Jonas De Maeyer
‘Tijd voor een ander participatiemodel: van saaie vergaderingen naar inclusieve co-creatie’
‘Werkelijk alles stuit op protest’, zei gewezen Vlaams Bouwmeester Leo Van Broeck onlangs in Knack. ‘We participeren onze manier van leven kapot.’ Maar die bewering behoeft nuance, stellen Jonas De Maeyer en Tim Devos van Endeavour, een bureau gespecialiseerd in participatie. ‘De overheid heeft nog geen manier gevonden om zelforganiserende burgerinitiatieven te cultiveren.’
In een recent interview met Knack werpt voormalig Vlaams Bouwmeester Leo Van Broeck op dat bepaalde vormen van burgerprotest het bouwproces en ambitieuze ruimtelijke projecten steeds meer bemoeilijken. Het artikel doet echter al te sterk uitschijnen dat we de verantwoordelijkheid voor een falend participatie-model vooral moeten zoeken bij de burger die in verzet gaat tegen bouwprojecten in zijn directe omgeving. Er is echter veel meer aan de hand.
We staan voor enorme maatschappelijke transities die een ongeziene ruimtelijke impact hebben. Denk aan het vrijwaren van onze open ruimte, de transitie naar duurzame mobiliteit en hernieuwbare energie, het delen van de beschikbare ruimte, het klimaatadaptief maken van onze stedelijke leefomgeving en het voorzien van energiezuinige betaalbare huisvesting. Het is overigens de grote verdienste van Van Broeck dat hij het architectuurdebat heeft verbreed naar deze grote opgaven van vandaag.
Lees verder onder de kader
Dit zijn echter stuk voor stuk kwesties die staan of vallen bij de nodige gedragsverandering, collectieve bewustwording en het verwerven van een breed maatschappelijk draagvlak. Het is net daarom van onmiskenbaar belang om over dit soort kwesties actief in dialoog te gaan met de burger. De manier waarop is echter minder evident. Burgers worden nog te vaak louter betrokken via klassieke inspraakvergaderingen in het kader van concrete bouwdossiers, en overigens vaak veel te laat in het traject. Er zijn nog te weinig manieren en handvatten om met de burger in gesprek te gaan over brede ruimtelijk-maatschappelijke transities. Dit is nochtans een absolute voorwaarde wanneer de overheid mensen wil kunnen motiveren tot duurzamer ruimtegebruik.
Tegenover burgerverzet dat kan weggezet worden als nimby-gedrag (not in my backyard), staat een steeds groeiend aantal van uiterst innovatieve en productieve burgerbewegingen en -initiatieven. Ze eigenen zich letterlijk het recht toe om de stad actief mee vorm te geven, in tegenstelling tot een verouderd model waarin de burger enkel geraadpleegd wordt. De gerenommeerde sociaal-geograaf David Harvey formuleert het treffend: ‘The freedom to make and remake our cities and ourselves is one of the most precious yet most neglected of our human rights.’
Inspraak en betrokkenheid bij de vormgeving van je omgeving vormen een democratische recht, maar spijtig genoeg één dat vaak verwaarloosd wordt. De laatste jaren was de impact van dergelijke initiatieven merkbaar, doordat ze zich steeds verder professionaliseren, een brede waaier aan expertises inzetten en tactieken ontwikkelen om wél op heel nieuwe manieren de burger te betrekken. Denk daarbij aan een beweging zoals Ringland die de overheid tot inzicht bracht dat een mobiliteitsproject kan ingezet worden om de stedelijke leefbaarheid te verhogen. Of de vele voorbeelden waar door burgers geïnitieerde, vaak tijdelijke ontwikkelingen van leegstaande en moeilijk te herbestemmen gebouwen, een nieuwe dynamiek geven aan de wijk, zoals Hal5 in Leuven.
Jammer genoeg worden deze zelforganiserende burgerinitiatieven lang niet altijd naar waarde geschat en heeft de overheid nog geen manier gevonden om deze te cultiveren en het eigenlijk beleid te laten beïnvloeden en bijsturen. Al te vaak blijft het daarom beperkt tot experimenten in de marge of in de tussentijd.
‘Waar de architect het gewend was om als “de expert” op te treden die met een groot gebaar de ruimte schept, vereist de hedendaagse realiteit dat dit veel meer in dialoog zal moeten gebeuren.’
Democratisch deficit
Burgers zijn ervaringsexperten van hun eigen leefomgeving. Met doordachte participatieprocessen kan je die expertise cultiveren en gericht inzetten om lokale belangen te doorgronden en maatschappelijk meerwaarde van projecten te bepalen. Het probleem is echter dat participatietrajecten vaak pro forma worden vormgegeven en weinig meer doen dan de burger informeren over wat er staat te gebeuren. In gemeenten met veel burgerverzet is er dan ook vaak wantrouwen gecreëerd door een vrijgeleide te geven aan ontwikkelingsprojecten die de maatschappelijke return die ze beloven al te weinig waarmaken, of door ad hoc in te zetten op prestigeprojecten om politiek punten te scoren en door historische kansen voor goede ruimtelijke ordening te laten liggen. Wanneer er een democratisch deficit is in de ontwikkeling van ruimtelijke projecten zijn juridische stappen dan ook vaak de enige weg. Dat burgers in verzet gaan, zou overheden dus net moeten motiveren om de lat hoger te leggen.
De kracht van participatie schuilt net in het overstijgen van individuele belangen door een veelheid aan stemmen, expertises en belangen af te wegen. In de praktijk zien we dat vele participatietrajecten enkel de gebruikelijke dominante stemmen – of sterke lobbyisten – bereiken. Om een democratisch fundament te vormen moet participatie inclusief georganiseerd worden en iedereen en elk (maatschappelijk) belang gelijkwaardig behandelen. Zo zien we dat het bijzonder moeilijk is om via de reguliere processen jongeren en jongvolwassenen te bereiken, en is de culturele en socio-economische diversiteit ook vaak ver zoek. Dat betekent geenszins dat deze doelgroepen minder maatschappelijk geëngageerd zijn, integendeel, maar het maakt dat de nood aan maatwerk des te groter is.
Een one-size-fits-all-aanpak werkt simpelweg niet en lang niet iedereen voelt zich aangesproken door een participatie-aanpak die gesteund is op saaie infomomenten en langdradige vergaderingen. In dialoog stellen burgers zich nu eenmaal meer maatschappelijk op, leren ze voorbij de eigen belangen te kijken, in het bijzonder wanneer dit over generaties heen gebeurt. Andere, betere en vooral meer representatieve vormen van burgerparticipatie kunnen er daarom net voor zorgen dat nimby-gedrag geïsoleerd wordt en dat al te luide stemmen het nodige tegengewicht krijgen.
In ontwikkelingsprocessen waar participatie op maat steeds belangrijker wordt zal ook de architect zich moeten aanpassen. Waar de architect het gewend was om als ‘de expert’ op te treden die met een groot gebaar de ruimte schept, vereist de hedendaagse realiteit dat dit veel meer in dialoog zal moeten gebeuren. Dat doet absoluut niet af aan de specifieke expertise van de ontwerper, maar vereist een open blik, een luisterend oor en een meer co-creatieve ontwerphouding.
Dat hoeft overigens geen verlies voor de aantrekkelijkheid van het beroep te betekenen. De architect versterkt de connectie met buurt en maatschappij en zal ontwerp expertise blijven inzetten om gedeelde ambities en ideeën om te zetten tot vorm. Het lijkt ons dan ook belangrijk dat architectuuropleidingen ook hun taak opnemen en studenten ook goed opleiden voor deze nieuwe rol.
Tim Devos, partner Endeavour, Ir-Architect, stedenbouwkundige, Doctor in de sociale geografie, onderzoeker aan de UGent en gastprofessor aan de VUB
Jonas De Maeyer, partner Endeavour, architect en stedenbouwkundige
Endeavour is een coöperatieve onderneming die overheden helpt bij het betrekken van verschillende stakeholders in ruimtelijke transitieprocessen via onderzoek, procesbegeleiding en innovatie.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier