden studies al aangetoond dat beleggingen in duurzame bedrijven een rendement oplevert dat minstens gelijkloopt met dat van reguliere beleggingen of dat ze zelfs een licht hoger rendement opleveren. ‘Maar dat wil nog niet zeggen dat duurzame beleggingen risicoloos zijn, zegt Inge Wallays van Triodos Bank. ‘Het blijven beleggingen in aandelen of obligaties. De koersen daarvan gaan evengoed op en neer met de rest van de beurs. Duurzame beleggingen zijn doorgaans wel iets minder volatiel: de koersen blijven wel schommelen, maar ze zakken iets minder en ze stijgen daarna iets minder snel. Het is ook een verkeerd uitgangspunt om te kiezen voor een duurzaam fonds vanwege het rendement en niet vanwege de inhoud.’
4. Beleg niet bij een niet-duurzame bank – volg daarvoor de Bank Wijzer
‘Zeker bij de klassieke banken zien we nog een zekere schizofrenie’, zegt Sebastien Mortier van FairFin. ‘Ze lanceren steeds meer reclamecampagnes over duurzaam investeren en specifieke nicheproducten, terwijl nog altijd ongeveer 85 procent van het beheerde vermogen wordt belegd via klassieke niet-duurzame fondsen. Nogal wat banken doen zich groener voor dan ze in werkelijkheid zijn.’
De keuzes die investeerders vandaag maken, bepalen de wereld van morgen.
Sebastien Mortier, fairfin
FairFin lanceerde daarom Bank Wijzer, een tool die het beleid en de investeringspolitiek analyseert van negen banken in ons land. Zo wordt nagegaan in hoeverre de banken de klimaatverandering tegengaan en in welke mate er geld vloeit naar bedrijven die de mensen- en arbeidsrechten schenden. Ook hun inspanningen in de strijd tegen corruptie, hun bonusbeleid of hun houding tegenover belastingparadijzen wordt tegen het licht gehouden. Triodos blijkt – weinig verrassend – de meest ethische van de negen banken. BNP Paribas (het moederbedrijf boven BNP Paribas Fortis, dat in ons land de marktleider is voor duurzame beleggingsfondsen), komt als op één na minst ethische bank uit de vergelijking. Die slechte score is onder meer een gevolg van het bonusbeleid (er is geen beperking van inkomensverschillen tussen de best en de slechtst betaalde werknemers), de onduidelijkheid over haar beleid inzake belastingparadijzen en de investeringen in bedrijven die steenkool, olie en gas ontginnen of produceren. Ook het ethische beleid van de andere grootbanken – Belfius, KBC en ING – krijgt een onvoldoende.
5. Vergeet uw pensioenspaarfonds niet – stap over naar een duurzame versie
Veel mensen zullen de schouders ophalen bij een analyse van duurzame beleggingsproducten. Lang niet iedereen heeft een vermogen te beleggen of heeft zin om zuurverdiende spaarcenten bloot te stellen aan de risico’s van de beurs. Nochtans beleggen meer mensen dan ze zelf denken. Meer dan tweederde van de beroepsbevolking in ons land doet aan individueel pensioensparen. Een grote groep daarvan doet dat via een beleggingsfonds, ook al beschouwen veel mensen dat niet meteen als een beleggingsproduct. Toch zijn er ook bij de pensioenspaarfondsen al duurzame varianten. KBC lanceerde in 2018 als eerste Belgische bank een duurzaam pensioenfonds en sindsdien zijn ook andere banken op de kar gesprongen. Mortier: ‘De keuzes die investeerders vandaag maken, bepalen de wereld van morgen. Fondsen kunnen zowel een schadelijke als een positieve impact hebben op de samenleving. Wanneer op lange termijn wordt belegd, en zeker op heel lange termijn zoals voor een pensioen, is het nog belangrijker om te zorgen voor een zowel financieel als maatschappelijk rooskleurige toekomst.’
Ook als u al een pensioenspaarfonds hebt, is het nog perfect mogelijk om het opgebouwde kapitaal over te hevelen naar een ander fonds. Als u binnen uw huidige bank overstapt van het ene pensioenspaarfonds naar de duurzame variant, dan zijn daar meestal geen kosten aan verbonden. Als u daarentegen uw pensioenkapitaal overhevelt naar een duurzaam fonds bij een andere bank, dan zult u transferkosten moeten betalen. Er is wel een reële kans dat de nieuwe bank die bijkomende kosten op zich neemt.
6. Er zijn nauwelijks duurzame spaarrekeningen – twee banken bieden ze wel aan
De aandacht voor duurzame beleggingsproducten staat in schril contrast met het gebrek aan duurzame spaarproducten. ‘Ook het geld op spaarrekeningen wordt door banken gebruikt om bijvoorbeeld leningen toe te kennen aan bedrijven. Maar daarvoor hanteren de banken al te weinig duurzaamheidscriteria. Mensen vinden bij de meeste banken dus wel duurzame beleggingsalternatieven, maar voor hun spaargeld is die keuze heel beperkt’, zegt Mortier.
In ons land bieden enkel Triodos Bank en VDK Bank duurzame spaarrekeningen aan. Het geld op die spaarrekeningen mag bijvoorbeeld niet vloeien naar tabaks- en wapenproductie, oliebedrijven of landen die de mensenrechten schenden. Momenteel staat minder dan één procent van het Belgische spaargeld op zo’n duurzame spaarrekening.
7. Hoed u voor ‘best-in-class-fondsen’ – want dit is een rekbaar begrip
Als uw bankier een duurzaam fonds voorstelt, is de kans groot dat hij een zogenaamd best-in-class-fonds op tafel legt. Die worden aangeprezen als fondsen waarvoor alleen de ‘beste leerlingen’ worden geselecteerd. Bedrijven worden eerst getoetst aan allerlei duurzaamheidscriteria, waarna alleen de bedrijven met de hoogste scores in aanmerking komen voor het fonds. In theorie tenminste, want het fondsenhuis zelf beslist zelf hoeveel bedrijven het na die analyse wil overhouden. Zo zijn er fondsen die enkel de 20 procent bedrijven met de laagste scores elimineren uit hun beleggingsuniversum. In dat geval is het louter een fonds zonder de allersléchtste bedrijven op het vlak van duurzaamheid. Zo’n fonds is dus veel minder duurzaam dan een fonds dat enkel de bedrijven met de 20 procent hoogste scores overhoudt. Veel fondsen houden na hun duurzaamheidsanalyse nog 60 procent van de beste leerlingen over. Ook dat is nog een grote groep, maar daarmee willen veel fondsbeheerders zich ervan verzekeren dat er nog genoeg bedrijven overblijven die ook de financiële analyse kunnen doorstaan.
8. Onderschat de impact niet – want: ‘de omslag kan heel snel gaan’
Duurzame beleggingen zullen de wereld misschien niet in een handomdraai veranderen, maar volgens experts kunnen ze op de lange termijn wel positieve effecten genereren. Hoogleraar bedrijfsethiek Van Liedekerke: ‘De finale impact van duurzame beleggingen is nog maar beperkt merkbaar in onze economie. Toch zullen we dat steeds duidelijker voelen. En zodra beleggers hun handen massaal afhouden van bepaalde bedrijfsactiviteiten, kan de omslag heel snel gaan.’
Bovendien duiken er ook steeds meer fondsen op waarvoor het niet volstaat dat ondernemingen aandacht hebben voor duurzaamheid, maar moeten ze ook een hele duidelijke positieve invloed hebben op het milieu en het klimaat. Dergelijke impactfondsen missen hun effect niet. Zo ligt de CO2-voetafdruk van het Triodos-fonds dat belegt in aandelen van beursgenoteerde bedrijven 65 procent lager dan de CO2-voetafdruk van de MSCI World Index, een standaard benchmark voor beursbeleggingen wereldwijd. Voor hetzelfde fonds ligt ook de voetafdruk op het vlak van waterverbruik en afvalproductie respectievelijk 44 procent en 31 procent lager. ‘Geld doet de wereld draaien en een euro kun je maar één keer investeren’, zegt Inge Wallays van Triodos Bank. ‘Daarom is het essentieel om dat geld de juiste richting uit te sturen.’
Hoe werkt een duurzaam beleggingsfonds?
Zowat alle duurzame fondsen vertrekken vanuit enkele uitsluitingen, bijvoorbeeld door nooit te investeren in de wapenindustrie, tabaksproductie of bedrijven die de mensenrechten schenden. Omdat die uitsluitingsstrategie nogal eng is, voegen de meeste fondsen daar nog een extra zogenaamde ESG-analyse aan toe. ESG staat voor ‘Environmental’, ‘Social’ en ‘Governance’. Van bedrijven wordt onder meer getoetst hoe vervuilend hun activiteiten zijn, wat hun CO2-uitstoot is, in welke mate ze de sociale wetgeving naleven of hoe transparant ze worden bestuurd. Vervolgens krijgt elk bedrijf een ESG-score. Sommige fondsenhuizen maken die analyse zelf, maar meestal doen ze daarvoor een beroep op gespecialiseerde onderzoeksbureaus. Veel beleggingsfondsen selecteren vervolgens binnen elke sector enkel de bedrijven met hogere ESG- scores. Dat zijn de zogenaamde best-in-class -fondsen. Na die duurzaamheidsanalyse volgt de reguliere financiële analyse, zoals die ook bij de traditionele fondsen gebeurt.
Er bestaan ook themafondsen, die zich richten op hele specifieke sectoren. Er zijn waterfondsen die uitsluitend investeren in bedrijven die oplossingen bieden voor waterschaarste, energiefondsen die zich louter richten op de markt van duurzame energie of technologiefondsen die zich toespitsen op de gezondheidszorg. Het koersverloop van een themafonds is doorgaans grilliger dan dat van een best-in-class-fonds, omdat themafondsen zich vaak toespitsen op één of toch een beperkt aantal sectoren. Daardoor zijn ze toch iets risicovoller.
Impactfondsen gaan het verst. Zij selecteren alleen bedrijven die een duidelijk aanwijsbare positieve bijdrage kunnen aantonen op sociaal en ecologisch vlak.
Corona even beu? Hier vindt u al ons andere nieuws
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier