Topdokter Johan Bellemans: ‘Ik heb mijn kinderen verboden om te skiën’
Op skilatten zult u Johan Bellemans, kniespecialist en hoofdarts van onze olympische delegatie, niet zien. ‘Omdat het zo voorspelbaar is dat het misgaat, vind ik het kras dat mensen dat gevaar blijven opzoeken.’
Het zijn de weken van de wintersport en dus ook van de gezwollen meniscussen, gescheurde kruisbanden en verplaatste knieschijven. Wie sukkelt met de knie, mag zich gelukkig prijzen dat hij of zij in België woont, met zijn abnormaal hoge aanbod aan kniespecialisten van wereldfaam, zoals Toon en Steven Claes, Koen Lagae of Geert Declercq. Nog zo’n klepper is Johan Bellemans. De kniespecialist van het ziekenhuis van Genk is hoofdarts van de Belgische olympische delegatie en een vertrouweling van meerkampster Nafi Thiam. U kunt hem kennen van de docureeks Topdokters of van zijn eigen YouTubekanaal. Zijn populairste filmpje werd 765.000 keer bekeken, hoewel het om technisch-medische uiteenzettingen gaat. Dat is niet meteen clickbait. ‘Die YouTubefilmpjes besparen me tijd,’ zegt Bellemans. ‘De gedetailleerde uitleg van wat er mis is, kunnen patiënten herbekijken op het internet. Dat is vooral handig voor mijn buitenlandse patiënten, met wie het moeilijk is om een consultatie te plannen. Ik ben ermee begonnen nadat ik de moeder van de emir van Qatar had geopereerd.’
Dat zijn kabinet naar jaarlijkse gewoonte bevolkt wordt door onfortuinlijke skiërs, bekijkt Bellemans met gemengde gevoelens. ‘Omdat het zo voorspelbaar is dat het bij die sport misgaat, vind ik het kras dat mensen dat gevaar blijven opzoeken. Zelf zou ik onder geen beding gaan skiën. Mijn kinderen heb ik het verboden.’ Voor wie in de sneeuw zijn kruisbanden heeft gekwetst, is er goed nieuws. In 2013 bewees Bellemans, samen met Steven Claes, het bestaan van het anterolaterale ligament. Een doorbraak die de resultaten van kruisbandoperaties stevig heeft opgekrikt.
Hoe kan het dat er pas in 2013 een nieuw stuk lichaam is ontdekt, vijfhonderd jaar na Vesalius?
Johan Bellemans: Leken denken dat het een kwestie is van opensnijden en kijken, maar het menselijk lichaam laat zich niet zo makkelijk doorgronden. Het schoolvoorbeeld is de clitoris. Daarvan is nog maar heel recent in kaart gebracht hoe hij ineensteekt. Wij zijn op zoek gegaan omdat we niet begrepen waarom zo veel kruisbandoperaties niet tot het gewenste resultaat leidden. Aan assistenten die een onderwerp voor hun doctoraat zochten, vroeg ik: kijk eens goed, er moet daar nog iets zitten. Steven Claes heeft het uiteindelijk gevonden. Daarna moesten we nog bewijzen dat het ligament iets doet, met treksimulaties op kadaverbenen. Het anterolaterale ligament is een reservestructuur die de kruisband beschermt. Het risico op terugval blijkt veel kleiner wanneer je het mee herstelt.
Sporten met pijnstillers is zeer gevaarlijk. Pijn is je lichaam dat aan de alarmbel trekt. Schakel dat uit, en je vaart blind.
U ziet wellicht vooral amateursporters die te snel te veel wilden doen?
Bellemans: (knikt) Beginnende sporters maken allemaal dezelfde fout. Wanneer je begint te sporten, gaat je conditie snel vooruit. Je kunt langer lopen, harder lopen – amai, dat gaat hier goed – tot de ketting onverwacht breekt. Dan komen ze bij mij langs, met een kapotte meniscus, kruisbanden of kraakbeenletsel. Mijn advies is: laat je niet vangen door sporteuforie. Bouw per week maximaal tien procent op. Sneller zal lukken, maar weet dat je amper alarmsignalen voelt tot het te laat is. Tweede belangrijke tip, eerder van toepassing bij gevorderde sporters: pas op voor cumulatieve pijn, pijn die bij elke inspanning een beetje erger wordt.
Nochtans zeggen voetbaltrainers: ‘Als je geen pijn hebt, heb je niet hard genoeg getraind.’
Bellemans: Daar zit waarheid in. 95 procent van de atleten van Team Belgium heeft permanent ergens last van, blijkt uit enquêtes. Sport en zeker topsport kunnen niet zonder pijn. Je moet dus goed weten welke pijn gevaarlijk is en welke niet. Wij leren atleten hun pijn te quoteren op een schaal van één tot tien. Zolang het gaat om pijn van twee of drie op tien, ben ik niet bezorgd. Als die drie een vier of een vijf wordt, moet je ingrijpen. Zeer gevaarlijk is sporten met inspuitingen of andere pijnstillers. Pijn is je lichaam dat aan de alarmbel trekt. Schakel dat uit, en je vaart blind.
Wat is de ergste kniekwetsuur die een sporter kan hebben?
Bellemans: Een kraakbeenletsel, omdat het nauwelijks te herstellen valt. Bij voortdurende zware impact, die onvermijdelijk is in sporten als voetbal, volleybal of judo, komen er vroeg of laat letsels aan het kraakbeen. Preventief valt er weinig aan te doen, behalve minder sporten. Kniespecialisten kunnen ervoor zorgen dat de symptomen niet te hinderlijk worden tijdens de sportcarrière, maar een oplossing ten gronde is dat niet. Tien jaar geleden hoopten we dat kraakbeentransplantaties het antwoord waren en vandaag zetten we in op stamcelinjecties, maar de resultaten zijn niet super.
Ex-voetballers van vijftig en zestig zijn vaak slecht ter been. Zal het de huidige generatie beter vergaan?
Bellemans: Nee, integendeel. Door verbeteringen in de trainingsleer duren de carrières langer, ondanks een overladen kalender. De voetballers van nu spelen veel meer wedstrijden en daar zullen ze na hun pensioen een prijs voor betalen. Men perst die sporters uit. Laatst vroeg het Belgisch Arbitragehof voor de Sport mijn advies. Een club moest vijf matchen in vijftien dagen spelen en had om uitstel gevraagd. Medisch-preventief had die club groot gelijk, vond ook ik, maar toch kreeg ze geen gehoor. Er is werkelijk geen enkele wil om voetballers te beschermen. De kans dat profvoetballers een nieuwe knie laten steken, ligt drie tot vijf keer hoger dan bij de algemene bevolking. Het zou best kunnen dat die cijfers nog stijgen.
Zijn patiënten tevreden over hun knieprotheses?
Bellemans: Volgens onderzoek had zo’n 15 procent er meer van verwacht. Dat moet beter. Idealiter voelt een prothese aan als een gewone knie. Jammer genoeg is de innovatie in de knie-implantaten stilgevallen. Nieuwe protheses moeten door een ellenlange procedure van klinische proeven. De bedrijven zien er geen brood meer in. Interessante prototypes komen niet eens op de markt. De focus ligt vooral op goedkoper maken van wat we al doen. Dat is uiteraard óók belangrijk, maar aangezien de kwaliteit omhoog kan, vind ik het raar dat we daar niet op verder werken.
In vrijwel alle sporthallen zijn de harde betonnen vloeren vervangen door verende vloeren. Zijn die beter?
Bellemans: Veel beter. Toch voorspel ik dat profvolleyballers en -basketballers goede klanten zullen blijven bij de kniespecialist. Hun werklast is de laatste tien, vijftien jaar enorm gestegen: meer wedstrijden, harder trainen. Het te excessief uitvoeren van één bewegingsvorm is funest. Daarom is topsport zo ongezond. Het beste wat je kunt doen, is impactsport combineren met niet-impactsport. Lopen of voetbal om de pezen te activeren, plus minder belastende sporten als zwemmen of fietsen. Maar aan dat advies hebben profatleten natuurlijk niets.
Snowboarder Seppe Smits, een van uw patiënten, weet dat hij na zijn loopbaan artrose zal krijgen. Dat is niet om mee te lachen.
Bellemans: Dat is het zeker niet. Het heeft geen zin om hen dat elke week voor de voeten te werpen, maar profsporters horen te weten wat hen te wachten staat. Bij een sterk belastende sport zoals snowboarden heb je aan het eind van je carrière de heupen en knieën van een zeventigjarige. Topsporters hebben één voordeel: hun pijndrempel ligt hoger in de zones die ze het zwaarst hebben belast. Ze lijden minder dan je zou verwachten wanneer je naar hun scans kijkt.
Onder uw impuls voerde Team Belgium een online medisch monitoringplatform in. Daar was kritiek op want het ging om een forse investering. Intussen hebben de critici zich bedacht.
Bellemans: Als Nafi Thiam op stage in Zuid-Afrika haar teen stoot, dan willen we dat meteen weten om, zo nodig, maatregelen te treffen. Rond elke atleet werd een cluster opgezet van medici, kinesisten en andere specialisten die op de hoogte moeten zijn van zijn of haar fysieke conditie. Zij communiceren ieder kwaaltje op een online platform, dat sterk beveiligd is. Je mag er niet aan denken dat de fysieke data van een turnster als Nina Derwael op straat komen te liggen.
Het is veel werk – we volgen ongeveer 300 atleten en zoals gezegd, voelt 95 procent van hen altijd wel iets – maar de resultaten spreken voor zich. Ik begon bij Team Belgium op de Spelen in Peking van 2008. Het aantal Belgische olympiërs dat daar suboptimaal aan de start kwam, lag toen op 18 procent. In Londen 2012 was het 10 procent, bij de laatste Spelen in Tokio zaten we aan 4 procent. Lager zullen we waarschijnlijk niet raken.
Dat monitoringplatform is niet goedkoop, maar finaal kan het ons juist geld besparen. Een olympische medaille kost 4 à 5 miljoen euro, zeggen studies. Het is toch dwaas om die investering te verliezen omdat je atleten op het cruciale moment gekwetst zijn?
Klopt het verhaal dat Nafi Thiam één week voor haar olympische wedstrijden amper kon stappen?
Bellemans: Dat is overdreven, maar het was zeker alle hens aan dek om haar aan de start te krijgen. Dat is voor veel atleten zo. Ze balanceren op de limiet van wat ze aankunnen qua trainingsvolume. Sportdokters zijn er goed in geworden om de risico’s in te schatten. Bij Team Belgium maken we een kansberekening: ‘Als je nu nog doorduwt, dan is dit de kans dat je je blesseert.’ De betere trainers luisteren naar ons, de minder goede laten hun atleet toch nog die ene ultieme training doen.
Na haar olympische titel barstte Thiam in snikken uit. Als je de medische voorgeschiedenis kent, weet hoe moeilijk en nipt het allemaal was, dan begrijp je waar haar tranen vandaan kwamen.
Er is werkelijk geen enkele wil om voetballers te beschermen.
Thiam zei dat ze leed onder een wurgende mentale druk.
Bellemans: Dat zullen we in België meer zien. Voor het eerst kent ons land seriële winnaars: atleten van wie je verwacht dat ze op elk toernooi medailles pakken, zoals Thiam, Derwael, judoka Matthias Casse of de hockeyploeg. Vroeger droomden onze beste sporters ervan om, als alles meezat, één keer kampioen te worden. Nu zien we sporters die het gevoel hebben dat ze falen wanneer ze niet presteren, die alles minder dan goud een afgang vinden. Dat klopt natuurlijk niet, maar die perceptie hebben zij.
Ik heb al meerdere keren gepolst of ik een zwaar geblesseerde atleet kon interviewen. Ze zeggen altijd nee.
Bellemans: Sporters tonen hun eigen kwetsbaarheid niet graag. De verbittering, de teleurstelling, de angst om niet meer terug te keren, terwijl ze alles doen en laten voor hun sport: daarover praten is lastig. Ook ik zocht geblesseerde sporters om te spreken voor andere atleten, om hen te leren dat er mechanismen bestaan om met zo’n tegenslag om te gaan. Die workshop is er nog altijd niet geweest.
Af en toe moet u tegen sporters zeggen dat ze er beter mee stoppen. Onder anderen tegen Justine Henin.
Bellemans: Sommige van die atleten zijn jarenlang kwaad op mij geweest. Ik weet niet of ik zulke gesprekken nog zal voeren. Het is misschien beter om de atleet zelf te laten ontdekken dat het niet meer gaat. Er waren nochtans maar een paar personen bij wie het een donderslag bij heldere hemel was. Meestal is het een gradueel proces van achteruitgaan, tot ze zelf geen plezier meer beleven aan hun sport. Mijn verdict is het laatste duwtje. Een bevrijding, al geven ze dat nooit toe. Niemand kan hen verwijten dat ze opgeven, want ‘de dokter heeft het gezegd’.
De grootste Belgische voetbaltalenten, zoals Zinho Vanheusden en Jérémy Doku, hebben de laatste seizoenen amper gespeeld. De opvolgers van de Gouden Generatie staan ondanks hun jonge leeftijd voortdurend gekwetst aan de kant. Gaan zij dan wel de carrière maken die men hen voorspelt?
Bellemans: De valkuil voor jonge sporters is dat ze in een cascade van blessures belanden. Herbeginnen met een letsel dat niet genezen is, leidt tot een volgende blessure. Fysiek kun je die sporters weer helemaal in orde krijgen, maar het gevaar is dat ze onderweg zo veel trainingsuren verliezen dat anderen hen voorbijsteken. Tijd is de cruciale factor in een sportcarrière. Je mag niet te veel tijd verliezen en tegelijk ook niet te snel terugkeren. Zeker als het om jonge sporters gaat, geef ik het advies om niet te gauw te opereren. Operaties kosten tijd en ze zijn niet altijd de wonderoplossing waar men op hoopt. •
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier