Tienkamper Thomas Van der Plaetsen: ‘Ik beoefen mijn sport om mezelf te ontplooien’
Kwistig strooit Thomas Van der Plaetsen wijze woorden in het rond. Hij heeft zo veel meer te vertellen dan wat die teelbalkanker met hem deed. ‘De tienkamp maakte van mij een completer persoon.’
De Rooftopbar Gaston in Gent loopt leeg. Journalisten keren huiswaarts, fotografen bergen hun materiaal op. Bijna zit hij erop, de persdag van tienkamper Thomas Van der Plaetsen (25). Voor een resem lenzen heeft hij al geposeerd en ettelijke vragen heeft hij al beantwoord wanneer hij aanschuift voor dit laatste gesprek van de dag. Is hij ze onderhand niet duchtig beu, al die interviews? ‘Dat valt mee’, antwoordt Van der Plaetsen. ‘Zo’n interview kan voor mij ook een moment zijn om eens over de dingen na te denken.’
Golfballetjes gooien
Koesterde jij vanaf je twaalfde de ambitie om topsporter te worden?
Thomas Van der Plaetsen: ‘Op die leeftijd stond ik nog niet stil bij mijn toekomstbeeld. Ik was een enorme chaoot, ik had ADHD-problemen. Na schooltijd liep ik urenlang in de tuin. Soms stond ik drie uur te springen op de trampoline. Maar ik was nooit echt gefocust op iets. Tot ik tijdens schoolwedstrijden veel vooruitgang boekte in het hoogspringen. Mijn broer Michael zag hoe ik gemakkelijk over twee meter sprong, bijna zonder te trainen. Hij vroeg mij waarom ik dat niet eens serieus zou nemen. Ik deed dat en mijn prestaties schoten de lucht in. Het was voor het eerst dat ik mijn aandacht op iets kon toespitsen. Ik zag dat inspanningen tot iets konden leiden. Plots begon ik verantwoordelijkheid op te nemen voor mezelf en werd ik volwassen.’
Op Facebook schreef je: ‘On the track is where I grew into my skin and accepted who I was.’
Van der Plaetsen: ‘Door die ADHD-problemen ging het op school nooit gemakkelijk, al was ik niet dom en raakte ik redelijk makkelijk door mijn middelbaar. Maar als je in de klas niet kon stilzitten, werd je voortdurend gestraft. De eerste stap was er: opletten. Dat kon ik niet. Dus was ik niet mee met de tweede stap en had ik het al opgegeven tegen de derde stap. Ik voelde mij ook niet thuis in zo’n omgeving van controle. Ik liep er rond zonder veel persoonlijkheid en met veel onzekerheid. Alsof ik mezelf nog niet had ontdekt. Op de atletiekpiste ging het anders: als daar iets niet meteen lukte, werd ik net aangemoedigd om te blijven proberen. Ik kon er op een natuurlijke manier stap voor stap vooruitgaan.’
Hoe kwam je uit bij de tienkamp?
Van der Plaetsen: ‘Een goede maat was hordenloper. Hij sloot zijn seizoen altijd af met een tienkamp. Ik wou wel een keer meegaan, want ik wist dat ik ook goed kon werpen. Op school gooiden we weleens met golfballetjes en was het mij al een paar keer gelukt om zo’n balletje over een voetbalveld te gooien. Andere jongens kwamen zelfs niet in de buurt.’
Meer kunst dan wetenschap
Wat is voor jou de charme van de tienkamp?
Van der Plaetsen: ‘De focus die je nodig hebt om vooruitgang te boeken in de tien disciplines, maar ook in de tienkamp als geheel. Iedereen weet hoe hij sneller moet lopen of beter moet werpen, maar in de tienkamp moet je dat allemaal samenbrengen. Dat spreekt mij aan, want dat is nog veel meer kunst dan wetenschap. Je moet heel creatief zijn, zelfs al louter om je trainingsschema’s in elkaar te puzzelen. Er zijn ook maar weinig sporten die je zo breed uitdagen. Een tienkamp is zo veeleisend dat het mentale een grote rol speelt. Ik kan die mentale uitdagingen in de tienkamp zien als problemen die op te lossen zijn.
‘Door mijn sport begon ik mentaal sterker in mijn schoenen te staan. Gaandeweg ging dat ook doorschemeren in de rest van mijn leven. De tienkamp maakte van mij een completere persoon. Daarnet moest ik hier voor een publiek spreken. Dat doet mij niks meer. Toen ik vroeger vooraan in de klas moest spreken, stond ik daar zo lullig als wat.’
Op het mentale vlak is bij een tienkamp ook de overgang van de ene naar de andere discipline zwaar.
Van der Plaetsen: ‘Door de tijdsbeperking. Het hordenlopen is heel explosief en een halfuur later moet je jezelf zo rustig mogelijk maken voor het discuswerpen, maar daar moet wel nog een stuk agressie inzitten. Ik bereid mij dan voor met kleine stretchoefeningen die ik normaal snel doe. Na het hordenlopen maak ik die langer en trager, om zo met een ontspannen mindset in de discusopwarming te gaan.
‘Ik vind dat heel interessant, die overgangen en de vraag hoe ik er op korte tijd kan in slagen om mezelf rustig te maken. Ik ben veel beginnen te lezen over meditatie, motivatie en doorzettingsvermogen. Vijf jaar geleden had ik mij nooit kunnen inbeelden dat ik zo’n controle zou kunnen hebben over mijn gedachten, dat ik zelf zo zou kunnen sturen of ik opgepompt aan een start sta of net heel kalm. Dat is een zoektocht en een ontdekking.’
Omdat jij dat ervan maakt.
Van der Plaetsen: ‘Sommige atleten doen het anders, zij proberen eerder een tank te zijn en door alles heen te stoten. Ik zou dat fysiek nooit aankunnen. Dus ben ik ook wat verplicht om mijn voordeel in het mentale te zoeken.’
What the hell is dat?
Je eerste grote wedstrijd was het WK in 2011. Vlak voor je vertrek bleek dat je vader door pancreaskanker niet lang meer te leven had. Toch vertrok je.
Van der Plaetsen: ‘Mijn vader steunde ons altijd enorm, mij als atleet, mijn zus als mijn manager en mijn broer als mijn trainer. Hij was trots op hoe wij dat als familie aanpakten. Hij kende het belang van dat WK en vond dat ik moest gaan. Zijn motto was: het leven is aan de levenden. Doordat het op een manier leek alsof ik hem achterliet, heb ik wel heel bewust afscheid genomen. Andere mensen, die dagelijks rond hem bleven, deden dat niet, en toen werd hij op één namiddag plots heel slecht.’
Hij overleed enkele dagen voor het WK, terwijl jij in Zuid-Korea zat.
Van der Plaetsen: ‘Mensen zeiden me dat ze het zot vonden dat ik op de piste zo gefocust was, maar voor mij was dat nog het makkelijkste, daar had ik iets om mij op te concentreren. Het is een periode die mij erg getekend heeft, in positieve zin. Ze maakte me veel bewuster, ik hou mezelf nu voor dat je toch beter geniet van elke dag. Je weet nooit dat er plots iets gebeurt waardoor alles verandert.’
Is je vader nog vaak bij je?
Van der Plaetsen: ‘Nog heel vaak. Hij was psychiater. Toen hij overleed, was ik nog wat te jong om goed te begrijpen waarmee hij bezig was: onderwerpen zoals meditatie en mentale kracht. Vroeger stond ik soms naar zijn boekenkast te kijken en dacht ik: what the hell is dat allemaal? Nu pluk ik er almaar vaker eens een boek uit, over yoga of de psyche. Waarschijnlijk stuurde hij me wat in die richting, zonder dat ik het besefte.’
Het lichaam liegt
Was je boos op je lichaam toen eind 2014 ook bij jou kanker vastgesteld werd?
Van der Plaetsen: ‘Een beetje wel, ja. Als jonge atleet let je zo op je gezondheid. Als je dan kanker krijgt, lijkt het alsof je van binnenuit verraden wordt.’
Hoe was het om je lichaam afgetakeld te zien na de chemobehandeling?
Van der Plaetsen: ‘Frustrerend. Vooral omdat die herinnering aan presteren nog zo fris in je hoofd zit. Je weet nog goed hoe het voelt om over 2,10 meter of bijna 8 meter ver te springen. En plots gaat dat niet meer. Dat is bizar, want motorisch lijkt het wel nog in je lichaam te zitten. Toen ik na mijn kanker bij het hoogspringen een aanloop nam, voelde die exact zoals vroeger. Maar er kwam niets uit. Je belandt in een tweestrijd tussen het fysieke en het mentale. Je weet dat je de boel niet mag forceren, maar elke keer opnieuw geeft je lichaam hetzelfde signaal: dit kun je nog. Het is zoals een driepunter scoren bij het basketten. Eerst scoor je driepunter na driepunter. Dan krijg je plots een ziekte en gaan al je ballen naast de ring, terwijl je nog exact dezelfde bewegingen maakt en die ook goed aanvoelen. Je lichaam lijkt je voor te liegen. Dat is lastig en confronterend.’
Begin dit jaar maakte je op Facebook een blog omdat je vond dat een comeback vaak iets te heroïsch wordt voorgesteld.
Van der Plaetsen: ‘Op de Universiade van vorig jaar werd ik beschreven als “de held van de Universiade, die was teruggekomen na kanker”. Soms lijkt het alsof een comeback iets glamoureus is. Ik wou een beetje tegengewicht bieden aan dat verhaal. Ik wil mensen niet de kracht afnemen om een comeback te maken, ik wil hen wel aansporen om realistisch en constructief te zijn als ze met tegenslag omgaan. Ze moeten niet denken dat ze Rocky Balboa zijn. Een comeback is niet: de grote, stoere man uithangen. Het is een constant proces dat gaat om kleine stapjes. Een comeback gaat om het ontkrachten van allemaal kleine tegenslagen, elke dag, elk uur. Dat is niet cool, dat is lastig.’
De klassieke misconceptie
In die blog schreef je uitgebreid over Rocky Balboa. Je analyseerde waarom die figuur vroeger ook jou aansprak. Je kwam uit bij de wij-tegen-zij-mentaliteit, bij het idee dat onze tekortkomingen niet onze eigen fout zijn. Zocht jij vroeger vaak excuses buiten jezelf?
Van der Plaetsen: ‘Ik was vroeger erg onzeker. Dan lijkt het alsof je toegeeft dat je toch niet zo goed bent als je verantwoordelijkheid neemt voor je falen. Alsof je dat onzekere stemmetje in je hoofd beantwoordt. Maar het gaat gewoon over het opnemen van verantwoordelijkheid voor je eigen acties. Zo erken je dat je er iets kunt aan doen.’
Ook over zulke onderwerpen lees je veel. Soms zit je zelfs met een boek van de filosoof AlbertCamus in je handen.
Van der Plaetsen: ‘Als je het onderste uit de kan wilt halen op fysiek vlak, kun je dat maar beter ondersteunen door op mentaal vlak hetzelfde te doen.’
Daar hoort voor jou bij: een gebalanceerd leven leiden, ook veel doen naast je sport, skateboarden bijvoorbeeld.
Van der Plaetsen: ‘Als je te perfectionistisch en te geobsedeerd bent, maakt dat je soms blind voor de mogelijkheden om op alternatieve manieren vooruitgang te maken. Muzikanten spelen ook hun beste nummers als ze in een trance zitten, als ze niet over de zaken nadenken. Wie alles probeert te controleren, is ergens geremd. Als je vastzit in de overtuiging dat hard werk altijd loont, is het soms moeilijk om te zien waar je in de fout gaat. Ik wil meer in een flow zitten dan in een tunnel.’
Is dat nog een taboe onder topsporters?
Van der Plaetsen: ‘Omdat je dan zogezegd niet honderd procent voor je sport leeft? Dat is de klassieke misconceptie. Alsof een student die niet de hele dag studeert niet goed bezig is. Als die student tussendoor een sportieve inspanning levert, kan hij de processen om bij te leren net versnellen.’
It’s about the road
Onlangs zei je dat het voor jou niet veel uitmaakt of je in een olympisch jaar zit of niet.
Van der Plaetsen: ‘Ik vind het raar als atleten enkel voor de Spelen het onderste uit de kan halen. Ik kan dat wel begrijpen, maar ik vind dat heel ironisch, omdat de olympische gedachte gaat om jezelf ontplooien, om stap voor stap vooruitgaan. Als ik mijn leven op orde heb en probeer om het maximum te halen uit alle stappen die ik vooruit zet, dan kom ik wel uit waar ik moet uitkomen. Je kunt dat niet forceren. Ik probeer om alles wat ik zelf kan controleren zo ideaal mogelijk te doen. Als dat genoeg is voor een hoge plaats of een medaille, vind ik dat super. Is dat net niet genoeg, dan moet ik dat aanvaarden. Dan was er waarschijnlijk niet zoveel dat ik daarbovenop nog kon gedaan hebben. Ik wil dat niet gebruiken als excuus, ik probeer de dingen in hun essentie te bekijken, los van veranderlijke elementen zoals het wel of niet plaatsvinden van een WK of Spelen. Als ik stappen vooruit zet, ben ik beter dan vroeger en heb ik meer kans om te winnen.’
Als je prestatie in Rio straks tegenvalt, ga je dat niet ervaren als een levensdoel dat opgeblazen wordt?
Van der Plaetsen: ‘Zeker niet. Ik ben een aanhanger van het cliché: It’s about the road, not thedestination. Die Spelen zijn fantastisch, maar plots extra motivatie voelen, enkel en alleen omdat er een speciaal evenement is waar meer mensen naar kijken? Voor mij heeft sport niet die boodschap. Dan doe je het voor externe factoren. Ik beoefen mijn sport in essentie voor mezelf, om mezelf te ontplooien.’
Speelt je kanker nog een rol als jij in Rio je resultaat beoordeelt?
Van der Plaetsen: ‘Zelfs vorig jaar had ik het al moeilijk om die kanker nog te laten meespelen in de vaststelling dat ik nog niet presteerde zoals vroeger. Intussen zijn we meer dan anderhalf jaar later, nu hoop ik echt wel op vooruitgang.’
Wanneer ben je tevreden over Rio?
Van der Plaetsen: ‘Als ik in de top acht eindig. Of als ik 8300 à 8400 punten haal.’
‘Hard werk is niet hetzelfde als hard werken’
Tienkamper Thomas Van der Plaetsen kijkt op naar de ingesteldheid van zijn collega Trey Hardee, die volgens hem hard werken een fluitje van een cent kan doen lijken. Van der Plaetsen: ‘Ik heb daar zelf een quote voor: “Hard werk is niet hetzelfde als hard werken.” Hardee traint vijf uur per dag extreem hard. Dat zijn trainingen die normale mensen niet zouden overleven, maar hij doet het moeiteloos. Hij levert hard werk, maar is niet hard aan het werken. Hij ontwikkelde een mindset om door zijn trainingen te geraken op een manier die zo weinig mogelijk energie vraagt. Dat is iets waar ik ook hard probeer aan te werken: geen energie verspillen aan frustraties, de overbodige zaken overboord gooien. Vroeger had ik bij het hoogspringen vaak slechte dagen. Ik dacht op zulke momenten: nu ga ik niets kunnen leren. Tot ik het anders bekeek. Ik begon te denken: ik spring vandaag misschien niet zo hoog, maar ik kan nu wat meer focussen op mijn ritme of mijn afstootpositie. In de plaats van energie te verliezen door frustraties, probeer ik nu op zulke momenten de focus van de training te verleggen. Nog een voorbeeld is de training voor de 1500 meter. Vaak zie ik atleten die vóór zo’n training al honderd keer zeggen dat ze gaan sterven. Ik probeer er gewoon aan te beginnen. Ik weet dat ik weer ga sterven, maar ik ga geen energie steken in die gedachte. Het is zoals mensen die een drukke dag hebben en de hele dag zuchten: “Ik heb een drukke dag.” Ze verliezen meer energie door het idee dat ze een drukke dag hebben dan door datgene waarmee ze echt bezig zijn.’
‘Missie om onschuldige atleten te beschermen is omgekanteld’
Tienkamper Thomas Van der Plaetsen kreeg eind 2014 te horen dat hij kanker had. Dat gebeurde na een dopingcontrole waarbij in zijn urine Human Chorionic Gonadotropin (HCG) was gevonden. Dat zwangerschapshormoon kan wijzen op teelbalkanker. Vlak nadat Van der Plaetsen zelf dat nieuws had vernomen, publiceerde De Morgen al een stuk over zijn positieve plas. De krant vermeldde dat er niet per definitie sprake was van dopinggebruik, maar door het snelle optreden van de betrokken journalist voelde Van der Plaetsen zich wel verplicht vlug een persconferentie te organiseren in een poging om zijn imago te redden. Er waren nog allerlei testen aan de gang, maar Van der Plaetsen kon haast niet anders dan al wereldkundig maken dat hij teelbalkanker had. Hij sprak de hoop uit dat de privacy van topsporters voortaan beter beschermd zou worden. ‘Als een atleet niet eens de tijd krijgt om zijn onschuld te bewijzen, dan is dat een groot probleem’, zegt hij nu. ‘Rusland is bezig met een wet die het gerechtelijk vervolgbaar maakt als mensen dopingresultaten publiek maken vooraleer het B-staal geanalyseerd is.’
Heeft België een gelijkaardige wet nodig?
Thomas Van der Plaetsen: ‘Ja, al zou zo’n regel overbodig moeten zijn. Het is toch de logica zelve dat je niemand mag veroordelen vooraleer hij echt schuldig bevonden is?’
Op wie was jij het meest boos?
Van der Plaetsen: ‘Wie ging in de fout? Het antidopingagentschap, dat het nieuws lekte, of de media? Ik denk dat de grootste fout bij het antidopingagentschap lag. Dat moet instaan voor de bescherming van onschuldige atleten. En bij atleten die betrapt worden, moet dat agentschap zo lang mogelijk hun menselijkheid beschermen.’
Heeft iemand in jouw zaak zijn beroeps- of medisch geheim geschonden?
Van der Plaetsen: ‘Hoogstwaarschijnlijk. Maar ik ga daar niet te veel over zeggen.’
Het Wereldantidopingagentschap WADA bepaalde na jouw zaak dat een sporter niet langer een preventieve schorsing krijgt als HCG wordt opgespoord.
Van der Plaetsen: ‘Ook dat is een regel die niet nodig zou moeten zijn.’
Is het lek in jouw zaak aangepakt?
Van der Plaetsen: ‘Neen, men maakte een regeltje waardoor mijn specifieke zaak nooit meer kan voorkomen, maar de bron van het probleem is niet aangepakt.’
De aanpak van doping beroert je al lang. Op Facebook schreef je: ‘In taking away the humanity of thosethat get caught for doping (regardless of it being a genuine positive test or not), you also lose themessage of integrity and respect you stand for.‘
Van der Plaetsen: ‘Ik praat niet goed dat mensen doping nemen, maar de media, de publieke opinie en het WADA hebben op dit moment geen oog meer voor de menselijkheid van wie betrapt wordt. Het is meteen: “Gij klootzak, pak al zijn geld af.” Als je wilt staan voor eerlijkheid, maar anderzijds valsspelers direct afbreekt, ben je op menselijk niveau even slecht als die valsspelers. Door iemands misstap zo hard te beoordelen gaat de integriteit van je boodschap verloren. Soms lijkt het alsof de missie om onschuldige atleten te beschermen omgekanteld is in een heksenjacht op dopingzondaars.’
Fiche Thomas Van der Plaetsen
Bij de tienkamp werken de atleten tien atletieknummers af op twee dagen. Bij elke discipline verdienen ze punten volgens een systeem van de wereldatletiekbond. Het wereldrecord van Ashton Eaton is 9045 punten. Het record van Thomas Van der Plaetsen bedraagt 8255 punten.
In 2013 en 2015 won Van der Plaetsen de World University Games. In 2014 pakte hij brons op het WK indoor. In Rio neemt hij voor het eerst deel aan de Spelen, die in Londen miste hij door een blessure. Zijn records op de onderdelen van de tienkamp zijn:
100 m: 11.04
Verspringen: 7,80 m
Kogelstoten: 14,32 m
Hoogspringen: 2,17 m
400 m: 48.64
110 m horden: 13.39
Discuswerpen: 44,48 m
Polsstokspringen: 5,41 m
Speerwerpen: 65,31 m
1500 m: 4:32.15
Olympische Spelen in Rio de Janeiro
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier