Ellen Rutten
‘Russische oprechtheid in tijden van nepnieuws’
Hoe werkt de retoriek van oprechtheid als die niet wordt ingezet in liefde of vriendschap, maar in de politieke arena? Nederlands slaviste en hoogleraar literatuur aan de Universiteit van Amsterdam Ellen Rutten aan het woord over Russische lessen in oprechtheid.
Sinds de geboorte van de politiek presenteren politici zichzelf als oprechte leiders. Even oud is de gewoonte van oppositiepolitici om de oprechtheid van leiders in twijfel te trekken.
Russische oprechtheid in tijden van nepnieuws.
In tijden van nepnieuws en desinformatie is kennis over en begrip van deze dynamiek geen overbodige luxe. Om het hoofd koel te houden te midden van diepe politieke vertrouwenscrises helpt het een stap terug te doen en te vragen: wat doen we eigenlijk als we ons zorgen maken over oprechtheid? En hoe werkt de retoriek van oprechtheid als die niet wordt ingezet in liefde of vriendschap, maar in de politieke arena?
Rusland is een interessante casus voor ons denken over die vragen. Russische én westerse intellectuelen stellen Rusland graag voor als oprechte tegenhanger van een gekunsteld westen. ‘De Russen’ als rauw maar oprecht volk: dat is natuurlijk een mythe, maar wel een mythe die al eeuwen onze blik op Rusland kleurt.
In de Sovjettijd won die oude mythe aan kracht. Trouw zijn aan jezelf was een ding voor revolutionairen. En discussies over het Stalinregime startten met een essay over oprecht zijn. Vladimir Pomerantsevs ‘Over oprechtheid in de literatuur’ kreeg meteen bij het verschijnen in 1953 cultstatus. Het geldt nog steeds als dé tekst die het publieke debat over de Stalintijd aftrapte.
Het historische Russische debat over oprechtheid verdient onze volle aandacht, te beginnen met de revolutiejaren. Intellectuelen legden toen hun regering, maar ook nieuwe partijen langs een emotionele meetlat. Hoe trouw waren hun leiders aan zichzelf? Rechtsfilosoof Bogdan Kistjakovski wist: in het oude Rusland bestuurde men nog ‘op basis van wederzijds vertrouwen.’ Onder het volk bleef dat vertrouwen intact. Kistjakovski kende veel burgers die ‘oprecht’ hun idealen nastreefden. Maar, waarschuwde hij: diezelfde oprecht gemotiveerde burgers werden nu geconfronteerd met een zwakke elite, die gevoel voor eerlijke rechtsspraak miste.
Lenin zag een vergelijkbare crisis in Ruslands politieke elite, maar hij zag ook een remedie. In een traktaat uit 1902 prees hij in politici het verlangen naar ’totale oprechtheid’ (dat zinnetje leende hij van filosoof Gleb Stroeve). Wie dat verlangen bezat, kon de taaiste vijanden verslaan. Lenin herhaalde zijn punt in juni 1917, in een felle kritiek op de tijdelijke regering in Pravda. Wat de nieuwe leiders misten, was ‘oprechtheid in politiek,’ ofwel ‘een verifieerbare correspondentie tussen woord en daad.’ Waar je die oprechtheid wel vond? Bij Lenins partij natuurlijk.
Toen Lenin de macht overnam, gebeurde er iets interessants met zijn roep om ‘verifieerbare’ oprechtheid. De Sovjetautoriteiten maakten oprechtheid – en vooral oprechte steun aan de partij – tot een meetbare, verplichte eigenschap. Het ontbreken ervan kon je een gevangenisstraf kosten – of erger.
‘Boecharin houdt bij hoog en laag vol dat hij oprecht is,’ zo opende Stalin het showproces tegen partijman Nikolaj Boecharin in 1934. ‘Vooruit, dan gaan we het ook hebben over oprechtheid.’ Een tirade over partijvertrouwen volgde. Voor het schenden daarvan kreeg Boecharin de doodstraf. Onder Stalin kon oprechtheid, of liever een gebrek daaraan, dus dodelijk zijn.
Het extreme verlangen naar oprechtheid van Stalin deelt Poetin gelukkig niet. Het Kremlin wil niet meer koste wat kost ‘hearts and minds’ van burgers winnen. Wel kent Poetins Rusland een merkwaardige post-truth politiek, waarin politici en zakenlui gewetenloze PR-bedrijven én zichzelf profileren als oprecht geëngageerd. Dichter Kirill Medvedev spreekt van een ‘nieuwe oprechtheid,’ waarin cynisme en eerlijkheid op verwarrende manieren samengaan.
Oppositiepolitici en activisten roepen vandaag dan weer op tot compromisloze eerlijkheid. ‘Wij zochten naar echte oprechtheid,’ zei Nadja Tolokonnikova toen ze het optreden van Pussy Riot in de Christus-Verlosserskathedraal verdedigde in de rechtbank. ‘Passie, openheid, onbevangenheid zijn meer waard dan de huichelarij… en gekunsteld fatsoen die misdaden bedekken.’ Tolokonnikova presenteerde oprechtheid zelfs als direct politiek tegengif. Volgens haar waren de autoriteiten vooral ‘bang voor de oprechtheid’ van Pussy Riot.
De correspondentie tussen woord en daad die Lenin miste bij zijn regering: die noemt ook Ruslands voornaamste oppositiepoliticus als cruciaal probleem voor de huidige heersers. In zijn rechtbanktoespraak in 2014 (ook hij stond voor de rechter) noemde Aleksej Navalny leugens ‘de kern van onze staat.’ Zijn alternatief: ‘Ik roep absoluut iedereen op… om naar waarheid te leven.’
Het Sovjetverhaal laat goed de delicate dynamiek zien tussen oprechte expressie en politieke retoriek.
Tolokonnikova en Navalny pleiten allebei voor radicaal oprecht gedrag en verwijten hun regering een even radicaal gebrek aan eerlijkheid. Dat is niet verrassend: corruptie en hypocrisie blijven politieke problemen in Rusland, en oppositiepolitici portretteren de macht nu eenmaal graag als oneerlijk. Wel verrassend is de taal die Tolokonnikova en Navalny inzetten om aan die macht te morrelen. Die lijkt erg op de taal van Lenin en de zijnen. Beiden gebruiken opnieuw een retoriek van oprechtheid om het regime langs de meetlat te leggen; beiden vinden opnieuw dat dat regime faalt op het criterium ‘oprecht regeren’; en beiden bieden opnieuw ‘echte oprechtheid’ (een haast letterlijke herhaling van Lenins ’totale oprechtheid’) of leven ‘naar waarheid’ als politiek alternatief.
Wat leert ons deze vergelijking? Ze leert ons in elk geval niet dat er een nieuwe Oktoberrevolutie nadert, of dat Navalny en Tolokonnikova Stalins-in-the-making zijn. Wel is de parallel tussen hun taalgebruik en dat van Lenin en de zijnen een nuttige historische reminder. Denk aan de evolutie van het streven naar totale oprechtheid in de Sovjetjaren. En aan Boecharin, die stierf om een verondersteld gebrek aan oprechtheid.
Het Sovjetverhaal laat goed de delicate dynamiek zien tussen oprechte expressie en politieke retoriek. In deze tijden van alternatieve feiten, media-beïnvloeding en felle oprechtheidsclaims kan het geen kwaad om dat verhaal nog eens te overdenken.
Op woensdag 29 november geeft Ellen Rutten een lezing aan de KU Leuven in het kader van de lezingenreeks ‘1917-2017: de Russische (R)evolutie’. In een reeks van tien lezingen maken academici uit verschillende disciplines de stand van het land op: waar staat Rusland 100 jaar na de Russische Revolutie? Het volledige programma raadplegen en inschrijven doet u hier.
Honderd jaar na de Russische Revolutie
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier