België is misschien geen falende staat, zegt JONATHAN HOLSLAG, maar ons belastinggeld zou veel efficiënter kunnen worden besteed.
Na de aanslagen in Brussel werd ons land bedolven onder internationale kritiek. België als een internationaal toevluchtsoord voor terroristen, België als het verkommerde centrum van Europa, België als een falende staat: het hield maar niet op. Het is niet de eerste keer dat er in de rest van de wereld vraagtekens bij het functioneren van ons land worden geplaatst, maar het is natuurlijk bijzonder pijnlijk dat die bedenkingen er deze keer kwamen na een terreuraanslag. We mogen die bedenkingen niet zomaar wegwuiven. We zouden het best eens grondig evalueren waar we staan en in welke mate onze grote financiële offers aan de overheid ook goed besteed worden.
Neem bijvoorbeeld het veiligheidsbeleid. België besteedt 1,9 procent van zijn bruto nationaal product aan binnenlandse veiligheid en ordehandhaving. Dat is meer dan het Europese gemiddelde en ook meer dan in vergelijkbare landen zoals Oostenrijk en Denemarken. Ons land heeft ook erg veel politieagenten in vergelijking met het inwonersaantal. Maar als het op doeltreffendheid aankomt, doen we het ronduit slecht. In de context van de aanslagen van 22/03 valt natuurlijk op dat België een van de belangrijkste Europese leveranciers van Syriëstrijders is. Maar daar blijft het helaas niet bij. Alle cijfers met betrekking tot zware misdaad, van moorden tot overvallen, liggen in België hoger dan in vergelijkbare landen. Het budget voor veiligheid is fors gestegen, maar de resultaten zijn erg mager ten aanzien van die van andere Europese lidstaten.
Op economisch vlak doet ons land het op het eerste gezicht behoorlijk. Belangrijk is dat een flink stuk van de economische materie in 2001 de verantwoordelijkheid werd van de drie gewesten. Sinds die staatshervorming is de economische groei van ons land vergelijkbaar met die van pakweg Nederland, Denemarken en Oostenrijk. Vlaanderen is zelfs sneller gegroeid. Ook de cijfers wat betreft armoedebestrijding vallen positief uit in het geval van Vlaanderen. Brussel en het Waalse Gewest scoren beduidend slechter. Voor alle gewesten blijkt de publieke sector echter een belangrijkere factor in de economische groei dan in de andere drie landen, en haar aandeel in de economie is ook sneller gegroeid. De private sector en dan vooral de maakindustrie heeft het in de drie gewesten slechter gedaan dan in de drie vergelijkbare landen. Dat geldt ook voor de netto-export van industriële goederen en de netto buitenlandse investeringen. Het is dus zeker niet zo dat de private sector in de gewesten het na de staatshervorming beter is gaan doen. Het groeiende belang van de publieke sector in ons land én in de gewesten ging overigens gepaard met een toenemende externalisering van de overheidsschuld. De publieke uitgaven werden dus voor een deel ‘gefinancierd’ door buitenlandse kredietverstrekkers.
Dan zijn er andere bevoegdheden die de veerkracht en de aantrekkelijkheid van ons land beïnvloeden, ruimtelijke ordening en stedenbeleid, bijvoorbeeld. In vergelijking met andere West-Europese landen is de open, groene ruimte snel geslonken en de bebouwde ruimte of de ruimte voor transport snel aangegroeid. Het heeft ons land niet attractiever gemaakt. De verkeersellende is ongeëvenaard en schrikt meer en meer investeerders af. Buitenlandse bezoekers zijn ook niet overtuigd. De voorbije tien jaar groeide het aantal toeristen slechts met 14 procent, vooral dankzij Brussel. In Nederland en Oostenrijk lagen die groeicijfers boven de 30 procent. Hoewel België tal van steden met veel potentieel telt, zie je ze zelden opduiken aan de top in internationale rangschikkingen.
Ons land en zijn gewesten doen het dus niet slecht, maar in verhouding tot de enorme bedragen die we investeren in onze overheid en ook in verhouding tot de omvang van ons overheidsapparaat, zijn de resultaten middelmatig. Het Waalse Gewest en Brussel blijven te vaak hangen in de staart van de West-Europese regio’s, maar ook Vlaanderen heeft niet meteen redenen om zich op de borst te kloppen. Dit is niet noodzakelijk een pleidooi voor minder overheidsuitgaven. Er zijn landen met nog hogere uitgaven, maar zij staan doorgaans ook veel hoger in rangschikkingen – van veiligheid over welzijn tot internationale aantrekkingskracht. We moeten van onze politici vooral eisen dat ze uitleggen hoe ze werkelijk beter kunnen doen, alvorens we van wal steken met het zoveelste rondje dure hervormingen.
Jonathan Holslag (1981) is professor internationale betrekkingen aan de VUB.
Ons land heeft erg veel politieagenten in vergelijking met het inwonersaantal. Maar als het op doeltreffendheid aankomt, doen we het ronduit slecht.