Twee jaar na 11 september is de wereld niet klaar met de gevolgen van de onwaarschijnlijke aanslagen. Het gekwetste Amerika voert oorlog, maar ook Europa leert zich verdedigen. ‘Toch is repressie niet het enige antwoord op terrorisme,’ zegt professor Jan Wouters.
De aanslagen van 11 september troffen de Verenigde Staten recht in het hart. In New York werd Manhattan geraakt, de financiële slagader van de Amerikaanse economie. In Washington knalde een vliegtuig tegen een vleugel van het Pentagon – het symbool bij uitstek van de Amerikaanse militaire macht. De supermacht reageerde als een gekwetste tijger. Er werden zeer repressieve wetten ingevoerd voor wie ook maar verdacht werd van enige band met een terreurgroep, het Taliban-regime in Afghanistan werd weggebombardeerd, Washington maakte ruzie met de Verenigde Naties en met Europa en het voerde oorlog met Irak.
Daar stokt de militaire machine voorlopig. President George W. Bush en zijn generaals hadden wel een plan voor de strijd, maar niet voor wat er daarna moest gebeuren. De Leuvense professor Jan Wouters (39) zette goed een jaar geleden met zijn collega Bart Pattyn een merkwaardig project op. In ‘Schokgolven. Terrorisme en fundamentalisme’ bundelde hij bijdragen van wel dertig collega’s uit verschillende disciplines over de gebeurtenissen van 11 september en daarna. Zelf doceert hij internationaal recht en heeft hij zich bekwaamd in de werking van internationale organisaties. Hij is voorzitter van de Vereniging voor de Verenigde Naties. Vorig jaar noemde hij 11 september een breekijzer waarmee de internationale politieke agenda werd opengewrikt.
Jan Wouters: ‘Het was echt een scharniermoment. Een gebeurtenis, die maakt dat de spelers op het terrein hun opties herbekijken en aanpassen. Het is, bijvoorbeeld, onvoorstelbaar wat er de voorbije twee jaar allemaal aan wetgeving van de persen is gerold over de strijd tegen het terrorisme, preventie en internationale samenwerking, maar ook in verband met de beperking van vaak fundamentele rechten. Amerika heeft dat gedaan, maar ook in Europa zijn landen daarin soms ver gegaan.’
Maar niet zover als de Amerikanen. Die bouwden de basis van Guantanamo Bay op Cuba na de oorlog met de Taliban om tot een gevangenis. Daar zitten nu al bijna twee jaar honderden mensen vast zonder uitzicht op een normaal proces.
JAN WOUTERS: Guantanamo is een schandvlek. Het is bijna een verloochening van de Amerikaanse grondwaarden. Ze beginnen nu een proces tegen zes of zeven verdachten. Een bespottelijk klein aantal, in vergelijking met de honderden mensen die daar zitten. Het gaat om een proces in het kader van het speciale regime, dat geldt voor mensen die van terrorisme worden verdacht. De bewijslast daarvoor ligt beduidend lager dan in het normale strafprocesrecht. Volgens die regels zouden die mensen nooit kunnen worden veroordeeld. Er is eigenlijk bewust een juridisch vacuüm gecreëerd, maar het zal nog moeten blijken of ze die gevangenen zelfs onder die bijzondere wet kunnen veroordelen. Het protest is enorm.
De Amerikaanse regering vond dat de conventies van Genève over de behandeling van krijgsgevangenen in het geval van de Taliban niet van toepassing waren.
WOUTERS: Ze noemden hen ‘illegale strijders’. Het waren geen soldaten. Minister van Defensie Donald Rumsfeld riep dat de conventies van Genève verouderd zijn, uit de tijd, geschreven voor een ander soort oorlog. In Irak hebben ze ondertussen geleerd dat je die conventies niet zomaar van tafel moet vegen. Als je er te opportunistisch mee omspringt, krijg je zo een koekje van eigen deeg. Er komen uit Guantanamo steeds meer verhalen naar buiten van vreselijke toestanden, depressiviteit, zelfmoordpogingen. Wat gaan ze met al die mensen doen? Ik denk dat ze hen op een bepaald ogenblik zullen moeten vrijlaten.
Washington hanteert nu ook een nieuwe veiligheidsdoctrine, op basis van de zogenaamde ‘pre-emptive strike’. De Amerikanen eigenen zich het recht toe om overal ter wereld militair in te grijpen als ze hun veiligheid in gevaar achten. Kan die theorie ook andere landen op ideeën brengen?
WOUTERS: Er zijn er die daarmee dreigen, en het zal vroeg of laat ook gebeuren. India en Pakistan stonden er al dicht bij. De grootmacht kan dan alleen de theorie voor zichzelf reserveren en bij andere landen met zware diplomatieke druk tussenbeide komen. Het blijft gevaarlijk. De voormalige minister van Buitenlandse Zaken Madeleine Albright plaatste er recent vraagtekens bij. Niet bij de nieuwe veiligheidsdoctrine op zichzelf, want die zat er onder Bill Clinton ook aan te komen. Wel bij de manier waarop ze in de Irak-crisis werd toegepast. Maar het spreekt vanzelf dat landen zich aanpassen aan de risico’s van de tijd. Dat doet de Europese Unie ook. De doctrine die de EU onder leiding van Hoog Vertegenwoordiger Javier Solana uitwerkt, sluit het gebruik van geweld ook niet uit.
Is dat een reactie op het Amerikaanse verwijt dat Europa geen veiligheidsbeleid heeft?
WOUTERS: Het is in de eerste plaats een reactie op ons gevoel van onvermogen. De idee dat we ons niet tot verdere economische samenwerking alleen kunnen beperken. Om in de wereld te kunnen meespreken, heeft Europa een verlengstuk nodig op het vlak van veiligheid en defensie. Daar wordt al sinds Kosovo over nagedacht. Op de top van Thessaloniki, in juni van dit jaar, legde Solana de staatshoofden en regeringsleiders een ontwerp voor een veiligheidsstrategie voor. De nadruk ligt daarbij op conflictpreventie, op het instrumentarium dat de Unie moet ontwikkelen om met conflicten om te gaan. Maar er wordt voor het eerst ook over het gebruik van geweld gesproken. Ik kan me niet voorstellen dat 11 september daar niet heeft toe bijgedragen.
Europa kon niet anders dan na 11 september zo’n beleid ontwikkelen?
WOUTERS: In het geval van de Unie moet de actie zich wel altijd in de context van de Verenigde Naties afspelen. Dat blijft het fundamentele kader. De Europese Unie erkent dus het primaat van de Veiligheidsraad. Ik kan me moeilijk voorstellen dat de EU ooit zo’n ruime interpretatie van het begrip ‘pre-emptive strike’ zou hanteren als de VS dat nu doen. Maar Europa leert ook uit de Irak-crisis en het onvermogen om tot een gemeenschappelijk standpunt te komen.
De Verenigde Staten vragen een nieuwe resolutie in de Veiligheidsraad. Ze willen de internationale gemeenschap nu toch nauwer bij de toestand in Irak betrekken. Want het gaat daar niet echt goed.
WOUTERS: De veiligheidssituatie in Irak moet koste wat het kost onder controle worden gebracht. De Amerikanen kunnen dat niet meer alleen aan, maar ze eisen wel dat de hele operatie onder hun commando blijft. Na de aanslag op het hoofdkwartier van de VN in Bagdad lijkt het me niet meer zo vanzelfsprekend dat een ruimere internationale aanwezigheid een garantie is dat het ook beter zal gaan. Er zijn krachten aan het werk die zich niet alleen tegen de Amerikanen keren, maar tegen elke buitenlandse aanwezigheid in Irak. Dat wordt voorgesteld als een probleem van terrorisme, maar het is een complexe mengelmoes van verschillende groepen die mogelijk met elkaar een duivelspact tegen de vreemde bezetter hebben gesloten. En die vreemde bezetter kan net zo goed de Verenigde Naties zijn.
De VN werden door Washington op een bepaald ogenblik tamelijk brutaal aan de kant geschoven. Is de vraag om een nieuwe resolutie nu een vorm van eerherstel? Hoe hebt u die ontwikkeling gevolgd?
WOUTERS: Met gemengde gevoelens. Het wordt te weinig benadrukt dat de Amerikanen toch zeer lang naar een akkoord in de Veiligheidsraad hebben gestreefd. Ik ben het er niet mee eens dat de VN door de Irak-crisis afgeschreven zouden zijn. Washington heeft lang geprobeerd om via de Veiligheidsraad een legitimatie te krijgen om Irak aan te vallen. Er is daarbij gebleken dat de Veiligheidsraad niet zomaar in het Amerikaans-Britse initiatief is gestapt. Grote landen zoals Frankrijk en Rusland boden weerwerk, maar ook kleine, niet-permanente leden van de Veiligheidsraad. U herinnert zich de demarches van minister van BZ Colin Powell om die landen over de brug te halen, en die zullen daarbij zeker van alles beloofd hebben gekregen. Maar Powell kreeg zelfs geen eenvoudige meerderheid.
In de resolutie die eind mei is goedgekeurd, kregen de Verenigde Naties in Irak maar een karige rol toebedeeld.
WOUTERS: De manier waarop de VN na de bezetting van Bagdad weer ten tonele werden gevoerd, was lamentabel. De organisatie zou een ‘vitale’ rol krijgen, maar die bestond volgens George W. Bush uit niet zoveel meer dan het verlenen van humanitaire hulp. Staatsvorming, het burgerlijke bestuur, veiligheid, de militaire kant van de zaak, het bleef allemaal stevig in handen van de Amerikanen. In Oost-Timor, in Bosnië en in Kosovo mochten de VN wel echt meedoen, en kon er goed werk worden geleverd. Dat wordt nu de discussie: zijn de Amerikanen bereid om de hefbomen toch voor een stukje uit handen te geven? Ze zijn nu gedwongen om toch weer het multilaterale spoor op te zoeken. De kosten van de operatie lopen veel te hoog op en voor de president dreigt gezichtsverlies – wat hij in het vooruitzicht van de verkiezingen van volgend jaar kan missen als de pest.
Toont de toestand in Irak daarmee aan dat er geen alternatief is voor internationale samenwerking?
WOUTERS: Dat is mijn persoonlijke overtuiging. Het is misschien ook een les van de geschiedenis. De vader van de huidige Amerikaanse president had in 1991, na de bevrijding van Koeweit, de kans om naar Bagdad door te stoten. Dat werd hem afgeraden, en hij deed het niet. Het risico om in een guerrillasituatie terecht te komen, leek te groot. Enerzijds had hij de wereld twaalf jaar van sancties en toestanden met Irak kunnen besparen. Anderzijds leert het verhaal van zijn zoon George W. dat het Midden-Oosten te ingewikkeld in elkaar zit om er met eenvoudige scenario’s tegenaan te gaan. Dat had Tony Blair hem trouwens kunnen vertellen. Het is opmerkelijk dat de Britten zo weinig hebben onthouden van wat ze vroeger in die regio hebben meegemaakt.
De Amerikanen beroepen zich op resoluties uit 1990 en 1991 om de oorlog met Irak te rechtvaardigen. Saddam zou die, ondanks de duidelijke dreiging, al die jaren naast zich neer hebben gelegd. Bent u het eens met die redenering?
WOUTERS: De oorlog met Irak was, volgens mij, onder het internationale recht ongeoorloofd. Het Handvest van de VN zegt duidelijk dat er een machtiging van de Veiligheidsraad nodig is om geweld te gebruiken. Tenzij je zelf aangevallen wordt. De Amerikanen beroepen zich op handig geformuleerde diplomatieke compromissen in oude resoluties. Ze leidden daaruit af dat de toestemming om geweld te gebruiken voor de bevrijding van Koeweit nog altijd van kracht was, toen Saddam volgens hen te weinig met de wapeninspecteurs wou samenwerken. De andere landen rond de tafel kennen het klappen van de zweep natuurlijk ook. Ze kunnen weten wat de Amerikanen met dat soort formuleringen van plan zijn. Het is een subtiel spel. Na de goedkeuring van resolutie 1441 over de ontwapening van Irak in november van vorig jaar publiceerden de Fransen, de Russen en de Chinezen een gezamenlijke verklaring, om te zeggen dat die resolutie volgens hen geen machtiging verleende om automatisch geweld te gebruiken. Omdat ze wisten dat de Amerikanen er die conclusie uit zouden trekken. Maar het moet ook worden gezegd dat Washington wel altijd probeert om voor een minimum aan juridische argumentatie te zorgen.
Ze waren anders wel bijzonder grof tegen die Europese landen die niet zomaar achter hun vlag wilden lopen.
WOUTERS: U verwijst naar de uitspraken van Donald Rumsfeld. De bolwassing die de Belgen bij zijn bezoek aan de NAVO kregen, naar aanleiding van de genocidewet. Het past altijd in een strategie: probeer dingen gedaan te krijgen door druk uit te oefenen. Meestal werkt het. Maar dat soort van arrogantie heeft in de publieke opinie wel verontwaardiging opgewekt. Daar moet iets aan worden gedaan. Al beschouw ik dat soort spanningen in de transatlantische relatie niet als de meest fundamentele.
U ziet dus niet echt grote problemen in de betrekkingen tussen Europa en Amerika?
WOUTERS: Dat heb ik niet gezegd. Er zijn allerlei vraagstukken waarover er constant een dialoog moet worden gevoerd. Zowel op het economische, als op het politieke en het ethische vlak. Ik heb daarom onlangs in het Europees parlement twee transatlantische congressen georganiseerd, één over het terrorisme en één over de doodstraf. We zijn op elkaar aangewezen. De VS kunnen niet zonder ons en wij kunnen niet zonder de VS. Amerika is na 11 september veranderd. Maar Europa ondergaat ook een ingrijpende metamorfose. Zolang aan beide kanten het bewustzijn bestaat dat er behoefte is aan een partnerschap en er een daadwerkelijke dialoog wordt gevoerd, hoeven de spanningen die het gevolg zijn van die veranderingen geen ramp te betekenen.
België zat met zijn genocidewet op zeker ogenblik in het oog van de storm. De Amerikanen dreigden ermee om het hoofdkwartier van de NAVO uit Brussel te verhuizen. U hebt die wet altijd een warm hart toegedragen.
WOUTERS: Het was een poging van een klein land om een reële bijdrage te leveren aan de uitwerking van een internationaal strafrechtelijk apparaat. U moet de genocidewet zien in samenhang met het Internationaal Strafhof. Dat komt pas nu echt op gang, maar het staat al sinds vijf jaar op de rails. Precies daarom werd de wet, die nadien de ‘genocidewet’ werd genoemd, door het parlement in februari 1999 unaniem uitgebreid en aangepast. De Belgische wet heeft impact gehad: hij is in de rechtspraak van het Joegoslavië-tribunaal, bijvoorbeeld, positief aangehaald. Het probleem was dat België een zeer ruime rechtsmacht claimde. De hele wereld kon bij ons met een klacht terecht, zonder dat er aanknopingspunten met ons land waren. Een aantal frivole klachten tegen politieke en militaire verantwoordelijken in functie brachten het systeem in diskrediet. Met de explosieve internationale situatie van het moment verzeilde de Belgische diplomatie zo in een onhoudbare situatie.
Betreurt u dat die ‘frivole klachten’ – die tegen vader Bush en generaal Tommy Franks om ze te noemen – de bodem onder de wet wegsloegen?
WOUTERS: Als het mogelijk was om de wet te misbruiken, moest ze vroeg of laat toch worden aangepast. Er moeten nu wel duidelijke aanknopingspunten met België zijn. Daarnaast wordt ook het respect voor internationale onschendbaarheid veel sterker beklemtoond. Dat is niet onverstandig voor een land dat naast de NAVO en de EU nog meer dan vijftig internationale organisaties herbergt en waar zo’n vijftigduizend mensen van die onschendbaarheid genieten. Maar het is niet juist dat de genocidewet helemaal is opgedoekt. De tekst is gestroomlijnd en ondergebracht in het algemene strafrecht, zodat er geen sprake meer is van een speciale ‘genocidewet’, met al zijn symboolwaarde. De mogelijkheid tot klacht met burgerlijke partijstelling is beperkt – want dat was mee het grote probleem: tot voor kort zette elke klacht onmiddellijk een strafprocedure in gang. De Amerikanen begrepen niet dat ze zich tegen om het even wat voor een rechtbank moesten verdedigen. Maar, nogmaals, België is niet compleet teruggekrabbeld. Zeker in het perspectief van een samenwerking met het Internationaal Strafhof is er ook onder de nieuwe wetgeving nog veel mogelijk. Er is in verband met de genocidewet in het buitenland trouwens ook met bewondering naar België gekeken. Die wet is niet altijd als een summum van idiotie afgedaan. Wel integendeel.
Na 11 september werd de theorie van Samuel Huntington over een clash tussen de beschavingen weer opgediept. Die kwam er niet. Maar zag u sporen van een dialoog, die ondertussen op gang zou zijn gekomen?
WOUTERS: Er blijft in ieder geval veel werk aan de winkel. We doen niet genoeg. Fraaie resoluties, internationale conferenties in diplomatieke centra zijn niet de enige weg die moet worden gevolgd. Het contact moet van onderaf groeien. Mensen moeten echt met elkaar praten. Vooroordelen moeten op het niveau van het individu worden overwonnen. Ik heb daar geen actieprogramma voor. Die openheid van geest creëren aan beide kanten is geen gemakkelijke opgave.
Kenneth Roth van de mensenrechtenorganisatie Human Rights Watch stelt dat terrorisme uiteindelijk weinig met de kloof tussen arm en rijk te maken heeft. De kapers van 11 september waren kinderen uit de Saudische middenklasse, die in Europa en Amerika hadden gestudeerd.
WOUTERS: Een nieuw VN-rapport komt tot dezelfde conclusie. Arme landen zijn niet per se broeihaarden van terrorisme. Er spelen vaak andere mechanismen. Het gaat vaak om mensen die in het Westen geboren zijn of die er gestudeerd hebben. Het is een probleem van vervreemding. Ze worstelen binnen ons systeem met een vorm van cultuurstrijd. Ze functioneren schijnbaar normaal, maar ze maken het stelsel van binnenuit kapot. Het heeft dus niet altijd iets met een dialoog over grote afstand te maken, het gaat dikwijls zeer concreet om ons eigen integratiebeleid. Ook de Amerikanen beseffen ondertussen dat repressie niet het enige antwoord op terrorisme kan zijn. Want dat raakt de fundamentele onderstroom niet. Daarvoor is een veel bredere actie nodig.
We zijn sinds 11 september twee oorlogen verder en de indruk is dat er eigenlijk niet veel is veranderd.
WOUTERS: Dat is moeilijk in te schatten. De maatregelen die getroffen zijn, helpen om aanslagen te voorkomen. Iedereen is nu op zijn hoede. Paul Bremer, de man die het Amerikaanse bestuur in Bagdad leidt, schreef begin 2000 voor het Amerikaanse Congres een zeer gedocumenteerd rapport waarin onder meer Al-Qaeda werd genoemd en waarin voor nieuwe vormen van massaterrorisme werd gewaarschuwd. Bremer suggereerde ook een hoop dringende maatregelen, zoals een hervorming van de Amerikaanse inlichtingendiensten. Er gebeurde niets mee, het was op dat moment geen prioriteit.
Het rapport bleef in de la liggen?
WOUTERS: U weet hoe dat gaat als er een bureaucratie moet worden hervormd. Dat botst in Washington op precies dezelfde weerstanden als in Brussel.
Hubert van Humbeeck