Pieter Billen
‘Perspectieven voor de Europese chemische industrie: wat voor badeendjes willen we?’
De recente COVID-19 crisis, energiecrisis en nog recentere verkiezing van Donald Trump zonden schokgolven door de Europese chemische industrie. Het besef groeit dat we het risico lopen grote industriële activiteiten te verliezen aan het buitenland. Dit is niet zonder risico, en zal waarschijnlijk de duurzaamheid van onze producten niet ten goede komen. We moeten dus op zoek naar een nieuw evenwicht.
Stel dat je een badeend wil kopen, als cadeau voor je nichtje. Je gaat op zoek en belandt in een giftshop, in een fysieke winkel. Ja, die bestaan nog. Daar verkopen ze badeenden. De winkel moet toevallig nét zijn voorraad aanvullen, en koopt daarom nieuwe badeendjes aan. De producent van deze badeendjes koopt daarvoor nieuwe plastic aan om de productie op peil te houden. De plasticfabrikant blijft in een continu proces nieuw plastic maken, en vertrekt daarvoor telkens weer vanuit een fractie gekraakte aardoliederivaten.
Zo, in een realistisch scenario voor deze opeenvolging van stappen, zijn we waarschijnlijk meerdere continenten afgereisd, allemaal omdat ik gewoon graag een badeend wilde kopen. Je kan je afvragen of je nichtje die badeend werkelijk nodig heeft, maar zolang jullie je welvaart niet verhoogd zien door alternatieven, zal de aankoop van die badeend toch geschieden. De vraag is nu vooral welke rol onze Europese, en zelfs Antwerpse, industrie kan spelen in de duurzaamheid van de betreffende badeend. Waarover hebben we controle? Waarover wensen we controle? Want laten we wel wezen, de wereldwijde vraag naar plastics zal de komende decennia naar alle waarschijnlijkheid niet afnemen.
Europa positioneert zich al lang als voorloper op vlak van duurzame productie en consumptie, waarbij een enorme hoeveelheid regels technologische keuzes en administratieve verplichtingen oplegt aan de chemische industrie. Dat is niet slecht, want we staan qua circulaire technologieën voor plastics aan de wereldtop. Het gevaar is echter reëel dat de slinger doorslaat. In een vrije markt, die doorgaans de betrokken economieën ten goede komt, is transport van hoogwaardige materialen zoals plastics en afgewerkte producten spotgoedkoop. Meer en meer zagen we al een verschuiving van makkelijk te verhuizen industriële activiteiten naar andere continenten, vermoedelijk komt Fatima’s badeend uit Zuid-Oost Azië.
Gelukkig hebben we in Europa nog enkele zeer grote installaties (bijvoorbeeld krakers) met gekwalificeerd personeel die een – afnemend – deel van de wereldproductie kan voorzien. Helaas bevinden we ons door de comparatief hoge energieprijzen en loonkosten op een wankel punt, dat reeds doorheen de hele chemische sector al gevoeld wordt, getuige enkele recent aangekondigde afslankingen en herstructureringen in de sector. Zelfs de recyclagesector houdt amper het hoofd boven water. Het aandeel van Europa in de wereldwijde chemiemarkt neemt af, waardoor de kans dat welke badeend we ook zoeken, volledig in andere continenten geproduceerd wordt toeneemt.
Ik weet het, we willen zo graag dat onze badeendjes klimaatneutraal zijn, liefst uit biomassa geproduceerd met zonne-energie, en dat ze netjes gerecycleerd zullen worden. In realiteit vereist dit echter dat ze significant duurder zullen worden, én dat we onze vrije markt terug moeten afsluiten met hoge importtarieven. Dat is een valide keuze, maar wel één met sterke industriële gevolgen. Exporteren van eender welk materiaal uit Europa zal niet competitief zijn, waardoor we een hele tijd economische zwarte sneeuw zullen zien, met relocaties en faillissementen als gevolg.
Ik ken thans geen enkel Vlaams bedrijf, noch ondernemer, bij wie duurzaamheid niet hoog op de agenda staat. We verwachten dit ook van hen, en de boodschap komt aan. Het zou dan ook zonde zijn om dat elan te verliezen door het geschetste doemscenario, en ons – relatief duurzame – aandeel in de wereldwijde productieketen te zien verdwijnen. Het behouden van onze industrie is anderzijds geen garantie op onmiddellijke verduurzaming van alle producten, gezien de markcomplexiteit, maar het laat ons ten minste toe mee de gewenste richting te bepalen. We houden op die manier de mensen, het kapitaal en de kennis in huis om op de eerste rij te staan van de noodzakelijke groene transitie. Wie weet worden we terug exporteur van groene technologie.
Het is makkelijk roepen van de zijlijn, want beleid is complex, maar een nieuw industrieel evenwicht is dus nodig, waarbij we écht ook de basisindustrie met kwaliteitsvolle jobs in onze regio moeten houden.
Prof. Pieter Billen is chemisch ingenieur en hoofddocent aan de Universiteit Antwerpen. Hij is geassocieerd lid van het CAPTURE Resources platform. Zijn onderzoeksgroep iPRACS bestudeert nieuwe manieren om organische materialen rendabel in duurzame cycli te brengen.
Lees ook:
– Ophaling, recyclage en controle: de pijnlijke vragen van de plasticverwerking
– ‘Het is zonde om plastic materialen verloren te laten gaan, in plaats van ze te recycleren’
– Waarom zwerfvuil niet opgeruimd geraakt
– ‘De geglobaliseerde levensloop van plastic loopt al spaak van bij het begin’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier