Sigrid Spruyt: ‘Er was bij de VRT-nieuwsdienst geen enkele bereidheid om aan zelfkritiek te doen’
In haar laatste jaren als VRT-nieuwsanker hield Sigrid Spruyt een dagboek bij. Het waren jaren van extase in het privéleven en vaak degout op de werkvloer. ‘Er was bij de nieuwsdienst geen bereidheid om aan zelfkritiek te doen.’
Zelden kwamen in de Vlaamse kranten zo veel dermatologen aan het woord als op 27 oktober 2007. Een dag voordien had Sigrid Spruyt, ‘de sfinx van het nieuws’, in een persmededeling laten weten dat ze per direct stopt als nieuwsanker. Als oorzaak werd ‘een schminkallergie’ genoemd.
Een complete leugen was dat niet, zo blijkt een dik decennium later. Maar de hele waarheid was het nog veel minder.
De dagboeknotities uit Spruyts laatste zes jaar op de VRT-nieuwsdienst verschijnen vandaag in boekvorm. Het is een soms geestig, maar meestal somber relaas van een vrouw die haar journalistieke droom in rook ziet opgaan. De VRT is ‘verziekt, rot en tragisch’, schrijft ze in een vlaag van razernij. Dagboek van een anker is een hard boek, dat niets of niemand ontziet. De beslissing om het te publiceren nam Spruyt pas na lang tobben.
De diversiteit in Het Journaal is geweken voor de dominantie van politici die het best in de formats passen. Helaas zijn dat vooral de populisten.
‘Mijn dagboek is hier niet voor niets meer dan tien jaar onaangeroerd blijven liggen’, vertelt Spruyt in haar salon, een plek die al meteen grote affiniteit met de schone kunsten verraadt. ‘Het beschrijft alleen mijn laatste jaren bij de VRT, een periode waarin ik me steeds minder thuis voelde in het huis. De lezer zou de indruk kunnen krijgen dat ik er alleen maar ongelukkig ben geweest, en dat is niet zo. Daarbij komt nog dat ik, door het te publiceren, onvermijdelijk mensen zal kwetsen. Er kunnen er zijn die er een afrekening in zien, terwijl dat niet de bedoeling is. De bezwaren tegen publicatie wedijverden met andere afwegingen, die in de loop der jaren zwaarder gingen wegen.’
‘Het was als ongewenste bagage die ik meezeulde, waarvan ik eindelijk af wou. Of omgekeerd, achtergelaten bagage die steeds luider riep om opgeruimd te worden, om er een punt achter te zetten. Men bleef mij ook maar zien als “nieuwsmeisje” en ik had het toenemende gevoel dat ik de mensen een uitleg verschuldigd was. Bijna twintig jaar was ik een meubel geweest in menige huiskamer en toen verdween ik plots, met als verklaring die schminkallergie. Ze was geen verzinsel, maar het ware probleem was een nieuwsallergie. Ik vond dat het met de samenleving de verkeerde kant opging en dat de media en het tv-journaal daar een grote rol in speelden. Dat ze fanatisme en onverdraagzaamheid aanwakkerden, populisten in de kaart speelden en daar geen verantwoordelijkheid voor opnamen. Dat is misschien wel de belangrijkste beweegreden om het dagboek te publiceren. Omdat het er volgens mij intussen niet beter op geworden is, integendeel.’
‘Mensen moeten beseffen dat Het Journaal mensenwerk is, een mogelijke weergave van de realiteit, een keuze, geen getrouwe weerspiegeling. Toen ik in 1989 als journalist begon, was dat om te weten hoe de wereld was, maar ik ontdekte hoe de wereld van het nieuws was, en dat bleek een desillusie. Ze gaf in mijn ogen de werkelijkheid niet goed weer, en greep er dan ook nog zelf op in. Het Journaal bleek een product, gemaakt onder bazen voor wie commercie almaar belangrijker werd en die hun agenda oplegden.’
Welke agenda hadden of hebben die bazen volgens u?
Sigrid Spruyt: In de twintig jaar dat ik voor het huis heb gewerkt, is er een verschuiving geweest van een politiek naar een commercieel keurslijf. Dat politieke keurslijf was niet gezond, zeker niet, maar het commerciële is volgens mij niet gezonder. Ik zag onlangs de Canvas-reeks Dank dat u bij ons was, over veertig jaar tv-journalistiek, waaraan ik niet heb willen meewerken. Daarin werd het verleden verketterd of weggelachen en het heden verheerlijkt. Een wel heel eenzijdig beeld. De vooruitgang in die veertig jaar ligt het meest op het vlak van techniek en vormgeving. De middelen. Het nieuws werd verpakt in leuke formats. Maar wat met de inhoud? Er worden andere keuzes gemaakt, maar die keuzes zijn bepaald niet altijd doordacht.
Ik heb meegemaakt hoe, na de komst van VTM en, zeven jaar later, de aanstelling van Bert De Graeve als gedelegeerd bestuurder, het meer en meer de marketeers en managers waren die het voor het zeggen kregen. Anders dan hun voorgangers runden die de nieuwsdienst als een gewoon bedrijf. Dat heeft voordelen maar ook nadelen: nieuws moet ‘verkopen’, en daardoor kwam de nadruk te liggen op sensatie, geweld en populisme. In Dank dat u bij ons was werd die verschuiving van politieke naar commerciële druk voorgesteld als een bevrijding, maar daarom hebben we nog geen betere berichtgeving.
Hoezo?
Spruyt: In de beginjaren van het tv-journaal maakte de politieke invloed op de redactie dat interviews weinig kritisch waren. Politici kregen een microfoon onder de neus en mochten haast zonder tussenvragen zeggen wat ze te zeggen hadden. Maar elke politieke kleur kreeg zijn deel, en op die diversiteit werd nauwgezet toegekeken. Ik heb dat niet meer meegemaakt, maar wel de overgang van de nieuwsdienst van een onafhankelijk eiland in het huis naar een programma onder netmanagers. Dat had ook politieke gevolgen. Ik durf te stellen dat de diversiteit kleiner is geworden, geweken is voor de dominantie van politici die het best in de formats passen. Helaas zijn dat vooral de populisten.
Het fundamentele probleem is dat daar nauwelijks over wordt nagedacht. Wat telde waren kijkcijfers, groei, sensatie en scoren, oftewel: tegemoet komen aan wat toen ‘de wil van de kijker’ heette.
In uw dagboek staat u uitgebreid stil bij de verslag-geving over de moord op de zeventienjarige Joe Van Holsbeeck in 2006. Die zogenoemde ‘Mp3-moord’ was voor u een breekpunt.
Spruyt: Zo mag je dat zeggen, ja. Net als andere media verspreidde de VRT-nieuwsdienst kort na de feiten het ‘nieuws’ dat de daders Marokkanen waren. Ik vond dat verbijsterend. Waar kwam dat vandaan? Ik kreeg op die vraag geen antwoord en ben zelf gaan zoeken. De kwakkel was gebaseerd op een verklaring van ooggetuigen, overgenomen door de politie. Hier was gezondigd tegen elementaire regels van de deontologie én die van het gezond verstand. Eén bron is geen bron. En als je die ene bron dan toch wilt gebruiken, moet je er minstens bij vertellen wie die bron precies is.
Je kunt de manier waarop de media Vlaams Blok hebben benaderd goed vergelijken met de manier waarop later klimaatontkenners benaderd zijn.
Een gerucht, gebaseerd op het vooroordeel van een getuige, heeft toen dagenlang het nieuws gedomineerd, inclusief de debatprogramma’s, waarin imams moesten komen uitleggen waarom de leden van hun gemeenschap tot zulke daden in staat waren. Het vooroordeel van de straat was hier tot nieuwsfeit verheven. Door de openbare omroep, die geloofwaardigheid hoog in het vaandel draagt.
Na die blunder heb ik er nog een jaar gewerkt, maar innerlijk had ik al afscheid genomen. Ik wou niet langer het gezicht zijn van de soort nieuwsgaring die de brandstof levert voor polarisatie.
Hoe is er binnen de nieuwsdienst op die fout gereageerd?
Spruyt: Toen duidelijk werd dat de daders Polen waren, heb ik, net als een collega met Noord-Afrikaanse roots, aangedrongen op openlijke excuses. Maar die zijn er nooit gekomen. Kort daarop, na de zaak-Van Themsche en de aanpak van die nieuwe geweldfeiten, heb ik een open brief aan de voltallige nieuwsdienst gestuurd, radio en televisie. Uit de reacties viel af te leiden dat het ongenoegen breed gedragen was. Alleen raakte die boodschap niet tot bij de ‘superieuren’. Ook vanwege de onzekere statuten van vele ex-collega’s heerste er nog net geen kadaverdiscipline. Met die interne brief en ook met kritische kanttekeningen heb ik geprobeerd om vanbinnen uit voor verandering te zorgen, maar dat is me niet gelukt. Er was geen enkele bereidheid om aan zelfkritiek te doen.
Voortgaand op wat ik hoor van ex-collega’s denk ik niet dat er op dat vlak veel verbeterd is. In de vier afleveringen van Dank dat u bij ons was telde ik, tussen alle zelfverheerlijking door, twee kleine kritische noten. Gerechtsjournaliste Caroline Van den Berghe stipte aan dat de toegenomen snelheid van de berichtgeving tot meer fouten kan leiden. En er was een opmerkelijke kanttekening van Bert De Graeve, de man die als gedelegeerd bestuurder net de lijnen voor de huidige koers heeft uitgezet. Uitgerekend hij betreurde dat overal een ‘kop’ bij moet, en dat de verpakking belangrijker wordt dan de inhoud.
U schrijft dat het succes van Vlaams Blok en later Vlaams Belang ‘voor een deel, een groot deel misschien wel’, te wijten is aan de VRT. Het was volgens u een grote fout om de partij als een andere te behandelen.
Spruyt: Populisten zijn niet uit het nieuws weg te slaan. Vroeger leverden Filip Dewinter, maar ook Jean-Pierre Van Rossem en Jean-Marie Dedecker precies wat een nieuwsdienst wil hebben: hapklare brokken. Smeuïge, gebalde uitspraken die de mensen onmiddellijk begrijpen. Een nieuwsdienst die de kijkcijfers laat primeren, heeft precies dezelfde belangen als de populist. Ze hanteren dezelfde taal: die van strijd en simpele tegenstelling. Ze versterken elkaar, maken elkaar mee groot. Het zijn twee handen op één buik.
Speel je met een cordon médiatique de populisten niet nog veel meer in de kaart?
Spruyt: Dat argument werd destijds ook gebruikt, maar het houdt volgens mij geen steek. Typisch aan populisten is net dat ze zich altijd als slachtoffer profileren, zelfs al geef je hun een bevoorrechte positie. Zolang er één kritische journalist overblijft, zullen ze zich in die rol wentelen. Ook al bewijzen de feiten het tegendeel: als kleine partijen worden ze overbelicht, als ze groter zijn krijgen ze een voorkeursbehandeling, en als ze echt groot zijn delen ze de lakens uit. Het is nooit genoeg. Die houding zie je ook bij de N-VA. Zo wou Bart De Wever ooit buiten een voorzittersdebat blijven en vroeg en kreeg hij een solo-interview. De media sloven zich uit om aan het vijandbeeld te ontkomen, maar hij blijft hen als vijand voorstellen. Dat is lachwekkend.
De verstrengeling wordt almaar hechter. Ik heb onlangs een lijst gemaakt van journalisten die zijn overgestapt naar de politiek. De N-VA staat met ruime voorsprong op één, heeft de laatste tien jaar een bijna-monopolie. En je moet al bijna dertig jaar teruggaan om nog een VRT-journalist te vinden die koos voor een linkse partij. Dat vind ik veelzeggend, en eigenlijk ook wel verontrustend.
U brengt Bart De Wever en zijn partij onder bij de populisten?
Spruyt: Je hoort vaak zeggen dat de N-VA Vlaams Belang gecounterd heeft, maar ik zie dat anders. Je kunt evenzogoed beargumenteren dat ze het extreemrechtse gedachtegoed heeft witgewassen. Dat ze het politiek heeft doen doorbreken. Het is ‘correct’ geworden. Met dank aan de media, die in zekere zin het politieke cordon sanitaire omzeild en ondermijnd hebben.
Had de nieuwsdienst Vlaams Belang dan decennialang moeten doodzwijgen?
Spruyt: Nee, maar we hadden die partij ook niet groot moeten maken. Alleen opvoeren als het relevant was: dat was op zeker moment de richtlijn van het huis, toen Leo Hellemans hoofdredacteur was en sommigen zich vragen begonnen te stellen bij de aanpak. Alleen heeft de nieuwsdienst die VRT-nota aan zijn laars gelapt. We zijn extreemrechts een megafoon blijven geven.
Het is geen groot geheim dat het voortouw hier genomen werd door Siegfried Bracke, in uw dagboek Machiavelli genoemd.
Spruyt: Ik spreek mij niet uit over andermans beweegredenen, maar ook persoonlijke obsessies, overmoed of de beste bedoelingen kunnen verkeerd en averechts uitpakken. Duelleren op het scherm kan het gevolg zijn van de overtuiging dat het dé manier is om het extreemrechtse discours te bestrijden. Terwijl die bestrijder in dit geval altijd de hulpjongen zal zijn. Toen ik bij de nieuwsdienst begon, was Vlaams Blok nog een marginale partij. Door ze te behandelen als een partij als een andere, werd ze opgetild tot hetzelfde niveau. Je kunt de manier waarop de media Vlaams Blok hebben benaderd goed vergelijken met de manier waarop later klimaatontkenners benaderd zijn. Ook hier gaat het om een kleine, marginale groep. Maar door ze naast fatsoenlijke wetenschappers te zetten, creëer je het idee dat ze evenwaardig zijn. Populisten kun je niet echt counteren, dat lukt nooit. Elke kritische vraag is een aanval, en dus een bewijs van hun stelling.
Omwille van de spektakelwaarde mocht Dries Van Langenhove in Terzake deelnemen aan een boksmatch die alleen hij kon winnen.
Ik merk trouwens dat de nieuwsdienst in diezelfde val blijft trappen. Hebt u vorige maand het interview met Dries Van Langenhove in Terzake gezien?
Kathleen Cools heeft hem toch voortreffelijk gecounterd?
Spruyt:(schudt het hoofd) Je kunt zo’n extremist niet counteren. Omwille van de spektakelwaarde mocht Van Langenhove deelnemen aan een boksmatch die alleen hij kon winnen. Om te beginnen maakte alleen al de deelname hem groter dan hij was. Terugslaan, zoals Kathleen Cools probeerde te doen, heeft geen enkele zin. Je neemt dan de taal van de tegenstander over, die van het gevecht. Van Langenhove zei in feite niets. Hij vuurde alleen maar dezelfde salvo’s af, als een automatisch geweer. Hij zette de toon en bepaalde de maat, Kathleen kon niet anders dan naar zijn pijpen dansen. Moest zich zelfs excuses laten afdwingen op den duur. Van Langenhove zat zichtbaar te genieten.
Wie, zoals u, vond dat Kathleen hier als winnaar uit de strijd kwam, was waarschijnlijk al overtuigd bij de start en beseft niet hoe polarisatie precies werkt. Nooit zal zo’n debat iemand uit het andere kamp tot andere inzichten brengen. Woordenstrijd is als een rivier waar mensen naartoe komen met een emmer die al boordevol is. Er kan geen druppel meer bij. Ook kijkers hebben hun emmer, maar als die niet vol is, maakt de populist een kans. Die aanpak levert hooguit ergernis op. Of de bevestiging van je eigen gelijk.
Geldt dat niet voor zowat elk tv-debat?
Spruyt: Jazeker. Debatprogramma’s brengen zelden iets bij. Omdat er te veel zendtijd is om die enkel met relevante feiten te vullen, wordt de tijd ook gevuld met lucht. Als je die programma’s na de feiten opnieuw zou bekijken, zou je soms raar opkijken. Neem de praatprogramma’s voor de verkiezingen. Die gaan in de regel over peilingen, meningen, verwachtingen, maar het perverse is dat die verwachtingen, peilingen en meningen de realiteit wel beïnvloeden.
Sinds uw vertrek is er wel wat veranderd. Met Pano brengt de VRT-nieuwsdienst opnieuw relevante onderzoeks- journalistiek. En er is ook al even een ombudsman, die streng moet waken over de deontologie.
Spruyt: Ik zal zeker niet beweren dat er niets goeds komt uit de Reyerslaan, al volg ik het niet echt, uit zelfbescherming. Wel heb ik, in functie van mijn boek, weer wat vaker naar programma’s van de nieuwsdienst gekeken. Om interessante dingen te zien, inderdaad, van Tim Verheyden bijvoorbeeld, maar ook om vast te stellen dat mijn allergie gebleven is. Van ex-collega’s hoor ik overigens dat snelheid en werklast nog zijn opgevoerd, en dat sociale media voorrang krijgen op de kerntaak, zijnde: nieuws brengen. De personencultus is zichtbaar toegenomen, concurrentie en cijfers zijn meer dan ooit de norm. Volgens mij is dat de kern van de zaak, en meteen ook het belangrijkste probleem van onze tijd: alles wordt gereduceerd tot commercie, overal wegen de economische argumenten door.
Sigrid Spruyt
– 1964 geboren in Deurne
– 1989 start als journalist-reporter bij de BRT, later de VRT
– 1997 wordt presentator en een van de gezichten van het VRT-journaal
– 2007 neemt afscheid van de nieuwsdienst, officieel vanwege een schminkallergie
– 2008 wordt journalist en eindredacteur bij Radio 2 Antwerpen
– 2009 trouwt met zanger Raymond van het Groenewoud
– Sinds 2010 neemt afscheid van de VRT en wordt docent Nederlands voor anderstaligen
Jaap Kruithof zei het lang geleden al en krijgt postuum bijval: ons economische model dreigt ons te gronde te richten. Het gijzelt de media, de politiek, de sport, en steeds duidelijker ook de planeet zelf waarop wij leven. In wezen zitten wij – rechts of links, migrant of autochtoon – allemaal in dezelfde tang. En dan is het eens zo treurig dat we ons zo laten meeslepen in polarisatie. Dat wordt nergens zo duidelijk als in de klimaatkwestie. De opwarming van de aarde is een bedreiging voor elk mens. En toch slagen de media en sommige politici er nog in om er een polariserend verhaal van te maken. Het is de ene De Wever tegen de andere De Wever, Bart tegen Anuna. Het moet zijn dat polarisatie hun wezen is, en dat ze dus ook niet anders kunnen.
En toch geloof ik dat het anders kan. Laat ik meteen een extreem voorbeeld nemen, en nog een keer op Dries Van Langenhove terugkomen. Die jongen is er, net als u en ik of zelfs een terrorist, van overtuigd dat hij het goede nastreeft. Dat bleek ook uit die Pano van Tim Verheyden (over de beweging Schild & Vrienden, nvdr). Van Langenhove wijst daarin op een bepaald ogenblik op de leegheid en het doorgeschoten materialisme in onze samenleving. Hij weet met andere woorden wat er echt aan de hand is. Hij noemt zelfs de oorzaak. Het zou interessant zijn om het met hem daarover te hebben, want die bekommernis, die angst, die verbindt hem met zovelen van ons. Een gesprek vanuit de tegenstellingen heeft geen enkele zin. Je moet zelf de agenda bepalen, eigen keuzes maken. Het Klimaatbetoog van Nic Balthazar was een verfrissend voorbeeld, zij het niet van de nieuwsdienst. Maar dat het klimaat eindelijk op de agenda staat maakt mij blij, net als Etienne Vermeersch op zijn sterfbed. Het had tien, vijftien jaar geleden gekund, maar er was protest voor nodig, de straat moest het afdwingen, voordat de media er – door conflict – oog voor kregen.
Nog even terug naar uw dagboek. U schrijft daarin ook over een weinig verheffende concurrentiestrijd met de andere, niet bij hun echte naam genoemde nieuwsankers. Het kost weinig moeite om er Jan Becaus en Martine Tanghe in te herkennen.
Spruyt: Mijn relatie met Jan Becaus was niet slecht. Noem het een haat-liefderelatie. Wat Martine Tanghe betreft: zij was en is Het Journaal. Het is de rol van haar leven, ze zou er alles voor geven. Met alle voor- en nadelen die daarbij horen. Ik was de eerste vaste vrouwelijke presentator na haar. Toen ze in de jaren negentig loopbaanonderbreking had genomen om woordvoerster te worden van het Vlaams Parlement heb ik tijdelijk ‘haar’ hoofdjournaal overgenomen. Omdat de hoofdredactie mij dat gevraagd had, niet omdat het mijn ambitie was om haar plek in te nemen. Maar misschien is zij zich na haar terugkeer bedreigd gaan voelen en had de angst het van haar overgenomen. Alleszins is het tussen ons nooit meer goed gekomen.
Uw laatste jaren bij de VRT lijken een aaneenrijging van stress, uitputting, pesterij, frustratie en aversie. Zou het kunnen dat u, zonder het te beseffen, tegen een burn-out aanliep?
Spruyt: Een burn-out avant la lettre dan, want die term bestond vijftien jaar geleden nauwelijks. Tegenwoordig vallen hele legioenen ermee uit, ook op de VRT.
Wat is dat trouwens, een burn-out? Waarschijnlijk is het een symptoom van een verziekte maatschappij. In mijn dagboek voel je dat ik in steeds sneller tempo richting uitputting ging, toen al, door mijn levenswijze. Als dochter van een dolle mina wou ik alles: een eigen carrière, tegelijk ook kinderen, een druk sociaal leven én een passioneel liefdesleven. Al die levens waren op den duur niet met elkaar te combineren. Het waren vooral ook onverzoenbare werelden: het leven met Raymond (van het Groenewoud, nvdr) in de opperste schoonheid van de muziek stond haaks op de lelijkheid van de nieuwsdienst. Het nieuws was als een dagelijkse dosis vergif, die me langzaam maar zeker ziek maakte. Op de langere termijn bleek het niet vol te houden. Het was als uitzichtloos zwerven in de woestijn, tussendoor opgenomen worden in een oase, en dan, hup, weer de woestijn in.
Daar komt ook nog bij dat een mens ouder wordt, en in sommige gevallen ook wijzer. (lacht) Toen ik op de nieuwsdienst begon, was ik vijfentwintig. Ik ben er weggegaan toen ik drieënveertig was. In die tussentijd had ik veel meegemaakt. Gaandeweg ga je beseffen wat in het leven werkelijk van tel is. Liefde, natuurlijk, maar ook zingeving, waardering, echte verbondenheid en, zeker niet het minst, schoonheid. Die was dramatisch afwezig in de wereld van Het Journaal. Ik heb het ooit eens getimed: in een gemiddeld bulletin werd minstens een derde van de tijd gespendeerd aan moord, doodslag, oorlog en rampspoed. Dat is geen weerspiegeling van de realiteit. Het is een vertekening die een sfeer van angst en onzekerheid creëert. Ik bleek uiteindelijk niet bestand tegen zo veel verpletterende lelijkheid. Ik vraag me soms af: wie is dat wel?
Beluister Knack
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier