Gie Goris
‘Rouhani lijkt combinatie van Rik Torfs en Godfried Danneels’
Iedereen kijkt naar Iran en probeert te begrijpen wat de nieuwe president aan beloftes en mogelijkheden inhoudt. We mogen echter niet vergeten in het hart van de eigen, westerse politiek te kijken. Dat gebeurt veel te weinig.
Het verhaal wordt altijd vanuit hetzelfde gezichtspunt verteld. Iran is een ondoorzichtig, oriëntaals rijk waar mannen in lange gewaden de macht hebben en de bevolking bij wet gedwongen wordt zich in het openbaar als zedige kloosterlingen te gedragen. Dat verhaal klopt, tot op grote hoogte. Azar Nafisi, auteur van het populaire Lolita lezen in Teheran, zei in een interview dat ik ooit met haar had: ‘Ik wil de sociale en politieke kant van het leven niet ontkennen, maar waarom moet de schaduw van de staat aanwezig zijn als een jongen en een meisje elkaar zoenen? Het hele weefsel dat uiteindelijk de samenleving vormt, wordt zo vertekend. Als alles politiek wordt, wordt politiek ook uitgehold tot hij geen betekenis meer heeft. Alles krijgt de kleur van zonde. Alles wordt geërotiseerd. Hoe kan je in een land als Iran niet voortdurend aan seks denken, als de staat het achter elke oogopslag, elk gebaar, elke ontmoeting, elk kledingstuk vermoedt?’
Het wonderlijke is dat de blik bijna nooit omgekeerd wordt, dat er nauwelijks een poging ondernomen wordt om te doorgronden hoe wij met Iran omgaan en welke byzantijnse machtsverhoudingen tussen westerse grootmachten en bondgenoten, tussen bedrijven, politici en opiniemakers uiteindelijk resulteren in onze obsessie met de religieuze politiek van Iran. Die oefening zal de komende maanden echt noodzakelijk zijn als we de betekenis en de opportuniteiten van de verkiezing van Hassan Rouhani tot president van Iran goed willen begrijpen. Het is de hoogste tijd om Rouhani te lezen in Brussel.
1. Een nieuwe president, een nieuw geluid Het gesprek met Teheran zal onder hojjatoleslam Rouhani in een heel andere stijl en taal verlopen dan we gewend waren onder zijn voorganger Mahmoud Ahmadinejad. Rouhani lijkt een combinatie van Rik Torfs (zijn religieus-juridische opleiding) en Godfried Danneels (zijn genetisch bepaalde voorkeur voor diplomatiek taalgebruik), terwijl Ahmadinejad eerder een combinatie van Jean-Marie Dedecker (de populistische brulboei) en Filip De Winter (de samenzweringstheoreticus met een twijfelachtige visie op de Tweede Wereldoorlog) was.
Pessimisten wijzen terecht op het feit dat deze verkiezing sowieso onbelangrijk is, aangezien ayatollah Khamenei en zijn entourage van Revolutionaire Wachters de echte machthebbers zijn. Ze vrezen dan ook met recht en reden dat het ware machtscentrum het accident de parcours snel zal rechtzetten en dus Rouhani en zijn enthousiaste maar slecht georganiseerde achterban zal kaltstellen. Er is echter ook een optimistische versie van de feiten, die gelooft dat ayatollah Khamenei anno 2013 beseft wat hij tot voor kort weigerde onder ogen te zien, namelijk dat ingrijpende veranderingen nodig zijn als de Islamitische Republiek wil overleven. Er is niet alleen de wurgende sanctiepolitiek die het Westen oplegt en die de economie dreigt te kelderen, er is ook het blijvende en zelfs groeiende verzet van de bevolking tegen de puriteinse moraal en het ronduit slechte bestuur van de machthebbers in Teheran.
2. Ruimte creëren Het Westen focust alle aandacht op de ayatollahs, en daarmee op de inherente tekorten en tegenstellingen van een op religie gebaseerde staatsorganisatie. Het cliché wil dan dat de antiwesterse houding van de Iraanse machthebbers gebaseerd is op hun verwerping van “onze vrijheden en ons pluralisme”. De werkelijkheid is dat de reële afwijzing van het Westen, die echter zelfs onder machthebbers bijlange niet zo absoluut en monolithisch is als beweerd, ook het resultaat is van het westerse imperialisme.
Een gesprek over politiek in Iran kan geen uur duren voordat het jaartal 1953 opduikt en verwezen wordt naar de staatsgreep die Britten en Amerikanen organiseerden tegen de nationalistische regering Mossadeq. De misdaad van Mossadeq was dat hij de oliewinning nationaliseerde om zo de ontwikkeling van Iran te financieren. De steun van datzelfde Westen voor het repressieve bestuur onder de sjah zorgde ervoor dat de opstand van 1978 ook een opstand tegen Washington werd. Ayatollah Khomeini gebruikte dat sentiment handig met de gijzeling van Amerikaanse diplomaten, waardoor hij meteen andere machtscentra van de revolutie buiten spel zette.
Wie vandaag hoopt dat Hassan Rouhani zal zorgen voor een betere relatie met het Westen, moet dan ook reële stappen zetten om Teheran te verzekeren van de soevereiniteit van de Iraanse republiek. Dat zal niet makkelijk zijn, want het wantrouwen is na al die jaren heel diep ingesleten in de wereldvisie van de Iraanse politici. En bij de Opperste Leider, ayatollah Khamenei, is dat wantrouwen obsessief. Als het Westen dus niet snel en overtuigend aantoont dat het de kans op vernieuwde relaties metbeide handen wilt grijpen, zal Rouhani vleugellam gemaakt worden. Waarna de cynische commentaren vanuit het Westen over de onveranderbaarheid van de macht in de Islamitische Republiek een nieuw -maar zelf gecreëerd- bewijs in handen zullen hebben.
Toen ik enkele maanden geleden aan Reza Aslan, een Iraans-Amerikaanse expert, vroeg wat de internationale gemeenschap moet doen om Iran eindelijk juist te begrijpen en vooral effectiever te benaderen, antwoordde hij: ‘Dat hangt ervan af wat het einddoel is van de omgang met Iran. De VS spreken voortdurend over democratie en hervormingen, maar ze willen gewoon hun eigen belangen verzekeren. Als de doelstelling is om Iran te verzwakken, dan zijn de sancties en het internationale isolement effectieve instrumenten. Maar als het de bedoeling zou zijn om de samenleving opener te maken, dan zijn economische hervormingen de eerste voorwaarde -en die worden net onmogelijk gemaakt door de sancties.
Het economische isolement van Iran heeft ervoor gezorgd dat de Iraniërs volkomen afhankelijk geworden zijn van de staat, en dat geldt zeker voor de veertig procent burgers die onder de armoedegrens leven. Dat verklaart trouwens waarom de Groene Beweging niet succesvol was terwijl de Tahrir-beweging in Egypte dat wel was: beide begonnen als opstanden van de stedelijke middenklasse, maar in Egypte kon die stedelijke middenklasse de verarmde meerderheid ervan overtuigen dat een regimewissel ook voor hen -economisch- voordelig zou zijn. Het Egypte van Moebarak gaf de armen immers niets, de bijstand kwam toen al van de Moslimbroeders en vergelijkbare bewegingen.’
3. Het atoomprogramma
Iran ondertekende het non-proliferatieverdrag uit 1968, waardoor het wettelijk gebonden is geen atoomwapens te ontwikkelen en daartoe de afgesproken inspecties toe te laten van het Internationaal Atoomenergieagentschap. De vijf permanente leden van de Veiligheidsraad mogen onder de regels van het NPT wel atoomwapens bezitten, terwijl Israël, Pakistan en India -die weigerden het NPT te ondertekenen- geen wettelijke barrières hebben en intussen ook alledrie beschikken over nucleaire wapens, net als Noord-Korea dat in 2003 uit het NPT stapte. Dat betekent dat de gezworen vijanden van Iran op mondiaal en regionaal vlak -de Verenigde Staten en Israël- de wapens hebben waarvan beide naties zeggen dat het absoluut onaanvaardbaar zou zijn indien Iran het bezit ervan zou nastreven. Ayatollah Khamenei stelde in september 2004 in een opvallende fatwa dat de productie, de opslag en het gebruik van atoomwapens verboden zijn volgens de islam. Khamenei gelooft dat het Westen vooral wil beletten dat Iran een onafhankelijke, regionale machtsfactor wordt. ‘Zij willen niet dat een islamitisch en onafhankelijk land in het Midden-Oosten wetenschappelijke vooruitgang boekt en geavanceerde technologie bezit’, zei de Opperste Leider op 14 maart 2005.
Zo’n fatwa overtuigt internationaal niet en in een uiterst kritisch rapport van directeur-generaal Yukiya Amano aan de Raad van Gouverneurs van 8 november 2011 klinkt dat zo: ‘Aangezien Iran de noodzakelijke medewerking niet verleent… verkeert het Agentschap in de onmogelijkheid om geloofwaardige zekerheid te bieden over de afwezigheid van niet-aangegeven nucleair materiaal en activiteiten in Iran, en dus om te besluiten dat alle nucleaire materiaal in Iran bestemd is voor vredevolle activiteiten.’ De verwoording van Amano bevestigt in elk geval wat Scott Ritter, een van de belangrijkste VN-inspecteurs in Irak tussen 1991 en 1998, stelde in zijn boek Target Iran in 2005: de bewijslast werd omgekeerd, zodat de inspecteurs niet meer moesten bewijzen dat er een militair programma bezig was, maar dat Iran moest bewijzen dat zo’n militair programma niet bestond. Negatieve bewijsvoering is altijd veel moeilijker en in dit geval bijna onmogelijk.
In een opiniebijdrage voor The New York Times schreven William Luers en Thomas Pickering, twee voormalige VS-diplomaten, op 2 februari 2012 dat een diplomatiek vergelijk tussen de Verenigde Staten en Iran niet onmogelijk is, op voorwaarde dat het beleid daar op aanstuurt en daarvoor de condities creëert. ‘Wie in kamelen handelt, maakt zijn toegangspoort hoog genoeg’, citeren de auteurs een Afghaanse zegswijze. In concreto zou dat onder andere betekenen dat het Westen afziet van de ambitie om het regime in Teheran te wijzigen en het recht op kernenergie voor Iran erkent -inclusief verrijkingscyclus, zolang die binnen het spectrum van de civiele toepassing blijf. Iran van zijn kant zou dan het recht van Israël op veiligheid moeten erkennen en zich moeten engageren voor de energiebevoorrading van het Westen.
4. Regionale politiek De verkiezing van Hassan Rouhani gebeurt net op een moment dat een brandende lont tot vlak bij het dynamiet onder het Midden-Oosten gekomen is. De Amerikaanse interventies van de jaren 2000 in Afghanistan en Irak hebben gezorgd voor een terecht gevoel van omsingeling door Amerikaanse troepen. Anderzijds creëerde de nieuwe geopolitieke context voor Iran de kans om tijdens dat voorbije decennium zijn invloedsfeer gevoelig uit te breiden tot wat wat vaak de sjiitische halve maan genoemd wordt, met de nieuwe machthebbers in Irak, het oude regime in Syrië en Hezbollah in Libanon. De moordende burgeroorlog in Syrië dreigt die regionale “winst” voor Iran te doen verdwijnen, terwijl de val van Assad wellicht een nieuw buurland onder Amerikaanse invloed zou opleveren. Of in elk geval een Sytië met een uitgesproken zoniet extreem soennitische signatuur.
Een duidelijke meerderheid -85 tot 90 procent- van de moslimgemeenschap in de wereld is soenniet. Maar de verhouding tussen de sjiieten en soennieten verschilt sterk van land tot land. Volgens Vali Nasr, auteur van The Shia Revival (2006), zijn tien tot vijftien procent van de moslims wereldwijd sjiieten of tussen de 130 en 200 miljoen mensen, maar in het islamitische hartland tussen Libanon en Pakistan leven grosso modo evenveel sjiieten als soennieten, en rond de geostrategisch gevoelige regio van de Perzische golf is tachtig procent van de mensen sjiitisch. Nasr ziet het zwaartepunt in de regio op termijn verschuiven, weg van soennitische landen zoals Egypte, in de richting van sjiitische landen zoals Iran en Irak.
Veel van de interne conflicten in de islamitische wereld kregen de voorbije jaren een sterk sektarisch karakter. Van het geweld in Pakistan over de opstand in Bahrein tot de blijvende instabiliteit van Irak, telkens bleek de eeuwenoude tegenstelling tussen soennieten en sjiieten een rol van betekenis, en soms lijkt het wel een doorslaggevende rol, te spelen. Volgens mensen in de regio wordt die sektarische kant van de complexe belangentegenstellingen fel overdreven, en gaat het veel meer over economische belangen en de rauwe strijd om de macht.
De nieuwe Iraanse president treedt pas in functie in augustus, maar zal dan meteen geconfronteerd worden met ongeduldige westerse onderhandelaars die een doorbraak willen in het nucleaire dossier én die Iran willen tegenhouden om de regering van Bashar al-Assad in Damascus overeind te houden. De adviseurs en militairen die Teheran blijkbaar wil sturen, worden gezien als een onterechte interventie, terwijl dezelfde westerse landen zich wel het recht toekennen om de oppositie te steunen en te bewapenen.
De conclusie is eigenlijk telens dezelfde: als we Rouhani willen lezen in Brussel, moeten we niet alleen proberen begrijpen wat er in Teheran speelt, maar moeten we vooral heel kritisch kijken naar wat het Westen zelf zegt, doet en beweegt. En dan zal blijken dat de nieuwe president heel wat meer en andere katten te geselen heeft dan zijn eigen, nukkige Opperste Leider.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier