‘Als technologie onze levens niet beter en zinvoller maakt, waarom laten we ze dan toe?’
Ja, ik ben enthousiast over het potentieel van technologie. En toch kan ik het knagende gevoel niet van me afschudden dat we als mens niet langer de touwtjes in handen hebben.
Sinds het ontstaan van de mensheid verbeterden technologische innovaties ons leven. Oorspronkelijk verliep de technologische ontwikkeling traag. 3,4 miljoen jaar geleden begonnen we gereedschap van steen te gebruiken. Dat punt markeert het begin van de geschiedenis van de technologie. Daarna duurde het 2,4 miljoen jaar voordat onze voorouders het vuur leerden te controleren en ermee leerden koken.
Gaandeweg versnelde het ritme van de technologische innovaties. Er zaten verschillende duizenden jaren tussen de uitvindingen van de landbouw, het schrift en het wiel. Vanaf 1800 volgden de innovaties elkaar sneller op en tegenwoordig worden we ermee om de oren geslagen. Artificiële intelligentie zal die snelheid alleen maar opdrijven.
Hoewel de meeste technologische innovaties onze levens stukken makkelijker maakten, lijken de nieuwste uitvindingen vaak hun doel voorbij te schieten. De snelheid waarmee technologie zich ontwikkelt, maakt dat we onszelf voorbijhollen en in die race onze menselijkheid dreigen te verliezen.
Misschien was het te mooi om waar te zijn. Auto’s, computers en wasmachines zouden onze levens stuk voor stuk efficiënter maken. Die gewonnen tijd zouden we kunnen gebruiken om dingen te doen die we leuk vinden: lezen, schilderen en schrijven, noem maar op.
Wie geen of beperkte toegang heeft tot technologie, moet het ritme van onze maatschappij maar zien te volgen zonder hulpmiddelen.
Het is niet toevallig dat de eerste rotstekeningen pas gemaakt werden nadat er complexere wapens waren uitgevonden waardoor er minder mensen nodig waren bij de jacht. Ironisch genoeg hebben we voor die creatieve taken tegenwoordig óók technologie.
Toch klonk het lang niet slecht, die oorspronkelijke belofte. Verleid door dat idee, en wellicht aangedreven door het kapitalisme, werden al die machines in huis gehaald door wie ze kon betalen, want – en dit is een belangrijke kanttekening – wie geen of beperkte toegang heeft tot technologie, moet het ritme van onze maatschappij maar zien te volgen zonder hulpmiddelen.
Wie wel op de sneltrein van de technologie sprong, komt wat bedrogen uit. Terwijl alles efficiënter wordt, moet ik de eerste mens nog tegenkomen die beweert daardoor een zee aan vrije tijd te hebben. Die gewonnen tijd wordt gewoon gekoloniseerd door andere technologie.
Generatie angststoornis
Facebook, dat twintig jaar geleden een nieuwe generatie socialemediaplatformen inluidde, zou mensen van over de hele wereld met elkaar verbinden. Vandaag telt Facebook meer dan 3 miljard gebruikers die minstens een keer per maand iets doen op het platform. Dat is bijna 38 procent van de wereldbevolking.
Alleen is er van die oorspronkelijke missie weinig overeind gebleven. Onze vriendschappen werden er niet beter van, we werden in een eenzaamheidsepidemie gekatapulteerd, en onze focus kwam niet op de ander maar op onszelf te liggen. Psycholoog Jonathan Haidt stelt dat excessief gebruik van de smartphone ernstige schade toebrengt aan het mentale welzijn en de ontwikkeling van jongeren. Hij noemde zijn laatste boek niet voor niets Generatie angststoornis.
Dan repte ik nog niet over het bewust verslavende karakter van sociale media. Likes, opmerkingen, tags en the infinite scroll sturen dopamine naar onze hersenen en triggeren daar ons beloningssysteem. Volgens experts hebben mensen die overmatig sociale media gebruiken, net als drugs- en gokverslaafden, moeite met beslissingen nemen. Bovendien verslappen sociale media onze aandacht.
Onze aandacht is een kostbaar goed en helaas ook een verdienmodel geworden.
Slimme telefoons moesten de wereld in onze broekzak zijn, maar wie even om zich heen kijkt ziet hoe vrijwel iedereen zich afsluit van die wereld, al scrollend een virtueel gat in gezogen wordt en data produceert voor de systemen die zich achter dat scherm bevinden.
Zelfs in gezelschap kunnen sommigen het niet laten om hun telefoon boven te halen. Er bestaat zelfs een woord voor wanneer iemand geen aandacht heeft voor de personen in zijn gezelschap omdat die met zijn smartphone bezig is: phubbing. Onze aandacht is een kostbaar goed en helaas ook een verdienmodel geworden.
Artificiële intelligentie
Intussen heeft de volgende stap in de technologische evolutie zich met veel bombarie (vooral vanuit de pers) aangediend. Al in de jaren vijftig werd gesproken over artificiële intelligentie, maar pas toen ChatGPT in november 2022 op de wereld werd losgelaten, kon het brede publiek zich iets bij die technologie voorstellen.
Hoe vrij zijn onze keuzes nog als alles wordt aangestuurd door algoritmes?
Het is nu maar de vraag hoe (generatieve) AI een plek zal bemachtigen in onze levens. Volgens sommigen is artificiële intelligentie sociale media in het kwadraat en dat maakt me minstens nerveus. Deze ontwikkeling zal voor velen een grondige impact hebben op hun werk. Heel wat jobs zullen veranderen of verdwijnen.
Vooralsnog had AI vooral een invloed op hoe we onze vrije tijd beleefden. Algoritmes duwen ons al jaren in de richting van specifieke films en muziek, bepalen wat we zien op onze sociale media, cureren welke nieuwsberichten we willen lezen, stippelen de weg uit als we van punt A naar punt B willen en presenteert ons potentiële liefdespartners.
Hoe vrij zijn onze keuzes nog als alles wordt aangestuurd door algoritmes? Bovendien heeft artificiële intelligentie niet alleen de macht om ons doen te sturen, maar ook ons denken.
Dat heeft ontegensprekelijk gevolgen. Zal artificiële intelligentie ons minder kritisch maken? Zal het ons taalgebruik verarmen en onze creativiteit droogleggen? Zullen we onszelf vergalopperen in die eindeloze hang naar efficiëntie? Het is voorlopig koffiedik kijken, maar ik ben waakzaam.
Luddieten
Ik sta daarin niet alleen. Net zoals de luddieten zich in de negentiende eeuw verzetten tegen de industriële en technologische ontwikkelingen, legden vorig jaar 160.000 acteurs en 11.500 scenarioschrijvers in Hollywood het werk neer omdat ze zich niet wilden laten vervangen door een digitale dubbelganger of ChatGPT. Ze eisten (en kregen, voorlopig toch) garanties.
Als wij niet zelf bepalen welke plek technologie in ons leven moet krijgen, bepalen techbedrijven dat voor ons.
Als mens kunnen en moeten we beslissen waarvoor we technologie inzetten. Maar los van hier en daar een klaagzang over schermtijd lijkt maar een handvol mensen wakker te liggen van hoe technologie ons doen en denken stuurt.
In de aanloop naar de verkiezingen op 9 juni ging het Kenniscentrum Data & Maatschappij na in welke mate politieke partijen standpunten innamen rond technologie. Wat bleek? Zo goed als geen enkel partijprogramma ging er dieper op in. Als wij niet zelf bepalen welke plek technologie in ons leven moet krijgen, bepalen techbedrijven dat voor ons. Daar zien we nu al de gevolgen van.
Ondanks hun verzet waren de luddieten niet tegen technologie in het algemeen, wel tegen de manier waarop het werd ingezet. Net zoals zij ben ik niet tegen technologie, maar kant ik me tegen de roekeloze manier waarop die op de wereld wordt losgelaten en tegen het winstbejag dat achter de meeste van die technologieën schuilgaat.
Het is niet omdat iets kan, dat het ook wenselijk is. Als technologie onze levens niet beter en zinvoller maakt, waarom laten we ze dan toe? Nog meer dan in de negentiende eeuw gaat het vandaag om het behoud van onze menselijkheid.
Deze column verscheen eerder op mo.be .
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier