Saxofonist Robin Verheyen: ‘Er zit zo veel hart in Bach’
Met het nieuwe album The Bach Riddles legt saxofonist Robin Verheyen zich helemaal toe op Johann Sebastian Bach. ‘Verwacht vooral géén jazzy afkooksel.’
Sinds enkele jaren woont hij net over de staatsgrens in Connecticut, maar Turnhoutnaar Robin Verheyen (38) zal voor altijd onze man in New York zijn. De voorbije jaren stampte hij twee internationale bands van wereldklasse uit de grond – Verheyen/Copland/Dress/Hart en MiXMONK met Bram De Looze en Joey Baron -, en bij het grote publiek werd hij nog het bekendst als saxofonist-componist bij TaxiWars.
Je zou bijna uit het oog verliezen dat hij ook de klassieke muziek in het hart draagt. Eerder stortte hij zich op het werk van Olivier Messiaen (1908-1992), en op de middeleeuwse finesse van Guillaume de Machaut (1305-1377) en Vlaams polyfonist Guillaume Dufay (1397-1474).
In 2017 kreeg Verheyen een compositieopdracht van het Brugse Concertgebouw: doe eens ‘iets met Bach’. Het resultaat daarvan is nu uit bij het WERF-label. The Bach Riddles is een veellagig antwoord op het Musikalisches Opfer van Johann Sebastian Bach uit 1747.
In de voorbije jaren legden verschillende grote namen van buiten de klassieke wereld zich op Bach toe, onder wie de jazzpianisten Brad Mehldau en Bram De Looze en countrymandolinespeler Chris Thile. Wat maakt zijn muziek zo aantrekkelijk, zo werkbaar, vanuit een ander perspectief?
Robin Verheyen: Of ze zo werkbaar is, durf ik te betwisten. Het is niet zo makkelijk om aan Bach te beginnen. Ik heb dit project benaderd als een klassieke componist die ideeën haalt uit het oeuvre van Bach en op basis daarvan zijn eigen werk schrijft. Niet als een jazzmuzikant die het repertoire van Bach gaat spelen. Als je enkel van het originele materiaal vertrekt, krijg je al snel een jazzy afkooksel. Wat met Bach heel gevaarlijk is.
Oké, aantrekkelijk dan?
Verheyen: Omdat het werk van Bach zo veel harmonische diepgang heeft. Ik ben vertrokken van het Musikalisches Opfer uit 1747. Het motief dat erin zit, was zijn tijd ver vooruit. En de manier waarop Bach het benaderde, is subliem. Harmonisch gaat het alle kanten uit. Bach was de meester van de kleine beweginkjes, van kleine stemmen die binnen de muziek bewegen. Als je er eenmaal in duikt, zie je duizenden mogelijkheden. In Bach blijf je nieuwe dingen ontdekken.
Als je enkel van het originele materiaal vertrekt, krijg je al snel een jazzy afkooksel. Wat met Bach heel gevaarlijk is.
En wat mij persoonlijk betreft: ik begin pas aan het werk van een componist als het me emotioneel raakt. Iedereen spreekt altijd over Bach als de hoge intellectueel die heel religieus was. Maar voor mij zit er ook heel veel hart in. Men praat altijd over zijn complexiteit, maar Bach is hart. Ik heb me tijdens het werken aan The Bach Riddles op al zijn cantates gegooid, met het prachtige boek van John Eliot Gardiner (Music in the Castle of Heaven, nvdr) bij de hand. Heel inspirerend.
Wie aan Bachs oeuvre begint, dreigt door de veelheid overweldigd te worden. Hoe bent u bij dit ene stuk uitgekomen?
Verheyen: Ik heb er een tijdje over gedaan. Het eerste wat bij me opkwam, zijn de sonates en partita’s voor viool – die oefen ik bijna elke dag -, maar daar zag ik toen niet meteen een opening om iets bij te schrijven. Het Musikalisches Opfer fascineerde me al lang, vanwege alle wendingen die erin zitten. Harmonisch was het iets minder strikt dan Bachs andere werk, en dat bood me mogelijkheden om weg te gaan uit het harmonische concept van die tijd. En dan heb ik er nog Ich habe genug, een van zijn mooiste aria’s uit de cantates, in verwerkt. Maar het was een klein motiefje van koning Frederik de Grote dat het vuur aan de lont stak.
Lees verder onder de foto
Neemt u ons even mee naar die dag in 1747. Wat gebeurde er toen precies?
Verheyen: Bach werd in Berlijn ontvangen aan het hof van Frederik de Grote, koning van Pruisen, die muzikaal onderlegd was. Het was in die tijd gebruikelijk dat je een muzikant een motiefje gaf, waar hij dan een fuga rond zou improviseren. Frederik gaf hem wat het ‘koninklijke thema’ is gaan heten. Het verhaal gaat dat Bach achteraf helemaal niet tevreden was met zijn prestatie. Dat motiefje bleek toch een stuk moeilijker dan hij gewend was te krijgen. Hij zei: ‘Ik kom over twee maanden terug, en dan laat ik u horen hoe het echt moet.’ Hij heeft woord gehouden. Het resultaat was subliem. Het is nog altijd een vraagteken hoe Frederik – of iemand uit zijn entourage – bij het motiefje gekomen is. Iets in mij zegt dat de koning dat stukje niet geschreven heeft. Ofwel was hij niet zo goed in muziek en schreef hij, bijna naïef, per ongeluk iets wat helemaal niet van die tijd was. Daarna ging Bach soms flink tekeer in zijn bewerking. Dat zal het publiek aan het hof niet gewoon zijn geweest.
Dat doet u ook op The Bach Riddles. In Part III gooit u ineens, zonder waarschuwing, een bom.
Verheyen: Klopt, dat is er even in geslopen.
U noemt dit nadrukkelijk geen jazzbewerking van Bach. Was u beducht voor de mengvorm van jazz en klassiek, die als Third Stream een kwalijke reputatie kreeg in de geschiedenis?
Verheyen: Als iemand die als jazzmuzikant wordt beschouwd met klassiek materiaal aan de slag gaat, gaat men er automatisch van uit dat het resultaat jazz zal zijn. Die conversatie begint nogal vermoeiend te worden. Ik heb er intussen al een carrière als componist op zitten. En kun je The Time of Our Singing, de opera van Kris Defoort, jazz noemen? Ja, er zitten jazzinvloeden in, maar verder? Zo is het ook bij mij: natuurlijk zitten er jazzinvloeden in, maar The Bach Riddles is ook een lange, geschreven partituur met net zoals bij Bach canons en verschillende stemmen die door elkaar lopen. Dat zul je in een jazzwerk niet terugvinden.
Als iemand een jazzmuzikant met klassiek materiaal aan de slag gaat, gaat men er automatisch van uit dat het resultaat jazz zal zijn. Dat begint nogal vermoeiend te worden.
Ik benader elk project als iets afzonderlijks. Toen ik in TaxiWars stapte, dacht ik ook niet: ik ga jazz of rock schrijven voor Tom Barman. Nee, ik denk vooral aan de muzikanten met wie ik ga spelen. Zij maken voor een groot stuk het werk, en ik heb het met hen in gedachten geschreven. Neem nu Clemens van der Feen. Jaren geleden speelden we al jazz samen, maar hij is ook top als klassieke bassist – hij is bezeten van Bach. Hij heeft in de grootste klassieke orkesten gespeeld. Stel dat je hem in die laatste setting ziet. Zouden mensen dan zeggen: ‘Oh, door die Van der Feen had dit concert wel een jazzy insteek’? Niemand zou er ook maar aan denken. Maar andersom gebeurt het zo makkelijk. Misschien is de klassieke wereld wat protectionistisch? ‘Een jazzmuzikant die voor klassieke instrumenten schrijft, dat moet wel jazzy zijn? Laten we dat maar niet te serieus nemen.’ Gelukkig zie je die mentaliteit in de VS veranderen. Tyshawn Sorey krijgt grote commissies van de opera in Philadelphia, George Lewis doet het al langer, van Terence Blanchard ging net Fire Shut Up In My Bones in première in de Metropolitan Opera in New York. Maar in Europa staan de grote huizen nog wat steviger in de traditie, wat het moeilijker maakt om daar door te breken.
De keuze van de andere muzikanten in het kwartet ligt minder voor de hand.
Verheyen: Toch zat pianist Benoît Delbecq al heel snel in mijn hoofd. Ik wilde een textuur die wat lichter en speelser was, en zo kwamen we uit bij prepared piano. Bij sommige passages had ik bijvoorbeeld een percussieve klank in mijn hoofd, maar ik wist niet hoe we dat konden recreëren. Benoît stopt daarvoor stukjes hout tussen de snaren van de piano. Afhankelijk van de plek waar je die steekt, krijg je andere boventonen. Hij heeft ook een gemotoriseerd machientje dat hij op de snaren zet, wat een gonzend geluid oplevert.
Lees verder onder de foto
Met Toma Goubandging u nog een stap verder: de percussionist werkt met stenen.
Verheyen: Zo keer je helemaal terug naar de roots van de muziek, naar de prehistorische mens die twee stenen oppakt en denkt: hier kan ik een ritme mee maken. De stenen hebben verschillende stemmingen. Je kunt met verschillende stenen melodieën maken. Toma was mijn huisgenoot toen ik jaren geleden in Parijs woonde. Ik had nooit een project waarin hij zou passen, maar nu sprong er meteen een lichtje aan. Wat hij doet is zeker niet theatraal, alles heeft een intentie.
De albumhoes is een kunstwerk van Oscar Valero Sáez, een man die geobsedeerd is door Bach en Arvo Pärt. Hoe bent u bij hem beland?
Verheyen: De Josef en Annie Albers Foundation hier in Connecticut, die veel kunstenaars ondersteunt, heeft twee studio’s waar je als artiest kunt werken – ik ga er volgende week weer naartoe voor drie weken, om te componeren. Tijdens een bezoek ontmoette ik Oscar. Ik vond zijn werk meteen fantastisch. Later heb ik hem mijn componeerproces laten zien. Zo hebben we een artistieke vriendschap ontwikkeld. We hebben nu een hele resem projecten gepland.
Bach zou aangenaam verrast zijn. Ik denk graag dat de groten van eeuwen geleden met nieuwsgierigheid naar muziek van vandaag zouden luisteren.
Tot slot: wat zou Bach van jullie muziek vinden?
Verheyen: Hij zou erdoor gefascineerd zijn, denk ik. Iemand met zo’n groot genie, die bovendien een fantastisch improvisator was – ook daar wordt te weinig over gesproken – zou euh, aangenaam verrast zijn. (lacht) Ik denk graag dat de groten van eeuwen geleden met nieuwsgierigheid naar muziek van vandaag zouden luisteren. Dat ze zouden denken: dat wil ik ook. Alle grote muzikanten blijven nieuwsgierig. Saxofonist Wayne Shorter is nog altijd even gefascineerd door wat jongere mensen doen en door dingen die hij niet kent. Over anderhalve maand gaat zijn opera, Iphigenia, in première in Boston. Daar ben ík dan weer heel benieuwd naar. Ik ga zeker kijken.
En wat zou koning Frederik hiervan vinden?
Verheyen: Hij zou het er iets moeilijker mee hebben. (schatert) Ik heb zo’n gevoel dat ze het aan het Pruisische hof niet langer dan een paar minuten zouden uithouden.
Robin Verheyen, The Bach Riddles, is uit bij WERF.
Concerten: 18/01, Handelsbeurs Gent; 19/01, Concertgebouw Brugge; 13/03, CC Hasselt
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier