Bert Bultinck
‘Het sijpelt langzaam door: ChatGPT is intellectuele diefstal op wereldschaal’
Het bericht bleef een beetje onder de radar, maar in de wereldwijde artificial-intelligencewedloop is het geen detail. Vorige week raakte bekend dat de krant The New York Times overweegt om een proces aan te spannen tegen OpenAI, het moederbedrijf van ChatGPT. Die zogenaamde chatbot is het paradepaardje van de generatieve kunstmatige intelligentie, dat werkt met algoritmes die in een paar seconden verbluffend nieuw werk de wereld in sturen, van financiële analyses via liefdessonnetten tot computercode. OpenAI heeft ondertussen verschillende processen lopen, en nu komt er dus misschien nog eentje bij. Zal The New York Times de spectaculaire groei van AI afstoppen?
Misschien een beetje, en dat zou niet eens zo erg zijn. The New York Times pikt het niet langer dat OpenAI zijn populaire site leegrooft om zo slim mogelijk te worden, zonder daar ook maar iets voor te betalen. Dat is alleen maar logisch, zou je denken. Maar toen ChatGPT eind vorig jaar werd gelanceerd, waren we kennelijk allemaal te verbluft om stil te staan bij wat er eigenlijk aan de hand is. Ondertussen sijpelt het langzaam door: ChatGPT is intellectuele diefstal op wereldschaal. We stonden erbij en keken ernaar.
Generatieve AI-machines draaien op onvoorstelbaar grote databestanden, allemaal afkomstig van sites die géén eigendom zijn van de AI-bedrijven. En ChatGPT vraagt geen toestemming. OpenAI-baas Sam Altman plundert als een cowboy, het web is zijn Far West. ChatGPT, maar bijvoorbeeld ook de grafische apps Dall-e of Midjourney, knippen en plakken nieuwe teksten, beelden en filmpjes bij elkaar.
We moeten dringend beginnen na te denken over wie met de winsten aan de haal mag gaan.
Het doet vragen rijzen over wat eigendom vandaag betekent, en hoe we ermee omgaan. Als iemand steelt in de supermarkt, komt de politie erbij. Als techbedrijven stelen van wetenschappers en journalisten, dan hebben we het niet eens in de gaten. Als het over AI gaat, is het eigendomsrecht blijven steken in het stenen tijdperk. En andere regulering? Die is ook al niet om over naar huis te schrijven.
De vergelijking met Wikipedia is leerzaam. Ten eerste, het businessmodel: een coöperatieve vereniging versus een tech-tijger. Net als ChatGPT is Wikipedia een doorslaand succes dat steunt op het werk van zeer veel andere mensen. Maar anders dan ChatGPT moet Wikipedia geregeld een aalmoes vragen aan de gebruikers om rond te komen. Ook ChatGPT is vandaag nog gratis, maar Altman heeft zich al laten ontvallen dat er op een of andere manier geld zal moeten worden gevonden. Het ding vréét energie, bijvoorbeeld, en die kost bakken geld. Zal ChatGPT straks de verleiding kunnen weerstaan om abonnementsgeld te vragen, of ons massaal reclame in de maag te splitsen?
Ten tweede, de kwaliteitscontrole: een zelfcorrigerende miljoenengemeenschap versus een loslopend algoritme. ChatGPT kan niet steunen op de miljoenen (!) redacteurs van Wikipedia. De chatbot moet het doen met zijn algoritmes, en die sturen geregeld valse informatie de wereld in. Ze gaan ook nog eens op mysterieuze wijze van het padje – wat in het jargon ‘hallucineren’ heet. De peerreviewcontrole op Wikipedia – auteurs en gewone gebruikers melden en corrigeren zelf de fouten – werkt betrekkelijk goed. De controle op ChatGPT is ondoorzichtig en laat veel steken vallen.
Ten derde, fair play: eerlijke concurrentie versus struikroverij. Net als ChatGPT was Wikipedia ‘disruptief’: de klassieke encyclopedieën zoals Encyclopedia Britannica of Winkler Prins vielen snel van hun voetstuk. Maar niet omdat ze zomaar werden leeggeroofd. Het nieuwsbericht citeerde een anonieme bron van The New York Times, die zich vragen stelt bij ChatGPT-paragrafen die verdacht veel lijken op paragrafen die eerst in The New York Times stonden. Waarom zou iemand nog naar de site van de krant surfen?
AI is fantastisch, en programma’s zoals ChatGPT zullen onze productiviteit verhogen, onze spullen beter maken, en zonder enige twijfel zelfs levens redden. Maar we moeten dringend beginnen na te denken over wie met de winsten aan de haal mag gaan. Om te variëren op een poëzieklassieker: alles met inhoud is weerloos, of zo lijkt het vandaag. Intellectuele eigendom? Oeps, niet op gelet, pardon.
Het valt te hopen dat nog velen, ook in eigen land, de harde opstelling van The New York Times overnemen. Ook de Europese en federale overheden moeten met het mes tussen de tanden aan de onderhandelingstafel verschijnen. Of moet de creatieve klasse zich nog eens de kaas van het brood laten eten?