‘Trumps economische nationalisme is meer dan economisch’

Donald Trump tekent een presidentieel besluit in verband met het Department of Government Efficiency (DOGE) op 20 januari 2025. © POOL/AFP via Getty Images
Olivier Boehme
Olivier Boehme Historicus en auteur van 'De welvaart en trots van naties' en 'Grensnaties, een geschiedenis van Europa'

Met de aankondiging van de verhoging van importtarieven door Amerikaans president Trump lijkt het erop dat we vertrokken zijn voor een nieuwe ronde economisch nationalisme. Nieuw is dat soort beleid geenszins, niet voor de Verenigde Staten en evenmin voor hun buren of Europa. Bovendien dekt die vlag meer dan één lading.

Economisch nationalisme vertoont twee gezichten: nationalisme door economie of economie door nationalisme. Legio zijn de historische voorbeelden waarbij zelfs materiële verarming werd geaccepteerd als prijs voor nationale ontplooiing. En net zo goed werden economische belangen ingekleed als een ‘nationale’ zaak. De gemene deler: de natie, als doel of middel, primeert op globalisme.

Als het aankomt op de methodes zijn economische nationalisten niet kieskeurig: zowel het optrekken van economische grenzen door middel van importtarieven en -quota als vrijhandel kan zich lenen tot het versterken van de natie. Zo bepleitten voorstanders van meer Oekraïense autonomie, al lang voor het open conflict met Rusland, een op de rest van de wereld gerichte economie als een manier om zich te bevrijden uit de greep van die grote buur. Ook in de Canadese provincie Québec werd zo’n strategie gehuldigd. Canada zelf dan weer kende periodes waarin het zich met protectionisme verweerde tegenover de machtige zuiderbuur.

Die had niets te leren als het op economisch nationalisme aankwam. Van bij het ontstaan van de Verenigde Staten in 1776 bestond een sterke tendens tot economisch protectionisme. Daarmee probeerden ze de prille industrie op eigen bodem te beschermen tegen de economische hegemoon Groot Brittannië. Die vormde de eerste industriestaat van de wereld en had er alle belang bij zoveel mogelijk economische barrières neer te halen om zijn nauwelijks beconcurreerde fabricaten wereldwijd te slijten. Amerika wilde niet alleen zelf de weg van industrialisatie op, maar had ook geen zin in economische dominantie door het imperium waaruit het zich net bevrijd had. Toen Friedrich List in 1841 de eerste systematische studie over natiestaat en economie publiceerde, had hij zich daarvoor laten inspireren tijdens zijn jarenlange verblijf in de jonge Amerikaanse republiek.

Hegemoon

Toen na 1945 Washington als nieuwe hegemoon wereldwijd begon te ijveren voor vrijhandel, deed het dat vanuit hetzelfde eigenbelang als de Britten de eeuw daarvoor. Een natie die meer dan de helft van de industriële productie in de wereld afdekte en met zijn dollar de spil vormde van het internationale betalingsverkeer, voelde zich heel comfortabel bij open grenzen. Dat was nog anders geweest net voor de Tweede Wereldoorlog, toen het land zich na de crisis die gevolgd was op de Wall Street crash van 1929 weer was gaan afgrendelen. Nu kon het volstaan met de nauwelijks te stuiten soft power van de American way of live.

De Amerikaanse twintigste eeuw, was dat nu het resultaat van economisch overwicht of een doelgericht streven naar een grootmachtstatus? De VS hebben het politieke leiderschap in de wereld niet vrijwillig opgenomen: pas in 1945 bleken ze veroordeeld tot een rol die ze niet gezocht hadden. Op het Amerikaanse halfrond dan weer wilden ze al vanaf 1823 (de ‘Monroe-doctrine’) wel de baas zijn.

Net zoals politieke en militaire macht een wederzijds versterkende relatie aangingen met economische kracht, zo ook hebben economisch belang en nationalisme elkaar gevoed. Nu eens stonden diplomatie en leger ten dienste van big business, dan weer diende economisch beleid als hefboom voor eer en glorie van een natie die zichzelf als een goddelijk gesanctioneerd ‘nieuw Jeruzalem’ een unieke rol in de wereldgeschiedenis toedacht. Dat kon neerkomen op onverholen imperialisme (de ‘manifest destiny’), op een moreel en democratisch zendingsbewustzijn, of een combinatie van beide.

Schijn van glorie

Trumps intentie om de deficitaire handelsbalans met Canada en de Europese Unie recht te trekken lijkt een ‘rationeel’ economisch doel, al past dat adjectief dan weer niet zo goed bij de dreiging tot annexatie van zijn noorderbuur die hij daarvoor inzet. Zijn voorstel om Groenland te kopen mag dan ingaan tegen de huidige diplomatieke geplogenheden, zijn jacht op de grondstoffen van dat eiland lijkt economisch evengoed steek te houden. Hetzelfde geldt voor zijn ondubbelzinnige opeising van het Panamakanaal en zijn strijd tegen de concurrentie van China.

Geen economisch nationalisme dan, gewoon normale, zij het niet fijnzinnig en niet eens altijd doelmatig bedreven behartiging van de economische belangen van een land door zijn politieke leider? Niet helemaal. Het gaat natuurlijk over economie, maar ook over een terugplooien op een regionaal Amerikaans imperium.

Hoe productief alle bombarie waarmee dat beleid nog voor de presidentiële inauguratie werd aangekondigd in economisch en politiek opzicht wel is, zal moeten blijken. Voerde president Theodore Roosevelt zijn imperialistisch beleid aan het begin van de twintigste eeuw niet uit onder het motto ‘speak softly and carry a big stick’? Die grote stok kan nog komen, maar stil spreken is alvast niets voor de nieuwe president.

En ook dat past bij economisch nationalisme: als het de bedoeling is te stralen als de sterke man die ‘Amerika weer groots maakt’ (MAGA), dan schuilt achter de luidruchtige opeising van al die trofeeën een eigen ratio. Nationalisme, ook in zijn economische veruitwendiging, moet altijd in grote mate ook niet-materiële, mentale, gevoelsmatige behoeften bevredigen. Zelfs voor een schijn van glorie waren andere regimes bereid een hoge prijs te betalen. Zoals de EU ook minder sterke economieën aan boord wil houden om een politieke droom te redden, zo kiest het Amerikaanse staatshoofd zijn steile weg. Met economische of andere soorten winst.

Olivier Boehme is historicus en auteur van o.m. Greep naar de markt (2008), De welvaart en trots van naties (2013) en Scepsis. Over wankelend vooruitgangsgeloof (2023).

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content