Te weinig plek voor de jeugd in Ronse: ‘Jongeren worden er in één adem genoemd met overlast’
In Ronse staan binnenkort drie jeugdbewegingen op straat. Op de site van het oude zwembad komt dan toch geen nieuw jongerencentrum. En de creatieve plek die de jeugd zelf opbouwde wordt straks platgegooid. Is de situatie in ‘Petit Bruxelles’ representatief voor het Vlaamse jeugdbeleid?
In Ronse, ook wel koningin van de Vlaamse Ardennen en Petit Bruxelles genoemd, wonen iets meer dan 26.000 mensen. Een kwart van hen is minderjarig. Nog eens een kwart van alle kinderen in de oude textielstad en faciliteitengemeente is kansarm. ‘De jeugd is hier ontzettend divers – een uitdaging, maar tegelijk onze rijkdom’, vertelt scoutsleider Victor Cornelus. Samen met zijn collega’s in de jeugdraad bestiert hij een half dozijn jeugdbewegingen, goed voor duizend jongeren.
Burgemeester Luc Dupont (CD&V) voert het bewind over Ronse sinds 2001. Ondanks alle beloftes in het bestuursakkoord zijn er, aldus de jeugdraad, in zijn stad nog altijd geen voorzieningen, zoals een jeugdcentrum of speeltuintjes. Tien jaar geleden lag er een Masterplan Jeugd op tafel. Dat bleef dode letter. Het gevolg? Binnenkort dreigen drie jeugdbewegingen op straat te staan. ‘In een jeugdbeweging erft elke generatie leiders oude problemen’, zucht Cornelus. ‘We houden de lidgelden laag, maar zonder politieke moed blijven we aanmodderen. Al jaren moeten we nieuwe leden weigeren, omdat we uit onze voegen barsten.’
Ondernemer en schepen van Jeugd Aaron Demeulemeester (N-VA) botst naar eigen zeggen steeds tegen een muur aan. ‘We hebben een cultuurtempel, sportvelden en toerisme – maar jongeren kunnen nergens terecht. Jeugdbeleid ligt bij niemand in de bovenste schuif, dat hoor ik toch bij tientallen collega’s-schepenen. Jongeren worden alleen in één adem genoemd met overlast. Voor asfalt zijn er federale ondergrenzen, en we hanteren overal een groentoets, maar nérgens is er een jeugdtoets. Op die manier wordt mijn functie een postje voor nieuwkomers die alles mogen oplossen. Vijf gemeentebesturen lang is er nooit met een jeugdproject uitgepakt. Hoe zot is dat?’
Notoire gangsters
‘Dit is mijn galerie’, grapt kunstenaar Mata, terwijl hij een gebarricadeerde deur opent. The Squad is een loods waar jongeren uit diverse sociale milieus elkaar ontmoeten – illegaal weliswaar, want het is verboden terrein. Ooit was het een half drugspand, tot de Frans- én Nederlandstalige jeugd alles opruimde en er zonder enige steun een creatieve hub ontwikkelde. De toenadering tussen jongeren uit verschillende kampen was ongezien. ‘Er bleven voortdurend gasten bij komen, en controle werd moeilijker’, vertelt Mata. ‘Na een brandstichting werd alles hermetisch afgesloten. Er begon een kat-en-muisspel tussen jongeren en politie. Ik mag nu niemand binnenlaten, per inbreuk betaal ik een dwangsom, en in augustus gooien ze alles plat.’
‘Wij zijn geen vandalen!’ reageren de rappers van Cartel 208, wanneer we over de brand beginnen. ‘Wij rappen over criminaliteit, maar dat maakt van ons geen boeven’, benadrukt La Main Noir, een van de Cartel-muzikanten, terwijl hij langs leegstaande sociale blokken loopt (volgens schepen Aaron Demeulemeester hebben deze leden van LaMainNoire wel degelijk een strafblad, nvdr.). Mata wil hun drang tot experiment kanaliseren: ‘Een stad heeft toch beter bekende artiesten dan notoire gangsters?’ Op sociale media schept het stadsbestuur graag op met Mata’s werk. ‘Maar ik krijg weinig steun. Nu mag ik een streetartroute opbouwen, na een lange strijd. Als een stad haar muren wil opfrissen, zijn wij goedkoper dan schilders.’
Ondertussen blijft Cartel muziek opnemen – zij het over de Franse grens. ‘Onze streams komen van overal’, glunderen ze. ‘Het doel is: overleven, en hier ooit weg raken. De stad heeft nooit iets gedaan voor ons. Jongeren zijn aan zichzelf overgeleverd. We zijn al blij als de politie wegblijft wanneer we een videoclip schieten.’
Goednieuwsshow
Binnenkort hebben driehonderd kinderen uit drie jeugdbewegingen in Ronse geen onderkomen meer. De huisvestingsdossiers liggen open sinds 2012, maar ‘de stad anticipeert nooit’, weet een oud-chiroleider. ‘We zijn al eens verhuisd van een onveilige kelder naar een aftandse zolder. En nu moeten we weer onderhandelen met de paters die dat gebouw bezitten.’
‘We lobbyen en smeken – zonder resultaat’, zegt Gilles Vandezande, voorzitter van de Jeugdraad Ronse. Cornelus verbouwt nu een site van een Franstalige scoutsgroep. Mede vanwege hun taal, stopten de subsidies en dus ook de werking van de groep. Pas over een jaar kan hij daar opstarten. ‘Er moet asbest worden verwijderd, wat een smak geld zal kosten. Zodra de werken klaar zijn, kan het terrein als noodoplossing aangeboden worden bij andere bewegingen.’
‘Kun je de lokalen niet te veel tonen?’ vraagt scoutsleidster Virginie van den Branden. ‘Ik wil niet dat de ouders dit zien.’ In de gebouwen van haar soutsgroep Durendael heeft ze het plafond met doeken afgeschermd zodat er geen brokstukken op de kinderen vallen. Een geïmproviseerde stelling tegen de gevel doet dienst als branduitgang. ‘Je wilt niet weten hoeveel mensen hier al moeite in hebben gestoken’, zegt ze. Nieuwe ramen worden meestal na een week weer ingegooid. De politie kent de daders, maar hun ouders zitten al in schuldbemiddeling.
Renovatiepremies kan alleen de eigenaar aanvragen. Dat is Utexbel, de oudste industrieel en grootste werkgever uit de regio. Het huurcontract met Durendael werd ooit mee opgesteld door een politicus, wiens kinderen lid van de scoutsgroep waren. De huidige schepen is bang voor incidenten, maar wijst erop dat men ‘helaas zelf verantwoordelijk is’. ‘Honderden kinderen dreigen hun passie te verliezen’, stelt Vandezande. Begin 2017 stuurde de jeugdraad al een nota naar de toenmalige schepen. ‘Van de goednieuwsshow in aanloop naar de verkiezingen is niets in huis gekomen.’
Ten einde raad lanceerde de jeugd een onlinecampagne. Hun actie werd in het college zeer lauw onthaald. ‘Het gesprek met de burgemeester leverde niets op’, herinnert Cornelus zich. ‘Door corona verlopen procedures nóg trager, dat is hun uitvlucht. Onze problemen gaan van de koelkast naar de diepvries.’
‘Ik moet opletten wat ik zeg, maar ik ben razend’, aldus een leidster die voor de stad werkt. ‘Panden staan op instorten. Politici komen langs voor de pannenkoekenslag maar anders zien we ze niet. Wie binnenkort op straat staat, durft zich niet kritisch op te stellen, want niemand wil bruggen opblazen.’
Zwembad wordt jeugdsite
Kon het oude zwembad van Ronse omgetoverd worden tot een plek waar alle jeugdwerkingen welkom zouden zijn? De stad beloofde het in 2020 uit te zoeken. Ze schakelde een extern bureau in voor een haalbaarheidsstudie, en het project werd over de zomer getild. ‘Duurt het zo lang om isolatiekosten te berekenen?’, vroeg Robin Tonniau zich af, politicus voor de PVDA die in Ronse oppositie voert.
Via de Wet Openbaarheid van Bestuur blijkt nu dat de studie nooit werd opgestart. Meer zelfs, toen geruchten over een koper opdoken, schrapte de stad plannen voor de toekomstige jeugdsite. Het terrein werd verkocht, ‘out of the blue’ volgens een insider, aan een bouwpromotor die er appartementen zal bouwen. ‘We hebben voor niets gewacht’, stelt Gilles Vandezande. ‘Waar moeten wij al die kinderen onderbrengen?’
Schepen Demeulemeester beseft dat het geduld van de jeugd op raakt. ‘Maar de hele zwembadsite vernieuwen had 1,5 miljoen gekost. De stekker eruit trekken, was goed bestuur.’ Volgens Tonniau gaat het om dure grond: ‘Het gebouw komt met een parkje waar voorlopig nog jongeren samenkomen. Men heeft gelogen, en de jeugd is bewust twee jaar aan het lijntje gehouden.’ Hij noemt Ronse een woestijn. ‘Er is geen bioscoop, bowling of fuifzaal – al is het voor steden makkelijker om om hier locaties voor te zoeken, omdat ze een voorkooprecht hebben.’
Ilse Holvoet van Bataljong, een netwerk van experts rond lokaal beleid voor kinderen en jongeren, werkt veel samen met de jeugdraden. Hun betrokkenheid staat op de helling, merkt zij. ‘Adviezen van jeugdraden komen meer en meer neer op decoratie.’ Nochtans is elke gemeente per decreet verplicht om jongeren hun zegje te laten doen als het thema betrekking heeft op hen. Onderzoek van de KU Leuven bevestigt ook dat inspraak overal in Vlaanderen sterk daalt: ‘Jeugdbeleid is minder zichtbaar, en besparingen leiden tot een eilandcultuur.’ Hoe groter de gemeente, hoe kleiner de rol van de jeugdraad, en hoe minder transparantie men ervaart qua budget.
Zon zien zakken
De Prinsenkouter is een volksbuurt in het hart van Ronse, het is een van Vlaanderens meest achtergestelde buurten. Het verloop is groot, je ruikt de industrie en mensen zijn vreemden voor elkaar. ‘Hangjongeren’ zoeken er een plek zonder verplichtingen en dat is iets waar Lejo aan werkt. Deze vzw doet in verschillende steden aan outreaching bij kwetsbare jongeren, die geen aansluiting vinden in het traditionele aanbod.
Al zon zien zakken fluitend, stapt Mo Laghbali binnen. Hij staat een klein decennium aan het hoofd van Lejo in Ronse. In 2018 zag hij de situatie helemaal veranderen. Er ontstond een grote instroom vanuit Brussel naar Ronse, waar werk was voor technisch geschoold personeel, de huurprijzen laag waren en het leven makkelijker. ‘De migrantengemeenschap is toen gigantisch gegroeid – ik kon het aantal nieuwe kinderen niet meer bijhouden.’ Laghbali deed het werk lange tijd alleen, één keer per week kon hij naar de probleembuurten. De vorige schepen zocht nooit contact met hem. ‘Iedereen moet knokken’, zegt hij. ‘En als de stad morgen stop zegt, is het gedaan.’
Lejo deelde een gebouw met de jeugddienst, een noodoplossing die vier jaar aansleepte. ‘Het was drummen tot in de keuken’, vertelt monitor Zaka Moustahfid. ‘Voor een individueel gesprek met een kind was er geen plaats.’ Maar nog altijd blijven veel gasten thuis of op de pleintjes. ‘Er is geen plek waar ze altijd terecht kunnen. Jeugdbewegingen trekken een wit publiek aan, wij iets minder. Maar we bereiken ook niet iedereen.’ Het is raar in Vlaanderen, vindt Laghbali. ‘Er is jeugdwerk, jeugdwelzijn én jeugdopbouwwerk. In Brussel en Wallonië is het nog anders geregeld. We zijn niet op de hoogte van elkaars werk. De jongeren kunnen hier niet zomaar komen, en daar is net behoefte aan. Bij een filmavond duiken er wel 60 op.’
Ikrame Kastit van het jongerensteunpunt Uit De Marge ziet een tekort aan outreachers. ‘Er zijn administratieve struikelblokken en wachtlijsten. Hulpverleners verwijzen ook naar elkaar door, en dat is geen gerichte aanpak.’ Ze mist een match: ‘Opbouwwerkers zijn de brug, maar ze moeten wel een brug kunnen slaan. Meer en meer jongeren vluchten thuis weg. Maar wie eenzaam is en wil cohousen, kan bijvoorbeeld zijn leefloon verliezen.’ Ondanks al die tekenen aan de wand had de Vlaamse overheid voor de regio Aalst-Ronse slechts budget voor één persoon die over mentale gezondheid bij jongeren waakt – in Aalst. ‘Als iemand zich slecht voelde, had die de trein moeten nemen naar Aalst’, roept schepen Demeulemeester verontwaardigd uit.
Onlangs verhuisde Lejo van de jeugddienst naar een nieuw pand. Dakloze jeugdbewegingen zullen de vrijgekomen plaats gebruiken als crisisopvang. Maar ‘dat is geen oplossing’, zegt Gilles Vandezande van de jeugdraad. ‘Zelfs voor materiaal is er geen plaats.’ Het nieuwe pand is patrimonium, de jongeren zullen dus voorzichtig moeten zijn.
Usual suspects
‘De overheid behandelt jeugdbeleid als bezigheidstherapie’, stelt Fatih De Vos, jeugdwerker, en een begrip in de Oost-Vlaamse jeugdsector. ‘De mentaliteit moet anders. Raden van bestuur laten altijd dezelfde usual suspects opdraven, jeugdwerkers die dan voor weinig of geen geld advies moeten geven of hun netwerk aanspreken. Maar je kunt niet zomaar een jeugdwerker naar een buurt sturen omdat hij een allochtoon is en in die buurt ook veel allochtonen wonen.’ Er zijn te veel regeltjes voor subsidies, vindt De Vos: ‘Als een jeugdvereniging bijvoorbeeld wil samenwerken met een sportclub, kan ze subsidies vragen, maar dat geld mag ze dan niet gebruiken voor personeelskosten. Je kunt dus wel subsidies vragen voor een springkasteel, maar niet om iemand te betalen die naast dat springkasteel een oogje in het zeil houdt. De politiek denkt veel te veel in hokjes. Het gevolg? Grote spelers huren subsidieprofessionals in. En het geld gaat naar de best geschreven dossiers, niet naar de beste projectideeën.’
De ondersteuning voor lokaal jeugdbeleid was een project van Bert Anciaux (VU) als minister van Jeugd in de regering-Dewael (1999-2003). Daarna stimuleerde Vlaanderen de investeringen niet langer. De 18 miljoen euro, oorspronkelijk bijna 22, achter het Lokaal en Provinciaal Jeugdbeleid wordt sinds enkele jaren integraal naar het Gemeentefonds gestort, zonder opvolging rond jeugd. ‘We doen ons best in de chaos’, vertelt Jasmien Schutz van de Vlaamse jeugdorganisatie Ambrassade. Maar de situatie is erg onoverzichtelijk. ‘Jongeren die op zoek zijn naar middelen, moeten we meestal doorsturen. We kunnen weinig mensen structureel helpen.’
Schutz noemt de subsidielijnen een rompslomp: ‘Er is nauwelijks marge om te experimenteren of falen. Bovendien moest vroeger een minimumpercentage van het budget naar lokaal jeugdbeleid gaan, maar dat systeem bestaat niet meer. Het geeft de steden meer vrijheid, ja. Maar jongeren zijn wel hun stok achter de deur kwijt.’ De integratie van sectorale subsidies was ‘geen goede zaak’, stelt ook onderzoek van de KU Leuven. De studie heeft het over ‘een grotere strijd om middelen, en het wegvallen van de investeringsimpuls’. Voorts zijn er minder evaluatiemomenten en staan vrijwilligers meer onder druk. De hervormingen hadden weinig invloed op de politieke aandacht voor jongeren. Labels zoals ‘Kindvriendelijke Gemeente’ waren op dat vlak beslissender.
‘Financieel zit het grosso modo wel goed’, sust Ilse Holvoet van Bataljong, ‘Maar vroeger had je wel specifieke steun voor de kwetsbaren. Als de situatie in een regio nu verslechtert, kan er geen extra geld komen. Het oude jeugdbeleidsplan kon wél prioriteiten leggen. De planhorizon lag toen op drie jaar, nu is dat zes jaar.’ Jongeren moeten ‘een beetje chance’ hebben met hun gemeente, nu er geen aparte subsidiestromen voor jeugd meer zijn en alle budgetten in één pot zitten. ‘De ene gemeente besteedt meer, de andere minder’, legt Kastit uit. ‘Daarom heb je gemiddeld wel een status quo, maar kan het in de praktijk schommelen. Lokaal ontbreek vaak het geld of de kennis voor een correct beleid, dat merk ik aan de vele vragen die wij krijgen.’
De begroting Jeugd bevatte in 2015 nog 67 miljoen euro, in 2018 was dat 50 miljoen euro. Toelagen voor politieke jongerenbewegingen zijn zelfs volledig verdwenen. De beleidsnota van minister Benjamin Dalle (CD&V) vermeldt de belofte voor een Masterplan jeugdinfrastructuur in 2021 (zie hiernaast). Op de vraag wanneer dat plan klaar is, kan het kabinet enkel zeggen dat het ‘de nodige tijd zal vragen om doordachte beslissingen te nemen’.
Naschrift:
Schepen Aaron Demeulemeester benadrukt dat verschillende issues die in dit artikel aan bod komen werden opgelost in de tijd tussen het interview en de publicatie in Knack.
Deze reportage is mede mogelijk gemaakt met de steun van het Fonds Pascal Decroos.
MINISTER DALLE REAGEERT: ‘EXTRA INVESTERINGEN IN JEUGDINFRASTRUCTUUR’
‘Minister Dalle wil het jeugdwerk en hun participatie versterken’, reageert Tom Demeyer, woordvoerder van minister Benjamin Dalle (CD&V). Hoe zijn kabinet dat wil doen? Voor het beleidsplan Jeugd- en Kinderrechten zijn extra middelen voorzien en ook andere beleidsdomeinen worden daarbij betrokken. Daarnaast zet de minister in op landelijk jeugdwerk en geeft hij extra aandacht aan kwetsbare jongeren. Hij wil ook informatie verzamelen over welbevinden bij jongeren, meer specifiek in coronatijden.
Daarnaast wil Dalle extra investeren in jeugdinfrastructuur. ‘Een relanceplan van 30 miljoen euro is goedgekeurd en wordt vanaf het najaar uitgevoerd. De belangrijkste aspecten zijn spelinfrastructuur en basisvoorzieningen voor lokale jeugd.’ Lokaal jeugdbeleid is natuurlijk wel een bevoegdheid van steden en gemeenten, stipt het kabinet-Dalle aan.
Het Masterplan jeugdinfrastructuur, waar het kabinet aan werkt, zal focussen op beheer, onderhoud en gebruik van de jeugdinfrastructuur van de Vlaamse Gemeenschap. ‘Het vraagt de nodige tijd’, aldus nog Tom Demeyer. ‘Dat komt onder meer omdat we de Europese doelstellingen rond klimaat en inclusie moeten implementeren.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier