Schrijver Jelmer Jepsen: ‘Ik heb altijd het gevoel dat een beest me opwacht, ’s nachts’
Elke week vraagt Knack aan ondernemende mensen hoe ze lijf en psyche in balans houden.
Jelmer Jepsen is geraakt in hart en ziel: hij leeft bij gratie van een mechanische hartklep én hij kampt al jaren met ernstige slaapproblemen. Toch voelt de Nederlandse schrijver zich beter dan ooit. ‘In de lockdown gaat het allemaal wat gemakkelijker.’
‘Nooit meer nooit meer slapen’, was de titel van het verhaal dat Jelmer Jepsen op de laatste zaterdag van oktober in het magazine van de Volkskrant publiceerde, met een knipoog naar W.F. Hermans en volgende beginzinnen: ‘Ik weet nog dat ik na de eerste nacht wakker liggen dacht: zo, dit moet je niet te vaak hebben. Een ochtend later – na weer een nacht geen slaap – dacht ik hetzelfde. De ochtend daarna – wederom geen minuut slaap – sloeg de radeloosheid toe. Ik was nu drie nachten achter elkaar helemaal wakker geweest, in totaal ruim 72 uur. Mijn hoofd leek uit elkaar te spatten van de hoofdpijn, mijn ogen hadden moeite met scherpstellen en mijn vingers lieten de koffie in mijn kopje trillende cirkels maken. Dit was niet normaal. Ik sliep altijd prima. Hier was iets aan de hand. Maar wat?’
Stuntvlogger Sam is gewoon wie ik vroeger was: heel erg druk, altijd op zoek naar avontuur, altijd in actie.
In het verhaal deed Jepsen verslag van zijn ‘jaren zonder slaap’, jaren van gepieker en getob, medicatie en onderzoeken, af en toe een flinter hoop maar toch vooral veel wanhoop. Hij meldde zich ziek op zijn werk, de dagen trokken als een grote grijze waas aan hem voorbij.
‘Dit alles gebeurde tien jaar geleden, en ik vier dit jaar een treurig jubileum’, schreef Jepsen nog. ‘Want na mijn bezoek aan de slaappoli lijkt mijn biologische klok met behulp van de medicijnen inderdaad weer wat gereset te zijn, maar terug naar de oude situatie ben ik nooit gegaan. Ik zou mezelf inmiddels een matige slaper noemen, met nachten van gemiddeld vijf uur slaap.’
Honderden mensen herkenden zich in zijn verhaal. ‘Slaaptekort blijkt een groot probleem, veel groter dan ik dacht’, zegt Jepsen vanuit zijn huis in Bennekom, een dorpje op de Veluwe, in het landelijke midden van Nederland. ‘Ik kreeg ook veel appjes van vrienden en collega’s die voorheen nooit over hun slaapproblemen hadden durven te praten. Veel mensen schamen zich er precies voor. Alleen al daarom ben ik blij dat ik het artikel geschreven heb.’
Aangemoedigd door de vele reacties werkt Jepsen nu samen met psychiater en somnoloog Alexander Van Daele aan een kinderboek over slaap. Eerder bracht hij drie romans uit en bedacht hij Stuntvlogger Sam, de elfjarige hoofdpersoon in een serie boeken voor tieners.
Is schrijven een ritueel om via uw handen uw geest te kalmeren?
Jelmer Jespen: Ja, heel erg. Ik ben niet iemand die dagboeken bijhoudt, maar in al mijn boeken zit wel iets van mezelf. Stuntvlogger Sam is waarschijnlijk gewoon wie ik vroeger was: heel erg druk, altijd op zoek naar avontuur, altijd in actie. ADHD is nogal een hype nu, ieder energiek kind krijgt het etiket op zijn hoofd gekleefd. Toen ik jong was, was dat nog niet zo. Maar met terugwerkende kracht denk ik dat ik als kind ADHD had, en misschien heb ik het nog steeds. Ik ben altijd bezig in mijn hoofd, het is hierboven altijd druk. Schrijven is mijn manier om richting te geven aan dat denken. Als ik schrijf, ben ik het gelukkigst.
Wanneer hebt u die helende kracht van schrijven voor het eerst gevoeld?
Jespen: Bij het voltooien van mijn eerste roman, Vallen als het heet is. Die gaat over mijn relatie, of beter: mijn niet-relatie, met mijn moeder, die ik inmiddels al twintig jaar niet meer heb gezien of gesproken. Lang verhaal – er is een boek van (lacht) – maar kort gezegd: we waren heel close, we deden alles samen, maar in één keer, zo rond mijn twintigste, toen ik het huis uit ging, heeft zij het contact verbroken, eenvoudigweg door niet meer te bellen of langs te komen. Ik heb nog twee jaar geprobeerd, maar er kwam nooit iets terug en nu zijn we plots twintig jaar verder. Zeven jaar geleden moest dat uit mijn systeem. Ik ben gaan zitten, heb mijn laptop opengeklapt en ben me gaan afvragen wat er zou gebeuren als ik mijn moeder toevallig zou tegenkomen in het park – wat goed zou kunnen, want ze woont een dorp verderop. Daar is dus een roman van gekomen, en die heeft me veel rust gebracht.
Wat voor jeugd hebt u gehad?
Jepsen: Tijdens de hevige slaapcrisis van tien jaar geleden werd ik naar een psycholoog verwezen. Toen die me vroeg om iets over mijn kindertijd te vertellen, kon ik eigenlijk niet zoveel zeggen. Mijn eerste echte herinnering is dat ik mijn eerste boek aan het lezen ben, Hersenschimmen van Bernlef, maar toen was ik al twaalf. Ik heb wel flarden van mijn jeugd – ons huis, onze auto – maar heel weinig concrete herinneringen. Ik zou niet een halfuur over mijn jeugd kunnen vertellen. Uit de gesprekken die ik met mijn familie heb gehad, weet ik dat er niets traumatisch gebeurd is, waardoor ik misschien geblokkeerd had kunnen zijn. Maar het blijft natuurlijk wel raar. Volgens mijn vader – mijn ouders zijn al lang geleden gescheiden – was ik de relschopper van de buurt: altijd aan het klieren, met iedereen in conflict, veel te druk.
Maar geen slaapproblemen?
Jepsen: Niet dat ik me kan herinneren, nee. (lacht) Ook niet in mijn pubertijd, waar ik wel veel herinneringen aan heb, en ook niet in mijn studententijd. Toen is wel het onregelmatige leven begonnen: ik was dj, had drie baantjes bij mijn studie, lag bijna nooit voor vier uur ’s ochtends in bed en sliep regelmatig slechts drie uurtjes. Daar is het zaadje voor mijn latere slaapproblemen geplant, vrees ik. Ze zijn pas jaren later, op mijn drieëndertigste, keihard naar boven gekomen. Een onregelmatig slaappatroon is de bron van veel kwaad, merkte ik toen ik voor het eerst in slaaptherapie ging.
In eerste instantie, nadat u drie nachten geen oog had dichtgedaan, schreef de huisarts u een slaappil voor. In plaats van een slaperig gevoel kreeg u een paniekaanval. De dag erna zei de huisarts u: ‘Neem dan twee slaappillen.’ Bent u kwaad op de man?
Jepsen: Nee, dat is het standaardprotocol, heb ik inmiddels van veel mensen gehoord. Die man treft dus geen schuld. Een consultatie duurt vaak ook niet langer dan vijf minuten: je komt binnen, je doet je verhaal en je gaat met een voorschrift weer naar buiten. Meer tijd heeft de arts niet. Bij het systeem op zich kun je je wel vragen stellen. Voor veel mensen zullen slaappillen tijdelijk wel helpen, om enkele weken door te komen en zo weer in hun normale slaappatroon te raken, maar dat zou zonder pillen waarschijnlijk ook gebeuren. Ik kan alleen maar hopen dat mijn artikel ertoe bijdraagt dat een huisarts net iets verder doorvraagt, en niet zomaar medicatie voorschrijft. Soms is er namelijk meer aan de hand, zoals bij mij het geval was, iets wat je niet zomaar met een pil kunt oplossen.
Ik heb voor een mechanische hartklep gekozen. Als ik ’s nachts weer eens wakker lig, hoor ik ironisch genoeg ook nog eens een soort wekker in mijn lijf.
In de slaapkliniek bleek na onderzoek dat uw pijnappelklier de boosdoener was. Had u er ooit al van gehoord?
Jepsen: Nee, de eerste keer dat ik ervan hoorde, bleek die van mij al meteen kapot te zijn. (lacht) Ik leerde dat de pijnappelklier zich in onze hogere hersenen bevindt en het hormoon melatonine aanmaakt, dat een invloed uitoefent op ons slaap-waakritme. Bij mij was die kapot en dus moest ik melatonine bijslikken. Binnenkort moet ik me opnieuw laten onderzoeken, dan zullen ze zien of mijn pijnappelklier uit zichzelf hersteld is of niet.
De donkerste periode van uw slaapcrisis heeft twee maanden geduurd. ’s Nachts bonsde uw hart vaak, het zweet stroomde over uw hyperactieve lichaam. Was u bang?
Jepsen: Ik was verschrikkelijk bang. Ik was iedere dag aan het huilen, vreesde dat het nooit voorbij zou gaan. Het is niet voor niets een martelmethode, mensen hun slaap ontzeggen. Alles komt aan de oppervlakte te liggen, je bent heel kwetsbaar. (zwijgt) En nu ik erover praat, moet ik opnieuw huilen. (zwijgt, huilt even) Sorry hoor, hiervoor… (zwijgt) In mijn artikel had ik het over een trauma: wel, dit is het, je hebt het net gezien. Ik ben nog altijd bang. Ik slaap nog geregeld slecht en na zo’n nacht denk ik elke keer: o nee, dit zal toch niet het begin zijn van weer een maandenlange periode zonder slaap? Ik heb altijd het gevoel dat een beest me opwacht, ’s nachts.
Hoe houdt u het beest buiten?
Jepsen: Door een regelmaat aan te houden. De somnoloog zei me: ‘Jij gaat vanaf nu elke dag om halfelf naar bed en komt er om zeven uur weer uit, dat zal waarschijnlijk al veel oplossen.’ Ik dacht eerst: jeezes, wat is dit voor softe aanpak? Inmiddels weet ik dat het wonderen doet. Zodra ik mijn slaaphygiëne ging verzorgen en meer regelmaat in mijn slaap ging stoppen, losten de lichamelijke en geestelijke problemen zich als vanzelf weer op. Dat, in combinatie met geen alcohol of koffie drinken en ’s avonds niet meer achter de computer gaan zitten. Als een soort mantra moet ik die rituelen elke dag voor mezelf herhalen. Al gaat het in de lockdown allemaal wat gemakkelijker: je kunt nergens heen, er is geen fear of missing out, er komen veel minder prikkels op je af. Sinds maart gaat het echt beter met me. Wat me weer te denken geeft over het leven dat ik ervoor leidde en dat misschien nog steeds te vol met prikkels zat.
Voelt u zich soms een kanarie in de koolmijn? Iemand die als eerste aanvoelt wat ons straks allemaal te wachten staat, in deze drukke, jachtige, lawaaierige tijd?
Jepsen: Misschien wel een beetje, ja. Jaren geleden kocht ik zo’n noise cancelling koptelefoon, die alle omgevingsgeluiden buitenhoudt. Toen keken de mensen me raar aan, nu loopt bijna iedereen ermee rond. Vijf jaar geleden ben ik van het centrum van Utrecht verhuisd naar dit kleine huis aan de rand van het bos. ‘Je bent gek’, kreeg ik toen te horen. ‘Je moet in de stad zitten, daar gebeurt het allemaal.’ Maar ondertussen zijn al zeker vijftien mensen die ik ken ook uit de stad weggetrokken en zijn de huizenprijzen in ons dorp als een komeet de lucht in geschoten. Ik ben hier heel gelukkig. Ik ben schrijver, ik heb een fijne relatie en een hondje, ik wandel vaak langs de rivier of in het bos: het verschil met enkele jaren geleden is enorm.
Vreemd toch, dat we eerst met ons hoofd tegen de muur moeten lopen voor we ons gedrag aanpassen?
Jepsen: Kennelijk zitten we als soort zo in elkaar, ja. Als je het niet in your face krijgt gedrukt, verander je je gewoontes niet te snel. Als ik nu terugkijk op de jaren voor mijn slaapcrisis, moet ik toegeven dat ik het al wel zag aankomen. Maar ik negeerde het, deed gewoon door. Was ik toen al maar naar de huisarts gegaan, denk ik weleens. Maar nee hoor: eerst moest het helemaal ontsporen en pas dan was ik bereid om lessen te trekken.
René Descartes noemde de pijnappelklier ‘de zetel van de ziel’, voor hem was het de plek waar het lichaam en de geest elkaar raken. Hebt u het gevoel in de kern van uw ‘zijn’ te zijn geraakt?
Jepsen: Helemaal. Al zeker omdat ik – als het te veel wordt, moet je het zeggen – ook een aangeboren hartafwijking heb. Drie jaar geleden ben ik aan mijn hart geopereerd. Hart en ziel, lichaam en geest: ze zijn bij mij allebei geraakt. Je hoort vaak dat hartpatiënten na zo’n ingreep veel zachter, veel emotioneler worden. Dat klopt, weet ik nu: ik ben veel rustiger, ik denk veel meer na over het leven. Ze hebben in het kloppende hart van mijn bestaan gesneden, letterlijk, en daar ben ik een ander mens door geworden. Wat ik wel heb, omdat ik voor een mechanische hartklep gekozen heb en niet voor een varkensklep, is dat ik constant een ijzerachtig getik van mijn hartslag hoor. Als ik ’s nachts weer eens wakker lig, hoor ik ironisch genoeg ook nog eens een soort wekker in mijn lijf.
Kunt u met die voortdurende, lichaamseigen prikkels om?
Jepsen: Beter dan ik gevreesd had. Ik was voor de operatie erg bang voor het getik, maar ik heb het zo omgebogen dat ik het inmiddels als een meditatieritme zie waarop ik me kan laten meeslepen. Hoe meer je erop focust, hoe erger het wordt. Net als bij slapen het geval is, of bij oorsuizen. De truc is om er zo weinig mogelijk op te focussen, wat me de ene dag beter lukt dan de andere. Soms zijn er momenten dat ik het niet meer hoor, en die zijn heerlijk. Maar zodra me invalt dat ik het niet meer hoor, is het getik daar meteen weer. Een gek mechanisme, onze geest.
Stephen King, een van uw literaire voorbeelden, vergeleek schrijven ooit met creatief slapen. ‘Zowel bij schrijven als bij slapen leren we fysiek onbeweeglijk te zijn terwijl we onze geest aanmoedigen om zich los te maken van het rationele denken van ons alledaagse leven’, schreef hij. Bent u door dit alles een betere schrijver geworden?
Jepsen:Ik denk het wel. Sowieso is de tijdsverdichting die tijdens het schrijven zo vaak optreedt, dat je denkt tien minuten bezig te zijn geweest maar in werkelijkheid vier uur, bijzonder lekker. En het gevoel dat ik me niet heb laten kisten heeft me kracht gegeven. Ik weet nu ook veel beter wat ik met mijn leven wil aanvangen: ik wil de komende jaren blijven schrijven, hoe dan ook.
Bent u ook een beter mens dan tien jaar geleden?
Jepsen: Dat vind ik moeilijk om over mezelf te zeggen. Ik hoor van anderen dat ik minder fel geworden ben, en ik merk die berusting ook bij mezelf. Ik hoef niet zo nodig meer te presteren. Maar vergis je niet: van de boeken waar ik nu aan werk, wil ik wel dat ze goed zijn en dat ze zo veel mogelijk mensen bereiken. Daar hoort een bepaald soort energie bij. Er zit nog altijd veel vuur in mij.
En de zin van het leven, wat is die voor u?
Jepsen: (denkt na) Aardig zijn. ‘Wie goed doet, goed ontmoet’, zeggen ze hier. Of zou ik nu ook nog gewoon een soort conflictvermijdende karakterstoornis hebben?
Jelmer Jepsen
– 44 jaar
– Bracht tot nu toe drie romans uit: Vallen als het heet is, De circusvrouw en Amanda
– Is de auteur van de jeugdboekenreeks rond Stuntvlogger Sam, waarvan de voorbije jaren twee afleveringen zijn verschenen
– Kampte jarenlang met ernstige slaapproblemen en bereidt een kinderboek over het thema voor
– Woont in Bettekom, in het landelijke midden van Nederland
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier