Theatermaker Junior Mthombeni: ‘Al mijn hele leven zit ik in survivalmodus’
Elke week vraagt Knack aan ondernemende Belgen hoe ze lijf en psyche in balans houden. Zijn allereerste theaterstuk maakte Junior Mthombeni in de psychiatrie, na een jeugd vol weerhaken. ‘Ik was een van de vele lost cases.’ Vandaag wordt hij gevierd in binnen- en buitenland en heeft hij eindelijk rust gevonden. ‘Muziek heeft me gered.’
In de coulissen van de KVS in Brussel vliegen de actrices uit Dear Winnie – ‘fantastische Afrikaanse diasporavrouwen’ zal hij ze even later noemen – een voor een hun regisseur Junior Mthombeni om de hals.
‘Happy birthday!’
‘Proficiat!’
‘How old are you now?’
Stilte.
48 wordt Mthombeni op de dag van ons gesprek. Met Dear Winnie heeft hij zijn meest persoonlijke en misschien wel beste theaterstuk tot nog toe gemaakt, na voorstellingen over een Belgische Syriëstrijder, Muhammad Ali en Malcolm X.
Ik ben misbruikt van mijn vierde tot mijn veertiende ongeveer. Dat in combinatie met mijn thuissituatie en je begrijpt dat ik fucked up was.
‘Een brief aan mijn vader’, heeft hij het al genoemd, zijn vader die in Zuid-Afrika werd geboren, zich op zijn twaalfde bij het ANC van Nelson Mandela aansloot, vanuit een opleidingskamp in Kenia een brief naar diens vrouw Winnie verzond en uiteindelijk, amper negentien, naar Mechelen vluchtte om daar in café Jambo de strijd tegen apartheid voort te zetten.
Dear Winnie is een trip, een uitbarsting van kleuren en muziek, van levensvreugde en pijn. Zoals het leven van de maker, Junior Mthombeni.
We stappen zijn kleedkamer binnen. Op tafel staan twee zakjes zandkoeken met een groen hart erop gekleefd.
In de voorstelling gaat het vaak over demonen en bovendien is het verhaal opgebouwd als een louteringsproces. Is het stuk voor u een duiveluitdrijving?
Junior Mthombeni: Ja, dat denk ik wel. Niet zozeer als therapie voor mijzelf, maar meer collectief bekeken. Het is een confrontatie met je publiek, je spelers, je omgeving. Je moet ergens door, je moet samen je demonen in de ogen kijken, om daarna weer met elkaar te kunnen praten.
Hebt u tijdens het maken van Dear Winnie uw eigen demonen in de ogen gekeken?
Mthombeni: In het begin wel, dan komt je vader langs, je familie, je eigen leven, maar na verloop van tijd beland je in een soort makersmodus en neem je afstand van je persoonlijke verhaal. Tijdens de voorstelling kan ik wel nog altijd ineens heel persoonlijk geraakt worden, door een zin of een beweging of een stilte die valt. Zoals op het moment dat Joy (Wielkens, een van de negen actrices die gestalte geven aan Winnie Mandela, nvdr) tegen de muur vol kleren aan het praten is. ‘ What a beautiful painting’, fluistert ze, terwijl rond haar alle tumult is stilgevallen. Het treft me iedere avond opnieuw, omdat het gaat over alle kinderen, alle mensen die daar aan de muur hangen en over de dood die hen te wachten staat.
Omdat de dood u bezighoudt?
Mthombeni: Omdat in Zuid-Afrika de dood alomtegenwoordig is en ik er al veel mensen verloren heb. Mijn broer is gestorven aan hiv. Mijn ene zus aan kanker, mijn andere aan een zwangerschapsvergiftiging. Een nicht is neergeschoten, een andere heeft zich opgehangen na een groepsverkrachting, nog een andere heeft ook zelfmoord gepleegd. En dat allemaal in een tijdspanne van tien, vijftien jaar.
Na de dood van zijn kinderen belandde uw vader in een kramp. Die kramp zit in alles wat u maakt.
Mthombeni: Mijn vader heeft veel pijn gekend. Fysiek leefde hij dan wel hier, in gedachten is hij altijd in Zuid-Afrika gebleven. Hij was nergens thuis. Op het einde van zijn leven voelde hij zich enorm schuldig. Hij had op zijn negentiende zijn land verlaten, zijn familie en zijn drie kinderen ginder, zonder hen iets te vertellen, want dat was te gevaarlijk, en nadien had hij niets meer voor hen kunnen doen. In zijn ogen had hij gefaald.
U had deze voorstelling niet kunnen maken toen uw vader nog leefde, hebt u eerder al gezegd. U zou zijn hete adem in de nek hebben gevoeld?
Mthombeni: Hij zou zich overal mee gemoeid hebben. (lacht) Het heeft zeker iets van afronden, wat ik nu aan het doen ben. Mijn vader is vier jaar geleden gestorven aan longkanker. Amper twee maanden na de diagnose, het is heel snel gegaan.
Lijkt u op hem?
Mthombeni: Nee. (denkt even na) Ik heb wel dezelfde hang naar destructie, maar ik ben niet zo hard als hij. Hij kon echt keihard zijn. Koppig ben ik wel, net als hij. Mijn vader was een echte patriarch. Een kwaaie mens, ook. Ik heb dat lange tijd niet gesnapt, rond mijn twintigste heb ik zelfs de banden voor een hele tijd doorgeknipt. Het mooie is wel dat hij is heengegaan op het moment dat er wederzijds begrip tussen ons was, meer zelfs: er was liefde tussen ons. Hij was niet meer de man voor wie ik bang was of op wie ik kwaad was, en hij vond me geen loser meer.
Hebt u het gevoel dat u het trauma dat uw vader is overkomen moet goedmaken? Dat u de wereld weer wat schoonheid moet schenken?
Mthombeni: Ik zou ja willen zeggen, maar theater en muziek is nu eenmaal gewoon mijn taal. Ik leef graag in een fantasiewereld, dat heb ik altijd al gehad. Hoe destructief ik soms ook was, ik heb altijd kunnen overleven door in een soort fantasiewereld het schone op te zoeken. Wellicht is dat ook de invloed van mijn moeder: zij was klassiek pianiste en zong op jonge leeftijd opera, tot ze verliefd werd op een slager en haar muziek, haar poëzie overboord heeft gegooid.
In de voorstelling geeft u alle macht aan de vrouwen en bestempelt u Winnie Mandela herhaaldelijk als ‘Mama Africa’. Is het evengoed een eerbetoon aan uw moeder als aan uw vader?
Mthombeni: Aan de moeders, in het algemeen. En aan de vrouwen in mijn leven. Van mijn Zuid-Afrikaanse kant ken ik alleen verhalen over mijn overgrootmoeder en mijn grootmoeder. Mijn familieverhaal is heel erg op de vrouwen gericht en ook daarom staan er nu negen vrouwen op de scène.
Wat voor iemand mijn moeder is? Een getormenteerde vrouw, maar tegelijk een enorme doorzetter. Ze is altijd voor onze pa blijven kiezen, ondanks alle toestanden. Het streven naar extreme gelijkheid was de bindende factor tussen hen, en ik geloof daar zelf ook sterk in. Ik kom uit heel veel verschillende subculturen: mijn vader was de eerste zwarte van Mechelen, ik was een van de eerste kinderen met dubbel bloed, mijn zus is lesbisch en omdat mijn ouders een café hielden ben ik opgevoed door mijn grootmoeder van moederskant, die doof was. Tot mijn elfde heb ik me hoofdzakelijk uitgedrukt in gebarentaal, wat maakt dat ik nog altijd heel beeldend denk en kijk. En op mijn paspoort stond dan nog eens, omdat ik het kind van een politiek vluchteling was: ‘vaderlandsloos’. (begint te lachen)
Volgens uw persoonlijke Wikipediapagina verzette u zich als tiener tegen uw ouders en verliet u vroegtijdig de middelbare school.
Mthombeni: (verrast) Heb ik een Wikipedia-pagina? Echt? Wie heeft dat daar opgezet? En wat staat er nog zoal op? (zwijgt) Op mijn veertiende ben ik inderdaad gestopt met school en ben ik thuis weggetrokken. Fuck alles, die houding. Alles moest kapot, het kon me allemaal niet meer schelen. Ik heb maanden rondgezworven, sliep bij vrienden en kennissen, trok van de ene plek naar de andere. Ik was rebels, ik zette me tegen alles en iedereen af, niemand moest mij komen vertellen hoe ik mijn leven moest aanpakken. Ook omdat het altijd zo gepousseerd werd door mijn vader: rolmodel hier, rolmodel daar, ik kon het op de duur niet meer horen. Ik heb me daartegen afgezet, ben helemaal in de destructie gegaan.
In Zuid-Afrika is de dood alomtegenwoordig. Een nicht is neergeschoten, een andere heeft zich opgehangen na een groepsverkrachting.
Veel drank, veel drugs?
Mthombeni: Alles. Ik was een van de vele lost cases. Maar zelfs in de meest donkere momenten van mijn leven dacht ik altijd nog: ik ga nooit in de goot belanden. Dan was ik ’s nachts met een hele bende door Amsterdam aan het ronddwalen en zei ik toen we langs de schouwburg passeerden: ‘Hier ga ik ooit op het podium staan.’ Waarop iedereen: ‘Ja ja, Junior. Het is goed jongen.’ Maar dat vooruitzicht, die droom, heeft me altijd rechtgehouden. En kijk, twee weken geleden stonden we met Dear Winnie in de schouwburg van Amsterdam.
U bent even opgenomen in het psychiatrisch ziekenhuis in Duffel. Was dat een kantelmoment?
Mthombeni: (zwijgt) Ik heb mezelf een paar keer laten opnemen, dat klopt, telkens voor een paar maanden. In Duffel en Kortenberg. De aanleiding? (stilte) Ik ben tien jaar lang misbruikt. Van mijn vierde tot mijn dertiende, veertiende ongeveer. Dat in combinatie met mijn thuissituatie en je begrijpt dat ik compleet fucked up was.
Ik ben blij dat ik die stap toen heb gezet, ik ben er sterker uitgekomen. Via therapie heb ik inzichten in mezelf gekregen. In de psychiatrie heb ik trouwens mijn allereerste theaterstuk geschreven, samen met de andere patiënten. Wat scènes in de sfeer van Wachten op Godot, wat muziek: theater gaf me de kans om te vliegen, het gevoel waar ik altijd naar op zoek was. Een way out. Ik heb het geluk gehad dat ik mijn demonen in de ogen heb durven te kijken en dat ik ze in iets creatiefs kwijt kon.
Die donkerte van toen zie je nog altijd in mijn werk. In de verwarring. Er is geen rechtlijnig denken, het gaat niet mooi van a naar z, het vliegt alle kanten uit, zoals in mijn hoofd toen.
Rond mijn twintigste heb ik weer een omslag gemaakt. Toen heb ik beslist om het heft in eigen handen te nemen en iets van mijn leven te maken. In de getormenteerde artiest uithangen op café schuilt geen romantiek, zag ik in, en ik ben bijna obsessief muziek beginnen te spelen. Alles of niets, zo ben ik. Dan kwam ik om vijf uur ’s ochtends café Galleries binnen, aan het station van Mechelen, waar ik zes maanden voordien nog stomdronken aan de toog hing, en speelde ik er in de kelder tot ’s avonds laat op mijn trommels. Oefenen, oefenen, oefenen. Altijd in mijn eentje, altijd nuchter. Ik wilde de beste zijn.
Nog volgens Wikipedia: ‘Lang bleef hij echter niet op de dool, want toen hij 22 was werd hij als muzikant opgepikt door Tone Brulin, die hem medio 1980 castte voor zijn compagnie Tiedrie. Het was de eerste keer dat zwarte acteurs ongeschminkt op de Belgische podia verschenen.’
Mthombeni: Dat is bullshit, wie heeft dat geschreven? Ik heb veel te danken aan Tone Brulin, maar het was bijlange niet de eerste keer dat er gekleurde acteurs ongeschminkt op het podium stonden.
Muziek heeft me gered, dat is wel zo. En achteraf bekeken hebben mijn demonen me meer bijgebracht dan ze kapot hebben gemaakt. Ik heb geregeld op de rand gebalanceerd, maar net op het juiste moment bedacht ik me telkens: wegwezen, Junior, jij zult niet in de goot belanden.
U bent ooit afgewezen voor een interimjob met wc-papier.
Mthombeni: Bij Scottex. Ze zochten veel mensen, hoorde ik van mijn beste maat. Maar na wat telefoons met het uitzendbureau kreeg ik te horen: ‘Junior, we moeten eerlijk zijn: we hebben ze gezegd dat je heel goed Vlaams kunt, dat je bijna zoals ons bent, maar ze willen je er toch niet bij. Ze hebben al genoeg mensen met kleur.’ En zo heb ik legio voorbeelden. Vandaag is er meer mondigheid, is er een sterkere tegenbeweging, sta je niet meer alleen, maar dergelijke zaken gebeuren nog altijd. Ik weet heel zeker: er hoeft maar (knipt met de vingers) dit te gebeuren en ik ben een van de eersten die buitenvliegt. Daar ben ik me terdege van bewust. Het maakt dat ik me nog altijd niet helemaal thuis voel in de maatschappij. Dat ik al mijn hele leven in survivalmodus zit.
En dat voor iemand die volgens muzikant Cesar Janssens, met wie u vaak samenwerkt, ‘drijft op zijn ziel’. ‘Junior staat heel open in het leven’, vertelde hij me.
Mthombeni: In deze wereld heb ik overal gestaan, bij wijze van spreken. Ik heb de goot geraakt en ben tot aan de top gekomen, wat dat ook mag zijn. Alle soorten mensen ontmoet, alle mogelijke subculturen leren kennen. En altijd ga ik voort op de ziel, niet op de titel, de functie of het etiket.
In het Mechelse café van uw ouders werden de vensters destijds geregeld ingeslagen door de Vlaamse Militanten Orde. Is uw huidige succes een opgestoken middelvinger naar de aanvallers van toen?
Mthombeni: Die fase ben ik voorbij. Dat was een aantal jaar geleden zeker het geval, met het succes van de Malcolm X-voorstelling, nu maak ik me meer zorgen om de verruwing, de verharding van de maatschappij. Mijn persoonlijke middelvinger vind ik ondertussen minder belangrijk dan de fierheid dat we daar staan, op het podium van de KVS, dat we onze verhalen kunnen vertellen, dat we een ander narratief naar voren kunnen schuiven.
Inmiddels bent u zelf vader van een zoon van twintig. Wat wilt u hem meegeven?
Mthombeni: Zelfstandigheid. Minder kwaad zijn. Vertrouwen. Maar hij zal het zelf moeten doen. Hij is volop met muziek bezig en ik heb er vertrouwen in dat het goed komt. Het is een geweldig gevoelige, verstandige gast. Het is moeilijk geweest, maar nu kan ik er echt voor hem zijn. We kunnen naar elkaar luisteren en dat is al heel veel. Wat er tussen mij en mijn vader pas op latere leeftijd is gebeurd, dat we opnieuw naar elkaar toe zijn gegroeid, is tussen mijn zoon en mij nu al gebeurd. Dat is een enorme bonus.
Sinds kort mediteert u elke dag, ook met uw cast. Hebt u eindelijk rust gevonden?
Mthombeni: Ik mediteer al jaren af en toe, maar sinds een jaar of drie doe ik het dagelijks. Ik vind het moeilijk om daarover te praten, het is zo persoonlijk. (zwijgt) Zoals ik vroeger naar destructie op zoek ging, zo zoek ik nu naar rust. Naar een nulpunt van waaruit ik nieuwe dingen kan maken. Ik kan nu ook thuiskomen bij mijn vrouw en kinderen, iets wat ik ervoor niet kende.
Ach jong, mocht ik als tiener de persoon zijn tegengekomen die ik vandaag ben, ik had hem bij wijze van spreken een kogel door de kop geschoten. Gast, doe gewoon, had ik gedacht. (lacht) En omgekeerd? Alle begrip voor de tiener die ik was. Ik snap hem, ik neem hem niets kwalijk.
Cesar Janssens zei me nog: ‘Junior heeft eindelijk zichzelf aanvaard.’
Mthombeni: Voor een deel. Er is nog een lange weg te gaan, maar I’m good. Ik heb vrede gevonden met het feit dat ik nooit rust zal vinden, zoiets. Dat had ik nooit durven denken, dat ik met al mijn falen, met al mijn niet-kunnen, met alle gedoe, nu zou kunnen zeggen: I’m good.
Info: bekijk de speeldata van ‘Dear Winnie’ op www.kvs.be
Junior Mthombeni
– 48 jaar
– geboren en opgegroeid in Mechelen
– zoon van een Zuid-Afrikaanse vader en een Vlaamse moeder
– speelde conga’s bij onder meer The Internationals, Wawadadakwa en El Tattoo del Tigre
– maakte de voorbije jaren theatervoorstellingen over Malcolm X, Muhammad Ali en een Belgische Syriëstrijder, samen met auteur Fikry El Azzouzi en muzikant Cesar Janssens
– toert momenteel langs Belgische en Nederlandse theaterzalen met Dear Winnie, over Winnie Madikizela Mandela
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier