Matthijs De Ridder
‘Tegen Carpool Karaoke met Paul McCartney had ik geen verweer’
‘Elke generatie klampt zich vast aan haar pophelden. En allemaal gaan ze op de knieën voor The Beatles’, pent schrijver Matthijs De Ridder neer.
Het gebeurt me niet vaak dat ik gegrepen word door een filmpje dat zich als een virus over het internet verspreidt. Maar tegen Carpool Karaoke met Paul McCartney had ik geen verweer. McCartney stapte in de auto van Late Late Show-presentator James Corden om zijn nieuwe singel te promoten, maar dat was bijzaak. Het filmpje werd al snel een trip down memory lane – of Penny Lane, om preciezer te zijn. Corden en McCartney kwamen luid zingend de beroemde laan opgereden, stapten uit om selfies te nemen, krabbelden hun namen tussen die van de vele fans die hun krabbel achterlaten op het mythische straatnaambordje. McCartney liet zich zelfs zijn ouderlijke huis binnenslepen voor een emotioneel weerzien met het decor van zijn jeugd en een wankele vertolking van When I’m Sixty-Four.
Tegen Carpool Karaoke met Paul McCartney had ik geen verweer
Het weerzien met Liverpool werd pas echt ontroerend toen McCartney een onaangekondigd concert gaf in een café. Na een paar maten werd de kroeg bestormd door toevallige passanten – sommigen nog met boodschappentas in de hand, allemaal met een uitdrukking op het gezicht alsof de Messias zelve zojuist Love Me Do had ingezet. Elke generatie klampt zich vast aan haar pophelden. En allemaal gaan ze op de knieën voor The Beatles.
Althans, allemaal? Een paar dagen eerder was ik evenzeer onder de indruk van Beyoncés en Jay Z’s clip Apeshit, al was die bewondering lang niet zo intuïtief. Waar ik nooit zo goed weet waarom The Beatles een snaar bij me raken, wist ik meteen waarom het lef en de bravoure van het echtpaar Carter me aansprak. Apeshit is opgenomen in het Louvre, waar de Carters en hun dansers zich uitdagend hebben opgesteld als levende sculpturen tussen de absolute hoogtepunten uit de westerse kunstgeschiedenis. De boodschap is helder: hoog tijd dat zwarte kunst wordt opgenomen in de westerse canon. ‘I can’t believe we made it‘, zingt Beyoncé, zich gesteund wetend door het enthousiasme van de schare fans die al jaren helemaal wild ( ‘apeshit’) worden van haar muziek. Jay Z moet het eerst nog allemaal zien. Hij constateert vooral veel institutionele achterstand en onbegrip. En dat terwijl hij zeker weet dat ook zijn muziek totale devotie veroorzaakt: ‘Stage diving in a pool of people’, rapt hij. ‘Ran through Liverpool like a fucking Beatle.’
Jay Z gaat niet door de knieën voor de Fab Four, om de simpele reden dat hij zich op gelijke hoogte waant.
Nee, Jay Z gaat niet door de knieën voor de Fab Four, om de simpele reden dat hij zich op gelijke hoogte waant, net zoals Beyoncé zich zonder moeite meet met de Mona Lisa. Van de rechterflank klonk natuurlijk het verweer dat de Carters het wel heel hoog in hun bol hebben. Die criticasters zouden toch wat beter mogen luisteren. Dat er nieuwe messiassen opstaan, betekent immers niet dat de oude uit het Louvre, of in de Mersey worden geduwd.
In de zomermaanden ontfermt schrijver Matthijs de Ridder zich over de cultuurcolumn. Hij schreef onder meer De Eeuw van Charlie Chaplin.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier