Kenn Meyfroodt en Bert George
‘Terrorisme aanpakken vraagt strategisch staatsmodel’
Om terrorisme efficiënt en effectief aan te pakken, kunnen beleidsmakers wellicht wat leren van het “strategisch staatsmodel”, schrijven Bert George en Kenn Meyfroodt (doctoraatstudenten UGent). ‘Zo wordt de individuele burger en gemeenschap betrokken, waardoor informatie-uitwisseling vlotter kan verlopen.’
Om terrorisme efficiënt en effectief aan te pakken, kunnen beleidsmakers wellicht wat leren van het “strategisch staatsmodel”. Een groot hiaat in de huidige strijd tegen terrorisme lijkt immers te schuilen in het gebrek aan afstemming tussen de verschillende bestuurlijke lagen. Dit gebrek uit zich wederom in een tekort aan samenwerking, informatie-uitwisseling, transparantie en verantwoordelijkheid. Mede hierdoor blijft radicalisering en terreur te vaak onder de radar. Een strategische staat kan dit aanpakken door verschillende bestuurlijke lagen te betrekken bij de beleidsformulering en de individuele burger en gemeenschap aan boord te krijgen bij de beleidsimplementatie en -evaluatie.
Gebrek aan informatie-uitwisseling
Na de initiële, en uiteraard terechte emotie ten gevolge van de aanslagen in Brussel – het hart van Europa – lijken beleidsmakers wereldwijd met scherp te schieten op de Belgische aanpak van de terrorismeproblematiek. De uitlatingen van de Turkse president Erdogan, de bemerkingen van Eurocommissaris Oettinger, en het aangeboden maar niet aanvaarde ontslag van Minister Geens en Minister Jambon zijn allemaal rooksignalen van een dieperliggend, maar zeer verwoestend vuur. Maar is al deze kritiek aan het adres van onze overheden wel terecht?
Terrorisme aanpakken vraagt strategisch staatsmodel: zo ligt verantwoordelijkheid niet bij één minister
Uiteraard is enige nuance hier aangewezen. Desalniettemin lijkt één rode draad toch waarneembaar: Een gebrek aan informatie-uitwisseling ten gevolge van beleidsmaatregelen die los staan van de Europese, maar ook lokale context, en de individuele burger en gemeenschap niet bereiken. Hoog tijd dus om het concept “strategische staat”, zoals ooit vooropgesteld door de OESE en diverse managementwetenschappers, wederom van onder het stof te halen.
Wat betekent dit, een strategisch staatsmodel?
Een strategisch staatsmodel houdt rekening met het multi-level karakter van de maatschappij en de burgers die worden “bestuurd”. Dergelijk karakter betekent concreet dat een individuele burger genest is binnen een gemeenschap (bv. een wijk), dat een gemeenschap genest is binnen een stad of gemeente, dat een stad of gemeente genest is binnen een gewestelijke overheid, dat een gewestelijke overheid genest is binnen een federale overheid en dat een federale overheid genest is binnen supranationale overheidsorganen (bv. Europa).
Elke beleidsmaatregel dient in haar operationalisering deze verschillende lagen te erkennen en op elkaar af te stemmen, met als doel informatie-uitwisseling zowel “bottom-up” als “top-down” te optimaliseren. Zo gebeurt typisch het formuleren van beleidsmaatregelen eerder op het hoogste niveau, waar de noodzakelijke expertise gecentraliseerd kan worden, en de implementatie van deze maatregelen op het laagste, lokale niveau, zo dicht mogelijk bij de eigenlijke context van individuen en gemeenschappen binnen steden en gemeenten. Elke schakel binnen deze niveaus, van het individu in de straat tot de federale en Europese overheid, dient ook duidelijk haar rol en verantwoordelijkheid te kennen bij het behalen van de vooropgestelde beleidsmaatregelen.
Niet enkel meer investeren, maar beter afstemmen
Een zeer opvallende en vaak voorkomende reactie van beleidsmakers op een nefaste en verscheurende gebeurtenis, is de roep naar meer investering. Budgetallocatie lijkt een heiligmakend middel dat elk probleem kan oplossen en steeds als allereerste stap geïnitieerd dient te worden. De reden die hierachter schuilgaat is eerder van emotionele aard. Budgetallocatie is wellicht de meest “zichtbare” manier om actief aan te tonen dat iets aan het probleem wordt gedaan. In deze onzekere en angstige tijden zijn beleidsmakers uiteraard bijzonder gemotiveerd om zeer zichtbare stappen te ondernemen opdat enige vorm van veiligheidsgevoel bij burgers wederom kan opgebouwd worden. De vraag die hier naar voren komt is uiteraard of dit wel de meest rationele aanpak van een diepgeworteld probleem is. Laat ons nu ook maatregelen vooropstellen die geënt zijn op een optimale afstemming van alle bestuurlijke lagen.
In de eerste plaats dienen we te erkennen dat terrorisme, behalve een globaal probleem, ook diepgeworteld zit in de gemeenschappen binnenin onze steden en gemeenten. Dit impliceert dat er (a) een duidelijk Europees kader moet worden vooropgesteld waarbinnen zowel landen in Europa als partners buiten Europa maatregelen vooropstellen om informatie uit te wisselen en terrorisme zowel reactief als proactief aan te pakken, (b) elke Europese lidstaat binnen dit vooropgestelde kader nationale beleidsmaatregelen dient uit te stippelen die geënt zijn op de context van dat land en die uiteraard in lijn zijn met de Europese vereisten, (c) gewestelijke overheden binnen elk land deze maatregelen dienen te concretiseren binnenin hun gewest, (d) onze steden en gemeenten een kernverantwoordelijkheid zullen dragen bij de implementatie en eventuele bijsturing van de vooropgestelde maatregelen en (e) dit in nauwe samenwerking dienen te doen met de gemeenschappen binnen hun stad of gemeente om te garanderen dat de individuele burger bereikt wordt. We hebben teveel muren gebouwd doorheen onze bestuurlijke lagen.
Conclusie: gealigneerde strategische staat – utopie of na te streven staatsmodel?
In een ideaal strategisch staatsmodel zullen individuen binnen een gemeenschap op de hoogte zijn van de Europese en nationale maatregelen rond terrorisme, en een duidelijk inzicht hebben in hoe zij kunnen bijdragen aan het behalen van deze maatregelen.
Dergelijke aaneenschakeling van individu, gemeenschap, stad, land en supranationale overheid zal wellicht ons ultieme schild zijn tegen de absurditeit en agressie van zij die ons wensen te terroriseren
Bovendien zullen zij, dankzij hun dagelijkse contacten op het “veld”, op hun beurt informatie kunnen laten doorsijpelen naar hun gemeente of stad die deze informatie vervolgens integreert in de verdere implementatie van deze maatregelen en, indien nodig, wederom laat doorstromen naar hoger gelegen overheden met de bedoeling eventuele maatregelen op te volgen en aan te passen.
De verantwoordelijkheid ligt dus niet langer bij een individuele minister, maar transformeert naar een breed gedragen verantwoordelijkheid waar Europa op basis van haar geconsolideerde expertise de krijtlijnen uittekent, de lidstaten deze integreren in nationale beleidsmaatregelen rekening houdend met de landelijke context, de steden en gemeenten deze maatregelen dienen te implementeren door hun directe contacten met burgers en gemeenschappen, en individuen binnen de gemeente, ten slotte, geconsulteerd en ingezet worden bij concrete implementatieacties van de gemeente of stad. Dergelijke aaneenschakeling van individu, gemeenschap, stad, land en supranationale overheid zal wellicht ons ultieme schild zijn tegen de absurditeit en agressie van zij die ons wensen te terroriseren en hiervoor misbruik maken van onze, jammerlijk genoeg, nog niet zo strategische staat.
Aanslagen Brussel
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier