Ros Beiaardommegang: waarom échte Dendermondenaars wenen als het Peirt zijn ronde doet
Wat is het toch met die Ros Beiaardommegang, dat Dendermondenaars twee nachten in de rij staan voor een ticket? Waarom zullen ze volgend jaar huilen, als het Peirt voorbij komt dansen? Bekentenis van een afvallige Dendermondenaar.
Een ellendige novemberochtend, met een motregen die de dappersten van straat zou vegen. Maar niet vandaag. Op het voetpad van de Kerkstraat staat een bontgekleurde rij te kletsen, te gapen en te koukleumen, terwijl de regen van hun paraplu’s en capes gutst. Voertaal is het Dendermonds, in wijzigende vormen van platheid.
Even over tienen gaan onder luid gejuich het laatste dranghek uit de weg en stromen de eerste gelukkigen de Grote Markt op. Daar slaan ze algauw een kampement op onder de grote tent die in het midden staat opgesteld. Wie het plein betreedt, krijgt onder luid gejoel een polsbandje omgebonden. Er zijn omhelzingen, vreugdekreten, een enkeling pinkt een traantje weg. Het gros van de wachtenden staat al van gisteravond aan te schuiven. Bij de gelukkigen heel wat twintigers en dertigers, maar ook opvallend veel zestigers, die van de slapeloze nacht nauwelijks last lijken te hebben. Velen zijn gekleed in de kleuren van Dendermonde, hebben muziekinstrumenten mee of dragen mutsen met ridderlijke veren.
Ik merk een grote angst dat er binnenkort Heemskinderen zullen zijn die Ali of Mohamed heten. Vaak hoor je het in de vorm van een grap: “Sebiet zitten er vier maroefen op ons Peirt.”
Wie binnenraakt, wordt persoonlijk gefeliciteerd door Piet Buyse, sinds 2007 Dendermondes burgervader namens de CD&V. Om exact zes over elf ‘s ochtends krijgt hij de eerste pint uit het flesje toegestopt. Gewillig gaat hij op de foto en neemt hij kussen van enthousiaste dames in ontvangst. ‘ Eh, burgemiëster, giën tong of ‘k zeggen ’t on a vraa‘, klinkt het vanuit de menigte. En dan heft een man met een trompet plots de begintonen van het Lied aan. Wild geroep, geklap, en het geluid van stoelen die aan de kant worden geschoven. De komende 22 uur en 17 minuten mogen ze de Grote Markt niet meer verlaten. Pas dan gaat de kaartenverkoop voor de Ros Beiaardommegang van start.
Ik besef, beste lezer, dat u van voorgaande passage vermoedelijk niets begrijpt. U zult er nog minder van begrijpen als ik u uitleg dat u op 24 mei 2020 gewoon gratis naar die befaamde stoet kunt komen kijken. De honderden enthousiastelingen die zich voor mijn ogen over het plein verspreiden, zijn bereid om twee nachten in de rij te staan om kaarten te kopen voor de apotheose op de Grote Markt. Daar zal het Peirt gedragen door twaalf Pijnders over het plein dansen, beschoten worden en finaal met ontembare oerkracht uitbreken.
Laat ik bij dezen open kaart spelen. Ook ik ben geboren en getogen aan de monding van Dender en Schelde. Laten we zeggen dat het tussen Dendermonde en mijzelf een beetje verkeerd is gelopen. De laatste jaren van mijn middelbareschooltijd heb ik afgeteld om zo snel mogelijk weg te kunnen. Deiremonne was immers een provincialistisch dèrp vol enggeestigheid. Een bouwvallig Hotel California waaruit niemand ooit weg raakte. Geen plek voor belezen, liberaalgezinde wereldburgers zoals ondergetekende.
Dat was tenminste het idee. In de praktijk moet ik vaststellen dat Deiremonne dieper gaat dan ik wel zou willen. Dat ook mijn hart, als de welbekende trompetintro van het Ros Beiaardlied weerklinkt, een sprongetje maakt. En dat ook deze afvallige Denderstedeling tegen zijn tranen moet vechten als hij ’t Peirt eens in de tien jaar voorbij ziet dansen.
Een week eerder. Ik ben op de koffie bij mijn oudoom, al duurt het niet lang voor hij me een robuust glas porto voorzet. Jo Bombay is de jongste broer (79) van mijn grootvader. In 1952 zat hij met drie van zijn broers op het Ros Beiaard. Het is een eer die in de regel alleen te beurt valt aan vier op elkaar volgende broers, minimaal 7 en maximaal 21 jaar oud, geboren in Dendermonde, onafgebroken wonend in Dendermonde en met ouders die geboren zijn in Dendermonde.
Tegenwoordig gaat aan het uitkiezen van de Vier Heemskinderen een nauwgezette selectieprocedure vooraf, waarbij het Ros Beiaardcomité de verschillende kandidaturen grondig tegen elkaar afweegt. ‘In 1952 ging het er net iets amateuristischer aan toe’, grinnikt Bombay. ‘Op een dag kwam onze vader, die griffier was in de rechtbank, de toenmalige burgemeester tegen op de trappen van het Justitiepaleis. Die wist hem te vertellen dat zijn kinderen aangeduid – niet gekozen – waren om op het Paard te gaan zitten. Onze vader wist amper dat de stoet uitging.’ Ook de voorbereidingen werden op een drafje afgehaspeld. ‘Tegenwoordig laten ze die kinderen zes maanden lang kinesitherapie volgen om hen voor te bereiden op de hele middag die ze op dat Paard moeten zitten. Dat is nergens voor nodig. Wij zijn indertijd om halftwee op dat paard gekropen, gingen er tegen halfnegen weer af, en wandelden probleemloos naar huis.’
Die editie van 1952 was om verschillende redenen bijzonder, vervolgt Bombay. ‘Het was de allereerste keer dat witten en zwarten weer zouden samenwerken na de collaboratie in de oorlog. De organisatie was opgezet als een soort verbindend project.’ Bovendien dateerde de laatste Ros Beiaardommegang, die toen nog niet om de tien jaar werd gehouden en alleen op speciale gelegenheden uitging, al van 1930. ‘Bijna een volledige generatie Dendermondenaren had het Paard dus nog nooit gezien’, aldus Bombay. ‘Dat was eigenlijk de echte reden: het was al te lang geleden. Vervolgens heeft een van de notabelen bedacht dat de ommegang gehouden zou kunnen worden voor de vijfhonderdste verjaardag van het Stadhuis. (grijnst) Niemand die het kon controleren, maar dat maakte niet uit.’
Ook Dominique Van Malder kan een grinnik niet onderdrukken wanneer we over opgroeien in Dendermonde spreken. Van Malder, bekend van het televisieprogramma Radio Gaga, is er geboren en getogen. Ook hij raakte als kind helemaal in de ban van het Ros, maar kon tegelijk niet wachten om zijn geboortestad te verlaten. Hij trok naar Brussel om aan het RITCS te gaan studeren, bleef hangen, kreeg er een kind. ‘Zodra je van de grootstad proeft, merk je toch dat Dendermonde snel iets heel provinciaals en kleins is. Maar met het ouder worden moet je toegeven dat je meer Dendermondenaar bent dan je had gedacht. ” You can take Dompi out of Deiremonne, but you can’t take Deiremonne out of Dompi.“‘
Sinds enkele maanden is Van Malder helemaal terug. Hij acteert dezer dagen voor het eerst in het plat Dendermonds met een rol in de prestigieuze fictieserie De Twaalf. Bovendien regisseert hij volgend jaar de Rosse Buurten, een alternatieve stoet die de verschillende wijken en deelgemeenten van Dendermonde dichter bij elkaar moet brengen en die een maand voor de ‘echte’ stoet uitgaat. Ondanks die nobele instelling stuitten de plannen op ferme protesten vanwege het Ros Beiaardcomité. ‘Finaal kregen we te horen dat onze stoet niet op de Grote Markt mocht eindigen’, vertelt Van Malder. ‘Blijkbaar heerste binnen het organisatiecomité een heilige schrik dat we met het Paard zouden lachen. (grinnikt) Die lichtgeraaktheid! Op die momenten besef ik opnieuw hoe provincialistisch Dendermonde wel kan zijn.’
Zodra een gezin twee zoons heeft, merk je dat het begint te kriebelen. Heeft een gezin drie zoons, dan is de boodschap duidelijk: na doe je vusj.
Die hang naar traditie verleent de ommegang een onbetwistbare authenticiteit. Maar tegelijk leidt hij tot een soort existentiële angst. Want waar vind je in deze tijd van krimpende gezinnen nog vier opeenvolgende zoons? En wat betekent dat voor de optocht? Toch toont Piet Buyse, als burgemeester eveneens voorzitter van het Ros Beiaardcomité, zich niet ongerust. ‘In Dendermonde wordt daaraan gewerkt. Zodra een gezin twee zoons heeft, merk je dat het begint te kriebelen. Heeft een gezin drie zoons, dan is de boodschap duidelijk: na doe je vusj. Het aantal Dendermondse gezinnen met drie zoons en één dochter is niet te tellen.’
Die bekommernis kent ook een andere variant, signaleert Dominique Van Malder. ‘Ik merk een grote angst dat er binnenkort Heemskinderen zullen zijn die Ali of Mohamed heten. Vaak hoor je het in de vorm van een grap: ” Sebiet zitten er vier maroefen op ons Peirt.” Maar je merkt meteen dat het gemeend is.’ Buyse is formeel: ‘Wij zullen altijd de kandidaten kiezen die het best aan de criteria vol doen. Etniciteit is, zoals u weet, géén criterium.’
Je kunt de wachtenden op de Grote Markt alvast geen gebrek aan overgave verwijten. Ik spreek een man van 69 die in totaal vijftig uur lang in de rij zal staan om zijn zoons te kunnen zien. Er zijn ‘Peirtspijbelaars’ die op donderdagnacht hebben aangeschoven, op vrijdagochtend examen zijn gaan afleggen en vervolgens terug in de rij zijn gaan staan. Ik loop een achterneef tegen het lijf die in 2010 in Canada woonde, speciaal voor de ommegang voor vier dagen terugvloog, en dan te horen kreeg dat er twee anderen van nóg verder waren teruggekeerd. Veel wachtenden zijn al sinds donderdagnacht in een verwoede strijd met de nuchterheid verwikkeld. Zoals de legendarische Dendermondse journalist Louis De Lentdecker het ooit zei: ‘In Dendermonde wordt dorst geleden en hard geleefd.’
Het loopt tegen achten. Op het podium voor het stadhuis gooit de deejay er een lokale evergreen tegenaan, op de tonen van Land of Hope and Glory: ‘ Oilsjt goa stad van mijn kluuten / Oilst gij stad van mij’ gat / Dor wil kik nuut nie wuune / Oilsjteneirs zen mij te plat‘.
Ook in 1952 was de wedijver tussen Aalst en Dendermonde al bittere ernst. Mijn oudooms kregen de dagen voor hun ommegang zelfs politiebescherming. ‘Een Aalsterse carnavalsvereniging had een week voor de optocht geprobeerd om de kop van het Ros Beiaard te pikken’, vertelt Jo Bombay met een twinkeling in zijn ogen. ‘Toen dat niet lukte, hebben ze in alle brievenbussen van Dendermonde een spotdicht achtergelaten. Daardoor raakte het Ros Beiaardcomité ervan overtuigd dat de Aalstenaars zouden proberen om ons te schaken. We mochten geen foto’s laten nemen, niet samen over straat lopen, en er werd ons gezegd dat de politie zou surveilleren. Al weet je in dit gezegende apenland natuurlijk nooit of ze dat ook echt gedaan hebben.’
Die rivaliteit past in een klassieke Vlaamse traditie waarvoor ik graag de term ‘dorpsnationalisme’ zou willen introduceren. In Dendermonde – maar eigenlijk in ongeveer elke Vlaamse provinciestad en elk Vlaams dorp – bestaat de stellige overtuiging dat er onoverbrugbare culturele verschillen bestaan met de inwoners van de dichtstbijzijnde dorpen, gehuchten of (deel)gemeenten, en dat de gemeentefusies van de jaren zeventig een gapende wonde hebben veroorzaakt in het kostbare weefsel van voorstedelijk Vlaanderen. Uiteraard hielden die fusies vanuit bestuurlijk oogpunt steek. En toch is het verwonderlijk hoe hardnekkig het gevoel blijft leven dat deelgemeenten als Oudegem ( Aägem) of Baasrode ( Bostroë) er eigenlijk niet helemaal bij horen. Om van Grembergen (‘ die van over ’t water!‘) maar te zwijgen.
‘Het is grappig hoezeer dat gevoel nog altijd leeft’, beaamt Van Malder. ‘In de Rosse Buurten werken we ook met groepen uit Baasrode, en je merkt toch een soort spanning. “Sorry dat we hier zijn”, kregen we dan te horen. Dat wordt half lachend gezegd, maar het is ook een beetje gemeend. (grinnikt) Je merkt aan bepaalde voorstellen ook dat ze in Baasrode met net iets meer afstand naar de ommegang kijken.’
Ook Piet Buyse, die in Dendermondse termen ‘ van ’t stad‘ is, bevestigt dat die gevoeligheden bestaan. ‘Aanvankelijk had ik het daar een beetje moeilijk mee’, geeft hij toe. ‘Maar tegelijk snap ik dat mensen op zoek zijn naar houvast en roots. Als ze die vinden in de warme gemeenschap rond de kerktoren, vind ik dat eigenlijk prima. Ik zeg in Baasrode altijd dat ik via mijn grootmoeder Bostroës bloed heb. Dat praat toch altijd gemakkelijker.’ Bovendien heeft Buyse geleerd om de bekommernissen ernstig te nemen. ‘We hebben de Baasrodenaren bijvoorbeeld laten meebeslissen hoe we het centrale plein opnieuw moesten aanleggen. Dat heeft wonderen gedaan voor het verenigingsleven.’
Of ik het Peirt al eens op de Grote Markt heb zien binnenkomen, wil Femke Baert weten. Ze kijkt me, gehuld in een paardenonesie, doordringend aan, terwijl ze in haar linkerhand een halflege fles Ricard walst. De klok sluipt richting zeven uur ’s avonds: nog veertien uur voor de kassa’s opengaan. ‘Dat gaat dus als volgt’, doceert Baert. ‘Ge hoort eerst het muziekske, en dan weet iedereen dat Het eraankomt. Dan zie je eerst die pluimkes op hun helmen verschijnen. Dan ziet ge de flosjkes. Dan de schildjes. En ten zieje ’t Peirt.’ Haar vriendinnen houden de adem in. ‘Probeer dan maar eens niet te bleiten. ‘
De onwaarschijnlijke emotionaliteit die met de intrede van het Ros Beiaard gepaard gaat, werd vereeuwigd in 1990. Toen werd de Ros Beiaardstoet voor het eerst integraal uitgezonden op de toenmalige BRT, met commentaar van Louis De Lentdecker. Drie uur lang kruidde hij de eindeloze reeks praalwagens, liederen en fanfares met spitse anekdotes. De Lentdecker was op dat moment Vlaanderens beruchtste gerechtsjournalist. Een conservatieve scherpslijper die zich hartstochtelijk afzette tegen zotternijen als feminisme en holebirechten, die met homerische vergelijkingen en bombast de ondoorgrondelijke wegen van het Belgische gerecht beschreef. Die Louis De Lentdecker jankte als een klein kind toen het Ros Beiaard onder luid gejuich de Grote Markt betrad. ‘Het paard is daar’ was het enige wat hij kon uitbrengen.
De Lentdecker is, voor een goed begrip, de norm in Dendermonde. Kort door de bocht kun je Dendermondenaren onderbrengen in twee categorieën: zij die toegeven dat ze huilen als het Ros Beiaard de Grote Markt betreedt, en zij die niet toegeven dat ze huilen als het Ros Beiaard de Grote Markt betreedt.
‘Die emotionaliteit is van alle tijden’, zegt Bombay. ‘Een niet-Dendermondenaar begrijpt daar geen snars van.’ Een belangrijke verklaring is dat de optocht natuurlijk een zeldzaam gegeven is. ‘Tot voor 1975 ging de stoet alleen uit bij grote gelegenheden’, legt Bombay uit. ‘Je wist dus nooit wanneer je het Paard nog eens zou zien.’ Ook bij de huidige regeling, waarbij de stoet eens in de tien jaar uitgaat, speelt dat ongetwijfeld mee. ‘Ga eens na wat er in tien jaar kan gebeuren’, zegt Buyse. ‘Tien jaar geleden leefde mijn moeder nog, en tegelijk ben ik ondertussen vier keer grootvader geworden. Onbewust denk je daar toch aan. Zeker bij oudere mensen speelt mee dat het misschien de laatste keer is dat ze dat Paard zullen zien. In juli 1914 ging het Paard nog uit, en nauwelijks twee maanden later werd Dendermonde bijna volledig in puin gelegd tijdens de Eerste Wereldoorlog. Het Ros Beiaard confronteert ons met onze eigen vergankelijkheid.’
Het Paard heeft zich opgeofferd om Dendermonde te redden. Die dankbaarheid, die overgave, die ontroering, het gevoel dat dit “alleen van ons is”: daarom huilen wij dus.
Ook comédienne Veerle Malschaert geeft onmiddellijk toe dat ze het bij een Ros Beiaardommegang onmogelijk droog houdt. ‘Ik moet maar aan ons Peirt denken of ik krijg tranen in mijn ogen.’ Malschaert groeide op op ’t Keur, een Dendermondse volkswijk waar, volgens de Dendermondenaars van ’t stad, ‘alleen crapuul woonde’. Ze ging er naar het toen nog oerkatholieke Sint-Vincentiusinstituut, waar piëteit, zelfbeheersing en volgzaamheid werden gepredikt. ‘Een fantastische school om comédienne te worden’, grinnikt Malschaert. ‘Hoe vaak hebben mijn leerkrachten niet tegen mijn ouders gezegd: Veerle moet dringend euren tetter ne kiër lijeren aagen. Grappig genoeg verdien ik daar nu dus mijn geld mee.’
Malschaert vergelijkt het Ros Beiaard met de manier waarop diepgelovigen Jezus Christus aanbidden. ‘Want ook het Ros Beiaard offert zich op om vrede te stichten. Het gaat strijdend ten onder, tegenover een overmacht. En toch danst het tien minuten na die laatste scène door de straten van Dendermonde. Het is een verrijzenis die ons allemaal raakt. Het Paard heeft zich opgeofferd om Dendermonde te redden. Die dankbaarheid, die overgave, die ontroering, het gevoel dat dit “alleen van ons is”: daarom huilen wij dus.’
Rond drie uur ’s nachts geeft de Grote Markt een aanblik die het midden houdt tussen een vluchtelingenkamp en een festivalweide na een doortocht van De Kreuners. Al hebben festivals en vluchtelingenkampen doorgaans geen groot scherm waarop documentaires worden geprojecteerd over de lokale folklore.
Het enthousiasme lijkt ondertussen behoorlijk getemperd. Het is graalek kaad: de temperatuur duikt net onder nul, en het is nog een kleine zes uur tot het begin van de ticketverkoop. De aanvankelijke geestdrift van de avond is gaan liggen. Her en der liggen wachtenden ingeduffeld in dekens, plastic en dubbele slaapzakken. Enkelingen sloffen rond om weer op temperatuur te komen, terwijl een honderdtal diehards verbeten probeert de sfeer erin te houden.
Klappertandend bedenk ik dat dit haastig in elkaar geïmproviseerde kampement de volmaakte metafoor voor Dendermonde is: een groep mensen die elkaar al veel te lang kennen en die er niet in slagen elkaar te ontlopen. Een trouwfeest waar iedereen tegen één uur ’s nachts al met elkaar geslowd heeft. Een plek waar nooit iets verandert, waar niemand ooit uit de band springt, waar alles hoort te blijven zoals het ooit was. Een warm bad waar je een kwartier te lang in bent blijven zitten. Een ex-lief waarmee je nog eens afspreekt, maar waarmee je beter niet opnieuw aan de rol kunt gaan. Een verre tante die je op elk familiefeest dezelfde anekdote vertelt. En ik vraag me plots af wat ik hier sta te doen, terwijl ik in mijn blocnote knijp en het marktplein overschouw.
Het is al ruim voorbij drieën wanneer enkele trompetstoten nogmaals het begin van het Ros Beiaardlied aankondigen. Door de koude lucht klinkt het Lied scherper dan ooit tevoren. En ook ik merk dat het mijn journalistieke neutraliteit overboord kiepert, dat mijn handen op elkaar gaan en ik, als was het door de snijdende noordoostenwind, een traan wegpink.
Het Ros Beiaard voor beginners h2>
p>
De legende die in de tienjaarlijkse stoet wordt uitgebeeld, is een soort Dendermondse mix van verhalen die stammen uit de middeleeuwse Franse ridderepiek. De stoet vertelt hoe Aymon, de heer van Dendermonde, trouwt met de zus van Karel de Grote en vier zonen krijgt: Adelaert, Ritsaert, Writsaert en Reinout. Reinout is zodanig kloek dat geen paard hem kan dragen. Ten einde raad brengt zijn vader hem naar het ontembaar geachte Ros Beiaard, dat Reinout finaal het zijne zal maken. p>
Dendermonde komt in conflict met Karel de Grote wanneer Reinout na een schaakspel diens zoon onthoofdt. Finaal toont Karel zich bereid om vrede te stichten, op voorwaarde dat het Ros Beiaard verdronken wordt. Twee keer wordt het ros tevergeefs in de monding van Dender en Schelde geworpen. Pas wanneer Reinout gedwongen wordt zich te verwijderen en het Ros zijn meester niet meer ziet, geeft het de strijd op en verdrinkt het. p>
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier