Rusthuisbewoner Roger Lybaert (89): ‘De kunst is om geen te hoge verwachtingen te hebben’

Ann Peuteman
Ann Peuteman Redactrice bij Knack

Roger Lybaert (89) werd het voorbije jaar de bekendste rusthuisbewoner van het land. Zijn dochter maakte een documentaire over hem én over het dagelijks leven in een Vlaams woonzorgcentrum.

In juli 2020 interviewde Knack-redactrice Ann Peuteman de toen nog onbekende rusthuisbewoner Roger Lybaert (89) voor haar boek Verplant – Waarom het heerlijk wonen kan zijn in het woonzorgcentrum. Een maand later stuurde hij haar een opiniestuk over het leven in een woonzorgcentrum in tijden van corona, dat op Knack.be werd gepubliceerd en meteen viraal ging. Dat leverde Lybaert een uitnodiging voor De Afspraak op en sindsdien is hij niet meer uit de media weg te slaan. Zondagavond zendt Canvas Roger uit, een documentaire die Leentje Lybaert over haar vader maakte.

Hieronder leest u de getuigenis van Roger Lybaert uit Verplant – Waarom het heerlijk wonen kan zijn in een woonzorgcentrum.

‘Ik zou nog perfect alleen kunnen wonen, maar ik ben veel liever bij mijn echtgenote. Haar gezondheid is niet goed. Zeker sinds ze meer dan twee jaar geleden in het ziekenhuis werd opgenomen. De dokter zei toen zelfs dat we ons op het ergste moesten voorbereiden. Maar Vera is altijd al een koppig vrouwtje geweest. Ze was ervan overtuigd dat ze niet dood zou gaan, en ze kreeg nog gelijk ook. Wel was ze erg verzwakt en daarom kon ze niet meer terug naar onze serviceflat. Daarvoor had ze te veel zorg nodig, meer dan ik haar kon geven. Dus werd ze voor drie maanden opgenomen in het woonzorgcentrum dat aan onze serviceflat was verbonden. Dat leek destijds een heel goede oplossing, want zo kon ik elke dag te voet naar haar toe.

Al snel bleek dat mijn echtgenote nooit meer genoeg zou aansterken om naar huis terug te kunnen komen. Ze zou permanent in het rusthuis moeten blijven. Zodra dat duidelijk werd, wilde ik maar één ding: ook zo snel mogelijk naar dat woonzorgcentrum verhuizen. Desnoods naar een kamer naast de hare. Maar dat mocht niet. Ik was er niet welkom omdat ik “nog veel te goed was”. Ze gebruiken daar een soort puntensysteem en mijn score was te hoog. Zolang ik niet meer zorg nodig had, kwam ik er simpelweg niet in. Weet je wat het is om na zestig jaar huwelijk van je echtgenote gescheiden te worden? Een verschrikking. Ik voelde me gehandicapt, alsof ze een van mijn benen hadden geamputeerd.

Om toch zoveel mogelijk bij haar te kunnen zijn, ging ik elke dag tegen negen uur naar het woonzorgcentrum en bleef ik tot zeven uur ’s avonds bij haar. Van schilderen en schrijven – twee dingen die ik ontzettend graag doe – kwam niets meer in huis. Het enige wat ik nog deed, was op een stoel naast het bed van mijn vrouw zitten. Sommige mensen vinden dat een groot offer om te brengen, maar zo voelt dat niet als je het uit liefde doet. Al maakten ze het me daar in dat rusthuis niet bepaald gemakkelijk. In het begin kreeg ik nog wel een kopje koffie, maar daar maakte de hoofdverpleegster na een tijdje een eind aan. Ik was maar een bezoeker en dus hoefde ik niet op dat soort privileges te rekenen. Terwijl ik daar dus wel elke dag tien uur lang zat. Voor mijn vrouw zorgen, mocht ik ook al niet. Het werd me bijvoorbeeld verboden om haar urinefles leeg te maken, want ze wilden niet dat ik het werk van de verzorgers afnam. Een heel ongelukkige periode was dat.

‘Nieuwe verzorgers moeten soms een beetje worden opgevoed.’

Na een tijd hebben we onze jongste dochter gevraagd om een rusthuis te zoeken waar we samen zouden kunnen zijn. Nadat ze er een paar had bezocht, zette ze ons her en der op de wachtlijst. Een jaar nadat mijn vrouw in dat andere rusthuis was opgenomen, kwam hier een koppelkamer vrij. Sindsdien wonen we in twee kamers met een verbindingsdeur tussen: in de ene slapen we en de andere, waar onze zithoek, de televisie en mijn werktafel staat, doet dienst als woonkamer. Groot is het hier niet, maar ik ben er best tevreden mee. De kunst is om geen te hoge verwachtingen te hebben.

Het eerste wat ze me vroegen toen we hier introkken, was waarom mijn echtgenote een sonde had. Daar kon ik niets zinnigs op zeggen, want ik ben natuurlijk geen dokter. Al snel bleek dat ze perfect zonder kon. In dat andere rusthuis hadden ze haar een jaar lang met een sonde laten liggen omdat dat nu eenmaal gemakkelijker was voor het personeel. Zodra de verpleging hem weghaalde, had ze weer meer bewegingsvrijheid. Hier ligt ze ook niet meer de hele dag in bed. Bovendien doen de verzorgers moeite om haar mooi aan te kleden en juwelen aan te doen. Zulke dingen maken een groot verschil.

Te weinig personeel

‘Over de verzorging en verpleging heb ik niets te klagen. Ze behandelen ons echt met respect. Zo kloppen ze altijd aan en wachten ze tot ik zeg dat ze binnen mogen komen. Al moeten nieuwe verzorgers soms nog wel een beetje worden opgevoed. (lacht) Komt een verzorger hier voor het eerst binnen, dan vraag ik altijd naar zijn naam. Vaak kijkt zo’n nieuweling daar vreemd van op, terwijl het de normaalste zaak van de wereld is. Als iemand die me niet kent de vrijheid neemt om me Roger te noemen, vind ik het maar logisch dat hij me ook zegt hoe hij heet.

De zorg zelf is hier naar behoren. Al hoeven ze voor mij eigenlijk niets te doen, want ik kan nog heel goed voor mezelf zorgen. Ik heb bijvoorbeeld geen hulp nodig bij het wassen en aankleden. Ik sta elke ochtend tussen halfzeven en zeven uur op – dat ben ik nu eenmaal gewoon – en dan neem ik een douche of was ik me aan de wastafel. Mijn vrouw daarentegen kan niet meer alleen opstaan en wordt in bed gewassen. Soms komen ze daar al om zeven uur voor langs, maar het gebeurt ook dat we tot halfnegen of negen uur op de verzorging moeten wachten. Ook als mijn vrouw belt omdat ze ergens hulp bij nodig heeft, kan het soms lang duren voor er iemand komt. De reden ligt voor de hand: er is te weinig personeel. Net zoals in elk ander woonzorgcentrum in Vlaanderen. Er zijn maar een paar personeelsleden die alle mensen op de gang moeten verzorgen. Natuurlijk staan ze er dan niet meteen als je ze nodig hebt. Voor mij is dat niet zo’n probleem, maar als je echt zorgbehoevend bent, heb je daar wel last van.’

Extra kilo’s

‘Ook over het eten zeur ik niet. In het leger was ik veel slechter gewend. Al is eten uit een grootkeuken natuurlijk nooit hetzelfde als thuis. Bovendien zit er niet echt veel variatie in. Je kunt je niet voorstellen hoe vaak we hier stoofvlees eten. Wel kunnen we elke dag uit twee gerechten kiezen. Maandag, bijvoorbeeld, hadden we keuze tussen worst met vleessaus, Franse erwtjes en puree of kippenschotel met mosterdsaus en wortelpuree. Klinkt goed, niet? In het formuleren van het menu zijn ze dan ook ongelooflijk goed. (lacht) In alle ernst: de maaltijden zijn best goed klaargemaakt en soms zelfs echt smakelijk. Ik moet opletten dat ik niet te veel bijkom. Als je veel eet en weinig beweegt, vliegen de kilo’s er zo aan.

Niet dat ik stilzit. Sinds ik hier woon, ben ik weer met van alles bezig. Eigenlijk ben ik mijn hele leven erg bedrijvig geweest. 33 jaar lang was ik militair. Tot ik mijn buik vol had van het leger en met pensioen ging. 52 was ik pas. Daarnaast zat ik ook in allerlei verenigingen, zoals het Davidsfonds en een heemkundige kring, en was ik actief bij de Volksunie. Ik heb nooit tijd gehad om me te vervelen en dat is nog altijd zo. Ik lees veel of luister naar muziek en ik zit ook vaak aan mijn laptop. Ik heb al een autobiografisch boek geschreven – niet om uit te geven, maar gewoon voor mijn kinderen. Nu ben ik bezig aan een nieuw boek waarin dingen staan die mijn kinderen pas na mijn dood mogen weten. Geen grote geheimen, maar wel verhalen uit de intiemere sfeer. Af en toe schrijf ik ook een gedicht. Onlangs hebben ze er zelfs een op de Facebookpagina van het woonzorgcentrum gezet. Daarnaast zit ik vaak te mediteren of na te denken. En natuurlijk schilder ik. Zie je die schilderijen aan de muur? Die heb ik gemaakt.’

Twaalf politieagenten

‘Toen ik hier net kwam wonen en ze me vroegen wat ik nog graag wilde doen, hoefde ik daar niet lang over na te denken: ik wilde een schildersezel zodat ik weer kon schilderen. Dat hebben ze meteen voor me geregeld. Verderop in de gang, net naast de volière, heb ik een plekje waar mijn ezel mag staan. Jammer genoeg gaat het schilderen de laatste tijd niet zo goed meer doordat mijn dieptezicht te wensen overlaat. Met de andere bewoners heb ik niet veel contact. Ze hebben hier niet zo graag dat we bij elkaar op de kamer komen en ik doe liever niet mee aan de activiteiten die ze organiseren omdat die niet bepaald van hoog niveau zijn. Haast alle activiteiten zijn bedoeld om je bezig te houden zonder dat je erbij hoeft na te denken. Sjoelen bijvoorbeeld, of een spelletje dat Galgje heet. Ik zou veel liever schaken, maar er is hier geen geschikte tegenpartij te vinden. Ik vind zelfs niemand om mee te kaarten of te dammen.

Hoewel mijn vrouw niet graag heeft dat ik haar alleen laat, ga ik toch nog geregeld de deur uit. Op woensdag komt mijn schoonzus me halen om samen boodschappen te doen. Vaak heb ik niet eens iets nodig, want hier krijgen we ongeveer alles wat we nodig hebben. Hoogstens moet ik eens scheermesjes of toiletspullen kopen. Maar ook als ik niets moet hebben, ga ik graag mee naar de winkel. Dan ben ik toch eens weg. Verder ga ik geregeld op pad met mijn scootmobiel, waarmee ik twaalf kilometer per uur kan halen. In de garage hebben ze speciaal een plaats vrijgemaakt waar ik hem kan parkeren en opladen. Soms rij ik met die scooter naar het dorp, de supermarkt of mijn schoonzuster. Daarna kan ik er weer even tegen. In het begin ben ik er ook eens mee naar een begrafenis in Kontich gereden, maar dat is niet zo goed afgelopen. Op de heenweg kwam ik uit pure verstrooidheid op de oprit van de snelweg terecht. Zodra ik besefte wat ik had gedaan, heb ik de scooter aan de kant gezet. Wat moest ik anders? Ik kon geen rechtsomkeer maken en verder rijden was ook veel te gevaarlijk. Al snel stopte er een auto. “Meneer! U bent hier verkeerd”, zei de bestuurster. Ja, dat had ik ook wel door. Omdat ze ook geen idee had hoe ik daar weg kon raken, belde ze de politie. Eerst kwam er een combi met drie agenten aanrijden en toen nóg twee politiewagens. Twaalf agenten kwamen ter plaatse om één man van de oprit af te krijgen. Zelfs de commissaris was erbij. “Is er nog wel iemand op het politiekantoor?” vroeg ik hem, maar veel gevoel voor humor bleek de man niet te hebben. Uiteindelijk zijn ze me van het rusthuis komen ophalen. Sindsdien blijf ik wijselijk wat dichter bij huis.’

Geen spijt

‘Hoe dan ook miste ik die uitstappen ontzettend toen we door de coronacrisis niet meer naar buiten mochten. Ze hadden zelfs liever dat we helemaal onze kamer niet meer uit kwamen. Heel belastend allemaal. En toen kreeg ik ook zelf corona. Een week lang ben ik ontzettend ziek geweest. Al mijn knoken deden pijn. Even dacht ik dat het met me gedaan was, maar langzamerhand werd ik toch weer beter. Ik heb geluk gehad, want 22 andere bewoners zijn aan het virus gestorven. Nu overlijden hier natuurlijk de hele tijd mensen. Dat hoort erbij als je in een rusthuis woont. Bewoners die je kent of die je elke dag op de gang ziet, zijn plots weg. In het begin dat ik hier woonde, had ik het daar echt wel moeilijk mee. Dus vroeg ik de directie of we niets konden doen om hen te gedenken. Al was het maar dat de priester de overledenen van die week tijdens de eucharistieviering zou vernoemen. Dat is toch het minste wat we kunnen doen? Het kan toch niet dat mensen met wie we hier samenwonen zomaar verdwijnen? Nu worden ze tenminste herdacht tijdens de wekelijkse mis en is er een bezinningshoek waar je heen kunt gaan om aan hen te denken. Ik probeer ook zoveel mogelijk naar de begrafenis te gaan van bewoners die ik heb gekend. Als het tenminste niet te ver weg is.

Al bij al ben ik hier tevreden. De coronatijd was erg moeilijk, maar los daarvan heb ik helemaal niet het gevoel dat ik een stuk van mijn vrijheid heb moeten opgeven. Integendeel zelfs. Als ik iets vraag, of dat nu een schildersezel of een plek voor mijn scooter is, doen ze er alles aan om het voor me te regelen. Natuurlijk is het niet zoals thuis, maar toch heb ik er nog geen moment spijt van gehad dat ik hier ben komen wonen. Het enige wat telt, is dat ik bij mijn echtgenote kan zijn.’

Op 13 januari 2021 overleed Roger Lybaerts vrouw Vera in het woonzorgcentrum. Ze werd 86.

Roger wordt op zondag 11 april om 22 uur uitgezonden op Canvas en via VRT NU.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content