Fernand Keuleneer
‘Scheiding kerk en staat? Onder het mom van “waarden en normen” wordt een ideologie opgelegd’
‘In feite is er nog nooit zo weinig scheiding van kerk en staat geweest als vandaag de dag. De staat heeft zijn eigen kerk geschapen, en de nieuwe kerk dicteert de staat’, schrijft advocaat Fernand Keuleneer.
‘De westerse verlichtingswaarden zijn gebaseerd op de scheiding van kerk en staat en op de gelijkheid van man en vrouw.’ Als een mantra wordt deze belijdenis steeds weer afgerateld, meestal zonder de betekenis van de gebruikte termen te vatten. Maar dat laatste is waarschijnlijk typisch bij mantra’s.
In feite is er nog nooit zo weinig scheiding van kerk en staat geweest als vandaag de dag. De staat heeft zijn eigen kerk geschapen, en de nieuwe kerk dicteert de staat.
Onder het mom van ‘waarden en normen’ wordt een ideologie opgelegd. Van het oude authentiek-liberale driepolenmodel staat – samenleving – individu, waarbij de staat gestalte gaf aan de politieke eenheid en de samenleving aan de sociale veelheid, met het individu als burger van de staat en persoon in de samenleving, is niet veel overgebleven.
In het authentiek-liberale driepolenmodel neemt de soevereine staat politieke beslissingen, volgens de inzichten van de politiek-gelegitimeerden, die zijn externe veiligheid en interne cohesie moeten waarborgen, en mee richting geven aan economie en samenleving. Dit proces speelt zich af binnen het kader bepaald door de rechtsorde en met respect voor de grondwettelijke rolverdeling tussen de instellingen van staat en samenleving. De authentiek-liberale staat waarborgt aan al zijn burgers de gelijkheid voor de wet, concreet gewaarborgd door een onafhankelijke en onpartijdige rechtsmacht, en respecteert verder hun autonomie in een vrije samenleving, slechts gebonden door het recht.
Scheiding kerk en staat? Onder het mom van ‘waarden en normen’ wordt een ideologie opgelegd.
Wie ‘samenleving’ zegt, zegt tevens ‘geheel dat het individu overschrijdt’. De samenleving is niet slechts een nevenschikking van individuen, maar een complex systeem van relaties tussen individuen en deelgroepen. Ze omvatten familiale structuren, economische relaties, culturele bindingen en religieuze of andere levensbeschouwelijke aanhorigheid. Die relaties kristalliseren zich in instellingen (families, ondernemingen, kerken) en meer of minder permanente samenwerkingsverbanden (verenigingen, contracten) die essentieel zijn voor de cohesie van en de orde in het totaalsysteem. De authentiek-liberale staat is zo verstandig niet met de botte bijl in te hakken op de complexe orde van dit totaalsysteem.
Dit plaatje behoort jammer genoeg tot het verleden. Vandaag de dag zien we te weinig democratie waar er meer zou moeten zijn, en te veel democratie waar er minder of geen zou moeten zijn. Te veel recht waar er meer politiek zou moeten zijn, en te veel politiek waar er meer recht zou moeten zijn. Te veel rechters die moralist, politicus of wetenschapper willen spelen. Te veel moralisme en te weinig moraal. Te veel bisschoppen die zich in de kleren van moralist hullen, en te veel moralisten die zich als pausen opwerpen.
Democratie, of het democratisme dat ervoor moet doorgaan, dijt uit buiten de politieke sfeer, en gelijkheid voor de wet transformeert zich in een eis tot oever- en grenzeloze gelijkheid in alle denkbare domeinen. Het absolute recht op zelfbeschikking en zelfrealisatie naar eigen inzicht van elk individu wordt de hoogste norm, ook juridisch. Veeleer dan deze evolutie af te remmen wakkert de staat ze aan door steeds nieuwe grondrechten te creëren en aan elk individu toe te kennen, als een wapen dat een individu, of groepen die beweren individuen te vertegenwoordigen, tegenover om het even wie kan doen gelden.
Uiteindelijk wordt elk maatschappelijk conflict gejuridiseerd, en mondt het uit in een conflict van grondrechten.
Bovendien onttrekt de staat de democratische controle op politieke grondrechten aan de democratische politiek, en geeft ze rechtscolleges blanco-cheques om grondrechten steeds verder uit te breiden, hun oorspronkelijke betekenis radicaal te wijzigen, of er nieuwe uit te vinden. Uiteindelijk wordt elk maatschappelijk conflict gejuridiseerd, en mondt het uit in een conflict van grondrechten. Zo wordt het recht om een hoofddoek te dragen een conflict tussen het recht op individuele zelfbeschikking en het recht op godsdienstvrijheid enerzijds, en de gelijkheid van man en vrouw en scheiding van kerk en staat anderzijds. Het resultaat is vaak een louter politieke beslissing in de vorm van een arrest, een beslissing van een rechtscollege dat geacht wordt juridisch te zijn. Ik schreef ‘vaak’, wat ook betekent ‘niet altijd’. Maar het probleem is dat er momenteel geen enkel systemisch middel is om deze evolutie te sturen of af te remmen.
Een aantal van deze nieuwe rechten hebben te maken met aangelegenheden die maatschappelijk zeer gevoelig liggen, omdat ze maatschappelijke fundamenten raken en/of het sacrale betreffen en op die wijze rechtstreeks in conflict kunnen komen met religieuze of levensbeschouwelijke overtuigingen. De Europese geschiedenis van bittere religieuze conflicten indachtig, is met dergelijke materie steeds zeer omzichtig omgegaan. Wetgeving en rechtsnormen evolueerden, maar wijsheid prevaleerde en er werd steeds betracht om het open conflict met religies uit de weg te gaan. (Neem bijvoorbeeld abortus of euthanasie, uiteraard geen kwesties die uitsluitend religieus gelovigen aanbelangen).
Het maakt een groot verschil uit of abortus of euthanasie in sommige omstandigheden niet strafbaar zijn, dan wel of ze opgetild worden tot een individueel grondrecht, en zelfs tot medische handeling verklaard worden (euthanasie als een vorm van ’therapeutische vrijheid’..). In het eerste geval blijft de vrijheid bestaan om abortus en euthanasie absoluut te verwerpen, en er niet aan mee te werken. In het laatste geval verdwijnt die vrijheid; instellingen worden verplicht om hun medewerking te verlenen, ook al hangen ze af van een religieuze congregatie bijvoorbeeld. Als abortus en euthanasie medische handelingen zijn, en we zijn (bijna) zo ver, dan mag een instelling zelfs geen beslissingsprocedures meer voorschrijven die restrictiever zijn dan wat de wet toelaat, want dan mengt ze zich met de uitoefening van de geneeskunde die wettelijk voorbehouden is aan artsen.
De ruimte die vroeger aan religies, verschillende religies, gelaten werd, verdwijnt. Het pluralisme verdwijnt. De staat, of de instellingen aan wie de staat blanco-cheques heeft uitgeschreven, bepaalt tot in detail wat de juiste en na te volgen levensbeschouwing is.
Het moge duidelijk zijn dat de nieuwe wapens van de nieuwe individuele grondrechten niet in de laatste plaats tegen voorheen vrije instellingen uit de vrije samenleving aangewend kunnen worden en effectief ook worden, en dat die instellingen daardoor hun vrijheid verliezen. Aan gelovigen wordt duidelijk gemaakt dat er voor hun levens- en wereldbeschouwing geen plaats meer is, en in toenemende mate dat ze zich buiten de samenleving en buiten de wet plaatsen als ze zich niet conformeren aan de nieuwe staatsreligie.
Hier blijkt ten volle dat er inderdaad geen scheiding van kerk en staat meer is. De ruimte die vroeger aan religies, verschillende religies, gelaten werd, verdwijnt. Het pluralisme verdwijnt. De staat, of de instellingen aan wie de staat blanco-cheques heeft uitgeschreven, bepaalt tot in detail wat de juiste en na te volgen levensbeschouwing is. Wie zich niet schikt, wordt vervolgd.
En dat doet de vraag rijzen hoe religieus-gelovigen zich in deze context van politiek en samenleving moeten positioneren. Deze vraag wordt voortdurend scherper, ook in het licht van nieuwe bio-ethische kwesties zoals medisch-technisch begeleide voortplanting als recht van eenieder, of draagmoederschap. Is coëxistentie met deze onvrije samenleving nog mogelijk? En in welke vorm dan wel?
Sommigen verwachten heil van de nog steeds grondwettelijk en verdragsrechtelijk gewaarborgde ‘juridische’ godsdienstvrijheid.
Alleen wordt die godsdienstvrijheid in toenemende mate gelijkgeschakeld met en beperkt tot de individuele vrijheid tot het uiten van religieuze opinies. Paul Cliteur en vele andere secularisten vinden dat godsdienstvrijheid niets toevoegt aan het juridisch apparaat. Religieuze uitingen worden voor hen beschermd door de vrijheid van meningsuiting. Een religieuze mening uiten, moet nog wel kunnen (hoewel…), maar mag niet in handelen omgezet worden als ze strijdig is met de nieuwe staatsreligie.
Millennialange tradities, zoals de rituele besnijdenis van jongens of het ritueel slachten van dieren, worden in het vizier genomen, en waar en van zodra mogelijk gecriminaliseerd. Door steeds meer rechtsen en pseudo-conservatieven wordt, tegen elke conservatieve intellectuele traditie in, het dragen van een hoofddoek per se beschouwd als een schending van het fundamenteel beginsel van de gelijkheid van man en vrouw, een standpunt dat niet langer dan 30 jaar geleden door conservatieven terecht een idiotie genoemd zou zijn.
Bijna maand na maand wordt aangetoond dat de juridische vrijheid van eredienst, de vrijheid om zich religieus te organiseren en naar de overtuigingen van zijn religie te handelen, niet afdoende beschermd worden door de tot vrijheid van meningsuiting herleide godsdienstvrijheid, noch door de de facto en vaak ook de iure afgeschafte vrijheid van vereniging en zelforganisatie.
De grondwettelijk gewaarborgde juridische godsdienstvrijheid lijkt dus geen afdoende bescherming meer te bieden. Bovendien werkt ze een verdere vergrondrechtelijking in de hand, met als onvermijdelijke gevolgen de verdere politisering van het recht en juridisering van de politiek, met alle negatieve gevolgen van dien, waaronder de overdracht aan rechtscolleges van het laatste woord in politieke materies.
De fundamentele interpretatie van godsdienstvrijheid is dan ook politiek.
Zelfs voor wie voorstander is van een maximale godsdienstvrijheid, zoals ikzelf, rijzen er toch twijfels bij de zin en het nut van het zich beroepen op het juridische grondrecht op godsdienstvrijheid. Vooreerst leidt het vaak tot nonsens. Aan wie morgen een religie sticht en stelt dat wie wil toetreden een nier moet afstaan of een vinger afhakken, zal men zeggen dat zulks niet kan. Niemand zal daarmee akkoord gaan op basis en in de naam van godsdienstvrijheid.
De fundamentele interpretatie van godsdienstvrijheid is dan ook politiek. Zoals reeds aangegeven: zelfs als een rechter in een arrest op basis van proportionaliteit grondrechten afweegt, is dat een politieke beslissing – met pseudo-juridische begrippen zoals ‘afweging’ tussen conflicterende grondrechten en ‘proportionaliteit’ van restricties. Wie weegt af en hoe zwaar wegen die grondrechten? De limieten van de godsdienstvrijheid bestaan wel degelijk, maar nogmaals: ze zijn het voorwerp van een politieke beslissing.
Godsdienstvrijheid in haar grondrechtelijke vorm is strikt genomen niet nodig om ze te vrijwaren. Godsdienstvrijheid hangt af, en zal altijd blijven afhangen, van politieke beslissingen en dus machtsverhoudingen. Het ultieme kader van een politieke entiteit – staat, samenleving en individu – is steeds politiek. De ultieme beslechting van een machtsverdeling is steeds politiek, of het nu in de politiek-in-enge-zin, in de economie of in een ander domein is. Dat het rechters zijn die de ultieme beslissingen treffen, maakt deze oordelen niet minder politiek. Enkel de macht kan erdoor verschoven zijn. Of ook niet.
Uiteindelijk hangt de bescherming van de godsdienstvrijheid af van een politiek model, een politieke opvatting, een ideologie.
Het meest evenwichtige politieke kader dat een maximale godsdienstvrijheid waarborgt is het hogergeschetste driepolenmodel. Ik noem het het meest evenwichtig omdat het beantwoordt aan een antropologische opvatting die de mijne is. Anderen zullen tot andere conclusies komen. Dat is de inzet van politieke strijd, die best met beschaafde (opnieuw naar mijn oordeel) middelen gevoerd wordt.
Moeten er in zo’n model bijzondere voorrechten toegekend worden aan een religie en aan gelovigen, buiten de vrijheid van eredienst, de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van vereniging?
Moeten er bijvoorbeeld wetten tegen blasfemie zijn?
In normale omstandigheden zijn zo’n wetten onnodig. De algemene en bestaande normen tegen publieke belediging, laster en eerroof zouden moeten volstaan. In dat domein, de afbakening van wat vormelijk kan en niet kan, hebben rechters hun eigenlijke rol te spelen. Maar er kunnen omstandigheden zijn waarin wetten tegen blasfemie politiek wel nodig of wenselijk zijn of dat geacht worden te zijn omdat ze de samenleving kunnen beschermen tegen de uitbuiting van gevoelige conflictstof voor politieke of ideologische doeleinden. Het is aan politiek-gelegitimeerde beslissers om daarover te oordelen.
Momenteel is er geen politieke stroming die zich distantieert van de nieuwe staatsreligie en de liberaal-secularistische sharia die ermee verbonden is.
En daarop moet men niet op absolute wijze het grondrecht op vrije meningsuiting kunnen doen prevaleren. Het volstaat dat zo’n wet kan evolueren, in een concreet geschil geïnterpreteerd en toegepast kan worden door onpartijdige rechters, en door de wetgever aangepast en in een nieuwe politieke constellatie eventueel zelfs afgeschaft kan worden. Dezelfde redenering geldt trouwens voor bijvoorbeeld kledingvoorschriften in de school. De checks and balances in een systeem mogen niet gesteund zijn op vergrondrechtelijking die politieke discussies verabsoluteert en moraliseert, het domein van de politieke instellingen veel te sterk inperkt en het voeren van politiek transfereert naar instellingen die niet geacht worden politiek te zijn of te bedrijven. Checks and balances moeten uitgaan van vrije en autonome instellingen, niet van een proliferatie van ‘politieke’ grondrechten.
Het wordt tijd om terug te keren naar de politieke idee van de vrije en autonome samenleving. Vrijheid is niet a-politiek; ze wijzigt de machtsverhoudingen binnen het kader van een politieke eenheid en enkel gebonden door de wet. De binnenste kern van de politiek is de machtsvraag.
Het is niet aanvaardbaar dat men scholen verplicht om gendertheorie te onderwijzen. Het is niet aanvaardbaar dat het verplicht wordt te stellen dat een gelijkgeslachtelijk huwelijk een normaal huwelijk is. Het is niet aanvaardbaar dat elke middelbare school verplicht wordt om specifiek darwinisme en evolutieleer te onderwijzen, alsof er voor jongeren niets belangrijker zou zijn dan dat. Het is niet aanvaardbaar om aan de gelijkheid van man en vrouw als gelijkwaardige en complementaire menselijke personen slechts één invulling te geven, met name die van een secularistische agenda.
Als daartoe de verplichting bestaat, dienen christenen en anderen hun vrijheid te nemen om dit niet te doen. Ze moeten dan zoeken naar nieuwe structuren buiten de begane paden.
Meer dan ooit geldt hetzelfde in de zorgsector. En de conflicten in dit domein worden met de dag acuter.
De natuur van de geneeskunde is in volle transformatie. Niet langer staat ‘helen’ centraal, maar wel de ’technische ingreep aan het lichaam’, soms gericht op helen en genezen, maar even vaak op het voldoen aan individuele wensen zoals verbouwing of ombouwing, technologisch gestuurde voortplanting, abortus of levensbeëindiging.
Stap na stap wordt zorginstellingen die dit anders zien alle vrijheid ontnomen, door een combinatie van directe regelgeving, erkenningscriteria, verplichtingen tot consolidatie, en systemen van financiering en terugbetaling voor hospitalen, artsen en patiënten. Het gevolg is dat iedereen zich aanpast. Instellingen die ontstaan zijn uit religieuze congregaties en congregaties zelf durven of willen daar slechts zelden tegenin gaan. De eerste plicht is daarom juridische weerstand tegen de tendens om vrijheid te ontnemen, en daardoor een radicaal ander politiek kader met andere machtsverhoudingen te scheppen. Vervolgens moeten nieuwe structuren in het leven geroepen worden: netwerken van artsen en patiënten die dezelfde fundamentele opvattingen over gezondheidszorg delen, eigen ziekenhuizen indien nodig gefinancierd met een equivalent van Kirchensteuer, en eigen verzekeringsmechanismen en health maintenance organizations, die eigen zorgpakketten kunnen aanbieden..
Het zal van de staat en van de politieke actoren afhangen in hoeverre dit zal leiden tot een nieuwe vorm van coëxistentie, dan wel tot secessie.
Vastgesteld moet worden dat er momenteel geen politieke stroming is die zich distantieert van de nieuwe staatsreligie en de liberaal-secularistische sharia die ermee verbonden is. ‘Links’, in zijn variante van ‘nieuwlinks’ en ‘groenlinks’ juicht de vergrondrechtelijking toe, hangt de absolute individuele zelfbeschikking aan als ideologie, en is niet bereid om stromingen die daarvan afwijken te gedogen. ‘Rechts’ overtreft ‘links’ zo mogelijk nog in secularistisch fundamentalisme, gaande van abortus als grondrecht, over de promotie van de LGBTIenz-subcultuur en genderkeuze, tot de meest anti-conservatieve ideeën over gelijkheid van man en vrouw en scheiding van kerk en staat. Dat zulks lijkt voort te komen uit de noodzaak om de achterban in het hoogst mogelijke aantal domeinen te mobiliseren tegen islam en moslims, is daarbij veeleer een verzwarende omstandigheid, want louter opportunistisch en onberedeneerd, vaak ook met een verborgen agenda van een aantal achtermannen (zie daarover ook mijn artikel in Epoque nr.1).
Temidden daarvan is de christendemocratie herleid tot een gezelligheidsclub van meestal vriendelijke mensen.
Het ziet er dus momenteel niet zo goed uit voor een politieke krachtenverhouding die de coëxistentie kan bewaren en bevorderen. Misschien loopt het dan wel uit op een beweging voor secessie, misschien wel met onverwachte bondgenoten die steeds groter in aantal worden. Qui vivra, verra!
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier