Theatercollectief FC Bergman waagt zich op Wall Street: ‘Wij slaan ons publiek zachtjes dood’
In een gigantisch locatieproject gaan Stef Aerts en theatercollectief FC Bergman aan de haal met JR, de cultroman van William Gaddis over een beursbengel van elf. Maar voor een luid, antikapitalistisch pamflet past Aerts. ‘Ik wil stille troost brengen. Alleen dat.’
JR ligt zo ver buiten onze comfortzone dat het weer interessant wordt. De laatste maanden heb ik wel vaak gedacht: shit, té ver?’ We zitten verscholen in de kleedkamers van Toneelhuis, en Stef Aerts praat snel en opgejaagd. Daar heeft zijn enthousiasme veel mee te maken, maar vooral ook het besef dat hij tussen nu en de première op donderdag 22 maart nog elke minuut nodig zal hebben. FC Bergman, het Antwerpse collectief rond hemzelf, zijn partner Marie Vinck, Thomas Verstraeten en Joé Agemans, heeft nu eenmaal aanleg voor mateloos en groot theater. De Bergmannen deinzen er niet voor terug om de parterre van de Bourla onder water te zetten ( Van den vos, 2013), of de Rubenszaal van het KMSKA na te bouwen in Park Spoor Noord ( Het land Nod, 2015) als spelen in de echte zaal geen optie blijkt.
Militantisme werkt alleen op straat, niet in het theater. In de Bourla heb je je zieltjes allang gewonnen.
Deze keer gaan ze aan de slag met JR, de cultroman van de Amerikaanse postmodernist William Gaddis uit 1975. Al naargelang de lezer is dat een ‘hermetische turf’ dan wel een ‘meesterlijke satire op het kapitalisme’. Hij draait rond JR Vansandt, een Wall Street-wolfje van elf jaar dat het systeem beter bespeelt dan de gemiddelde beurstycoon. De vier uur durende voorstelling wordt hun meest omstandige project tot nu toe. Qua scenografie – op de voormalige Electrabelsite in Schelle verrijst momenteel een uit de kluiten gewassen toren waar het publiek rond komt te zitten – en qua cast. JR mondde uit in een zeldzame coproductie met de KVS, NTGent, Toneelhuis en Olympique Dramatique, die onder anderen Oscar Van Rompay, Frank Focketyn, Geert Van Rampelberg, Stijn Van Opstal, Michael De Cock, Rashif El Kaoui en Junior Mthombeni afvaardigden.
Aerts zelf zal voor het eerst zelf niet meespelen: hij neemt de regie voor zijn rekening.
Stef Aerts: Of beter gezegd: we regisseren nog altijd met zijn vieren, maar ik bewaar het overzicht. Met vijftien acteurs, kinderen en heel wat figuranten op het podium moet iemand dat doen – anders zou ik flippen. JR is te groot om zoals gewoonlijk te werken. En laten we wel wezen: tegelijk spelen en regisseren is gewoon frustrerend. Je hebt geen idee hoe vreemd het voelt om je in de coulissen, in je zwembroek, over de acteerprestaties van je collega’s te moeten buigen. (lacht)
Dit zijn onze heftigste repetities geworden. Nooit was het zo hysterisch druk: die toren, de grote decors waaraan tot op het laatste moment gewerkt wordt, en de keuze om opnieuw heel filmisch te werken, waardoor de timing tot op de seconde juist moet zijn. En dan is er nog dat scenario, waaraan we al meer dan een jaar schaven. De acteurs krijgen nog elke dag een nieuwe versie. (grinnikt)
FC Bergman staat sinds 2010 synoniem voor beeldend, woordloos theater – een reactie op het teksttheater waarmee jullie bij Studio Herman Teirlinck bestookt werden.
Aerts: Net daarom moeten we dat theater wel aankunnen: we zijn zo opgeleid, hè.
Even hebben we overwogen om het toch op onze geijkte manier te doen – zonder woorden – maar dat zou geen steek gehouden hebben: we zijn net verliefd op JR geworden vanwege de dialogen.
Gaddis’ magnum opus bestaat zelfs louter uit dialogen.
Aerts: Laten we meteen ook maar voor een inferno van tekst gaan, dachten we. Gaddis laat zich niet zomaar temmen. Entropie – wanorde, zeg maar – was een van zijn stokpaardjes: JR is één chaotisch kluwen. Die chaos moesten we zien te bewaren. Zijn andere stokpaardje was ‘actief lezen’: hij liet bewuste hiaten die je alleen kunt invullen als je de tekst herleest en echt op ieder woord gaat letten.
Wie JR wil vatten, moet daar dus moeite voor doen. Daarom zullen we ook ons publiek laten zwoegen. Afhankelijk van je zitplaats rond de toren krijg je een lichtjes andere voorstelling te zien. Je moet keuzes maken: er gebeurt veel tegelijk, alles volgen is onmogelijk.
Had u, in de geest van het boek, geen marathonvoorstelling moeten maken?
Aerts: Vier uur is intensief genoeg, hoor. En wie de totaalervaring wil, kan ik het boek van harte aanbevelen.
Waarom wilde u zo graag met een notoir onleesbaar boek aan de slag? Jonathan Franzen katte JR en Gaddis ooit helemaal af in ‘Mr. Difficult ‘, een essay voor The New Yorker: ondanks een paar serieuze pogingen was ook hij nooit tot het einde geraakt.
Aerts: Theatercriticus en -docent Johan Thielemans had ons het boek aangeraden. Marie was er meteen helemaal weg van. En ik met haar, door de samenvattingen die ze me om de tien pagina’s gaf. Ik geef toe: mijn eerste lezing viel me ook tegen. Ondertussen weet ik dat je JR tot je moet nemen in het tempo van een normale, haast triviale conversatie. Als je te lang blijft hangen, verstikt het boek je.
Hoe goed houdt JR zich nog staande? Het Wall Street van de jaren 70 valt in niets te vergelijken met dat van 2018.
Aerts: Met het kapitalisme zijn we nog lang niet klaar, hè. Gaddis beschrijft het als een systeem van ’te veel’: te veel geld, te veel spullen, maar net zo goed te veel prikkels. Onze JR gaat goeddeels over mensen die zich staande proberen te houden in die overvloed en daardoor niet langer hoofd- van bijzaak kunnen onderscheiden. Dat is tegenwoordig een nog groter probleem dan in 1975.
Die veelheid aan prikkels is zowat een rode draad geworden bij jullie: in 2012 speelde ook de Terminator Trilogie met dat thema.
Aerts: Net als Het land Nod, dat helemaal draait rond mensen die zich aan de maatschappij proberen te onttrekken terwijl hun schuiloord door de buitenwereld bestormd wordt. In JR kijken we dan net weer naar wat er in die buitenwereld gebeurt.
De papieren maatschappij die Gaddis in 1975 beschreef, is natuurlijk helemaal verdwenen. Het boek barst ook van communicatie – of liever: miscommunicatie – door falende apparatuur. Mensen krijgen foute faxen binnen, appartementen vullen zich met bergen post, en relaties gaan de mist in omdat een partner telefonisch onbereikbaar is. ‘Onbereikbaar zijn’: daar kunnen wij ons nu zelfs niets meer bij voorstellen. Exact één uur hebben we overwogen om Gaddis’ verhaal te actualiseren, maar dan zouden we alles onderuitgehaald hebben.
Net zoals je bijna elk horrorfilmplot uit de jaren 80 sinds de komst van de smartphone in vijf minuten zou kunnen afraffelen.
Aerts: Precies. Alles wat FC Bergman doet, speelt zich af in een tijdloos universum. En onze manier van vertellen is door de jaren heen dezelfde gebleven: in dat opzicht verschilt JR niet van Wandelen op de Champs-Elysées uit 2010.
Daarin deed Matteo Simoni onbetamelijke dingen met een dode paling en een levende kip, wat jullie in Nederland zelfs op een klacht van de Dierenbescherming kwam te staan. Is die ongein er na acht jaar niet uitgegroeid?
Aerts: O nee. Alleen zit je hier met een boek dat an sich al zo overdadig is dat ik er onzeker van werd: ‘Waar raken we onze paling nog kwijt, jongens?’ (grijnst) Gaddis schuwt de rariteiten en bizarre personages niet. Het was wroeten, voor ons, om zelf nog wat toe te voegen. Maar hier en daar kon het blijkbaar toch nog wat vreemder – meer kan ik daar helaas niet over verklappen.
Ervoor zorgen dat het publiek achteraf een heel klein beetje anders naar huis gaat: dat is toch wat kunst moet doen?
Doorgaans schuwt FC Bergman maatschappijkritiek. Voelde u zich daar deze keer toe gedwongen, door de satirische insteek van JR?
Aerts: We willen de satire overstijgen. Op een gegeven moment flitst Gaddis bijvoorbeeld mensen weg met een teletijdmachine: dat doen wij niet. Daardoor kan het publiek zich net iets gemakkelijker bij de personages betrokken voelen.
Met onze JR willen we ook allesbehalve een statement maken. Door met het kapitalisme te spotten, kon je in de jaren 70 het establishment nog tegen de schenen schoppen – maar tegenwoordig zou dat toch softe, linkse klap zijn? Dat we met een pervers en rot systeem zitten, moet je toch niet meer benadrukken? Kapitalisme is geen groot, groen monster meer dat bestreden moet worden. Het is gewoon een groot, groen monster waarmee we moeten dealen. Heel onze wereld plooit zich al naar de religie van geld: als theatermaker moet je daar niet extra naar op zoek gaan. FC Bergman bestormt geen barricades. Wij willen niemand in het gezicht beuken en zeggen: ‘Zo moet het!’ We slaan je veeleer zachtjes dood. Zachtjes, hè.
En als ik louter voor mezelf mag spreken: ik wil stille troost brengen. Alleen dat. Dat klinkt wat flauw, ik weet het. Maar troost bieden wil nog niet noodzakelijk zeggen dat ik in softe emoties handel. Ik hoop dat iedereen in het publiek vier uur lang vanbinnen in brand zal staan door JR, maar je mag er ook gewoon gelouterd uitkomen. Ervoor zorgen dat het publiek achteraf een heel klein beetje anders naar huis gaat: dat is toch wat kunst moet doen?
Journalisten en pr-mensen ontwaren graag behapbare thema’s, maar eigenlijk ‘moet’ kunst toch niets?
Aerts: Akkoord. En voor alle duidelijkheid: ik heb geen probleem met pamflettistisch theater. Maar het doet me werkelijk niets. Het is fantastisch als je een voorstelling woedend verlaat, maar dan moet de boodschap toch door een forse, artistieke filter gegaan zijn. Anders kijk ik liever naar een bevlogen speech op tv. Wie predikt in het theater, predikt bovendien voor eigen parochie – dát is pas soft links. (lachje) Militantisme hoort en werkt alleen op straat, in de Bourla heb je je zieltjes allang gewonnen.
Dit najaar komen jullie ook nog met een nog niet nader genoemde opera, en in mei wordt u als Wesley Biets weer op de set verwacht voor het tweede seizoen van de tv-serie Callboys.
Aerts: Onze opera hebben we tegelijk met JR afgewerkt. En over Callboys kan ik je weinig vertellen, simpelweg omdat ik zelf van niets weet. Bij de eerste reeks waren we van bij het begin nauw betrokken, maar dit seizoen heeft regisseur Jan Eelen in het grootste geheim alleen geschreven. Hij heeft ons het scenario van de eerste aflevering laten lezen toen we samen in New York zaten, voor de uitreiking van de International Emmy’s (‘Callboys’ was genomineerd, maar kon die nominatie niet verzilveren, nvdr.). Maar een dag later was hij er al niet meer tevreden over. Dat is dus alweer in de vuilnisbak beland.
Matteo Simoni en Bart Hollanders, twee andere Callboys en beiden stichtend lid van FC Bergman, zijn uit de artistieke kern gestapt omdat ze meer wilden spelen – meer teksttheater en film, welteverstaan. Waarop jullie JR maken. Mag ik dat ironisch vinden?
Aerts: Dat mag je. Ik denk dat Matteo en Bart vooral de eindeloze vergaderingen moe waren, dat ze verlangden naar de speelvloer.
Nu goed, ze snappen allebei ook dat FC Bergman geen nieuwe weg inslaat: JR is een zijsprong. De volgende keer doen we het gegarandeerd weer zonder dialogen. Dat er geen tekst in een stuk zit, wil ook niet zeggen dat er niets te spelen valt, hè – ik heb dat altijd een vreemde gedachte gevonden.
Elk van de zes kernleden had zijn rol in jullie collectief: Simoni en Hollanders waren respectievelijk ‘de geestige conflictontmijner’ en ‘de zachtmoedige knuffelbeer’ – jullie woorden, niet de mijne. Heeft hun vertrek jullie dynamiek omgegooid?
Aerts: De joligheid is er wat uit, ja. (lacht) Niet dat JR daarom serieuzer is geworden, maar tegenwoordig draaien we zo’n voorstelling wel efficiënter in mekaar. Het gaat vooruit. Dat is ook een must, nu we allemaal kinderen hebben en er andere projecten op na houden. Ik geef toe dat ik het wel mis, die jaren met zijn zessen, waarin elke voorstelling in een gezellige cocon gemaakt werd.
Bart speelt trouwens alweer mee in JR, en Matteo heeft een paar beeldfragmenten voor zijn rekening genomen. En nog geregeld hernemen we samen ons repertoire in het buitenland, zoals in februari met 300 el in de Barbican in Londen.
Kunnen jullie daar wel komen aanzetten met dieren, echte bomen en dies meer, zoals in 300 el? De Nederlandse actrice Halina Reijn vertelde me: ‘Als ik tijdens de repetitie in de Barbican heel even een rauwe biefstuk moet aanraken, staat er iemand in de coulissen klaar met antibacteriële zeep.’
Aerts: De punkattitude die in Vlaanderen door alles schemert – een overblijfsel uit de jaren 80 – is in de rest van Europa ver zoek. Alles is er beregeld, becijferd en bloedserieus. Het is altijd weer even grijnzen als we de landsgrenzen oversteken, zelfs al trekken we naar Nederland. Maar in Londen hebben we 300 el hernomen op een internationaal festival, voor een publiek dat gelukkig iets gewend is. Die rare vastelanders met hun dieren en rondvliegende voedingswaren? Ze weten stilaan dat ze die gewoon hun gang moeten laten gaan.
JR van FC Bergman gaat op donderdag 22 maart in première in Schelle. Vanaf 5 juni is de voorstelling op locatie in Gent te zien. Info en tickets: toneelhuis.be
Stef Aerts
– 1987: geboren in Turnhout
– 2007: Richt FC Bergman op met Marie Vinck, Matteo Simoni, Bart Hollanders, Joé Agemans en Thomas Verstraeten
– 2009: studeert af aan Studio Herman Teirlinck. Wint met De thuiskomst (Harold Pinter) van FC Bergman de Jong Theater Prijs op Theater Aan Zee
– 2010: speelt hoofdrol in de film Adem. Is daarna ook te zien in Smoorverliefd (2010), Welp (2014) en Belgica (2016)
– 2010-2015: maakt met FC Bergman Wandelen op de Champs-Elysées, 300 el x 50 el x 30 el, Terminator Trilogie, Van den vos en Het land Nod
– 2016: speelt een hoofdrol in Callboys (VIER), genomineerd voor een International Emmy
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier