Rik Torfs: ‘Ook slachtoffers kunnen misbruik maken van hun positie’
De tijd heelt alle wonden? Soms is het andersom. De tijd rijt oude wonden open. Kerkjurist Rik Torfs schrijft voortaan op regelmatige basis een essay voor Knack. In zijn eerste bijdrage vraagt hij zich af hoe we moeten omgaan met het leed dat koloniale uitbuiting, oorlogsgeweld en seksueel misbruik generaties later nog kunnen veroorzaken.
In de jaren zestig van vorige eeuw vertelden mijn onderwijzers over de oorlog. Over twee wereldoorlogen vooral, de eerste en de tweede. Wij wonnen ze allebei. Telkens weer tegen de Duitsers. Die hadden ongelijk. Zij vielen ons aan. Dus moesten we ons verdedigen. De verhalen werden verteld rond 11 november. Wapenstilstand, het einde van de Eerste Wereldoorlog. Veelal regende het, herfsten waren donker in die tijd. We zagen de modderige loopgraven zo voor ons, terwijl door de raamkozijnen met enkele beglazing de wind zachtjes huilde. Ik wilde de kilte ontlopen, naar huis.
Wat mij pas later opviel, is wat niet werd verteld. De verhalen gingen over veldslagen en krijgsverrichtingen. Over dapperheid ook. De Holocaust bleef weliswaar niet onvermeld, maar wij vernamen er weinig details over. De toon was zakelijk, nauwelijks emoties te bespeuren. Tenzij je stilte als ultieme emotie ziet.
Pas later groeide de publieke belangstelling voor de Holocaust, werden wreedheid en ontmenselijking scherper in beeld gebracht. Hoe komt dat? Onmiddellijk na de oorlog waren mensen blij dat hij voorbij was. Processen vonden plaats, terechtstellingen. Maar algauw ging alle aandacht naar de wederopbouw. De vlucht vooruit. Begrijpelijk. Het duurde even vooraleer stervelingen de kracht vonden om alle emoties bij zich toe te laten. De Franse Loi Gayssot, die het ontkennen van de Holocaust strafbaar stelde, kwam er pas in 1990. Ook boeken van overlevenden sloegen niet onmiddellijk aan. Primo Levi schreef het aangrijpende Se questo è un uomo in 1947, maar pas in 1958, toen een grotere uitgever het boek weer uitbracht, verwierf het ruime bekendheid. De pijn van de Holocaust groeide naarmate de tijd verstreek. De tijd heelt alle wonden? Soms is het andersom. De tijd rijt oude wonden open.
Neem nu de rooms-katholieke kerk in Vlaanderen of het zuiden van Nederland. Haar macht was groot. Op sommige plekken bleek het onmogelijk de strijd tegen haar aan te binden. In de roman De verlossing uit 1915 beschrijft Willem Elsschot hoe winkelier Leopold Van Domburg, vrijdenker in een katholiek Kempens dorp, ten onder gaat aan een conflict met de kerk en de dorpspastoor. Iedereen zweeg. Vandaag, nu de kerk niet langer macht heeft, krijgt ze meer kritiek dan ooit.
Uitgestelde emoties: ze vielen mij heel sterk op naar aanleiding van de pedofilieschandalen die in het begin van dit decennium de kerk teisterden. Mensen voelen zich in hun intellectuele ontwikkeling geremd, gefnuikt door de grote macht en invloed die de kerk decennia- of eeuwenlang uitoefende. Daarbij springen de kwetsuren in het oog van wie zelf niet langer onder een drukkende kerkelijke opvoeding te lijden hadden, twintigers of dertigers bijvoorbeeld. Zij torsen het leed van een vorige generatie, leed waarvan de weerslag ook in hun eigen opvoeding doorsijpelde.
Hun gevoel kan worden vergeleken met dat van hedendaagse feministen. Zeker, elke vorm van discriminatie tussen mannen en vrouwen is niet verdwenen. Toch bestrijden sommige vrouwen, doorheen het discours dat zij vandaag hanteren, vooral het leed waarvan hun moeders en grootmoeders het slachtoffer werden en waartegen die toen niet konden protesteren. Kwetsuren vloeien voort uit uitgesteld leed. De verontwaardiging over voorgoed gemiste kansen van een verdwenen generatie.
De discussie over uitgesteld leed werd ondertussen courant. Begin augustus van dit jaar bracht de Poolse regering de kwestie van mogelijke herstelbetalingen door Duitsland weer aan de orde. De sterke man van de regeringspartij, Jaroslaw Kaczynski, wil grote sommen geld en vindt dat Duitsland weigert de verantwoordelijkheid voor de Tweede Wereldoorlog op zich te nemen. Een woordvoerder van kanselier Angela Merkel reageerde meteen negatief. Duitsland heeft al betaald, vond hij, zowel politiek, moreel als financieel.
Geld heeft een moreel lagere status dan leed. Het kan er niet tegenop
Misschien. Maar wanneer is het genoeg? Wanneer is de rekening vereffend? Uitgesteld leed betekent ook dat de omvang van de pijn niet meteen zichtbaar is, dat hij zich pas later, misschien veel later, openbaart. Je kunt te vroeg betalen, het dossier sluiten vooraleer alle schade is opgemeten. Tegelijk denk ik dat het soms te laat is. Julius Caesar hakte Ambiorix in 53 voor Christus in de pan. Tot de negentiende eeuw werd dit feit nagenoeg vergeten. Bij de onafhankelijkheid van België in 1830 groeide Ambiorix plotseling uit tot een nationale held. Toch dacht niemand eraan om Italië, het land waarin Rome vandaag is gelegen, om een compensatie voor het eertijds aangedane leed te vragen. Gaat het trouwens wel om leed, of enkel om nationale trots? Misschien is nationale trots een gevolg van eerder toegebracht leed, een compensatie voor een vaag gemis.
Hoe omgaan met uitgesteld leed? Fair, evenwichtig, met respect voor ieders gevoelens. Maar wat betekent dat precies? Ziedaar een van de moeilijkste vraagstukken van onze tijd. Mogen we vrouwen een compensatie bieden voor het leed van hun grootmoeders? Hoe gaan we om met de naweeën van het kolonialisme? Voor welk oorlogsleed betalen we, voor welk niet? Niet eenvoudig. In de discussie spelen drie elementen een grote rol.
Het eerste is een voor redelijke mensen harde vaststelling: er is geen redelijke oplossing mogelijk. Je kunt niet aan de hand van leeftijdstabellen en lijsten met letsels tot een waterdichte oplossing komen. Leed, zeker existentieel leed, kan niet in een geldbedrag worden omgezet. Eigenlijk is het nooit genoeg. Geld heeft een moreel lagere status dan leed. Het kan er niet tegenop. Of je nu hoge schadevergoedingen (inclusief advocatenkosten) betaalt zoals in de Verenigde Staten of lage, zoals wel vaker op het Europese continent: geen enkele oplossing is ‘redelijk’. Wanneer het er in het leven werkelijk toe doet, schiet de rede te kort. Zulks betekent niet dat we ruimte moeten scheppen voor onredelijkheid, maar wel dat er facetten van het leven zijn waarover de rede geen controle heeft. Die gedachte staat haaks op onze tijdgeest, waarin we ons verwoed aan diezelfde rede vastklampen om ons staande te houden en discussies in ons voordeel te beslechten. De rede: een reddingsboei in onzekere omstandigheden. De stoïcijnen vertrouwden op haar, sceptici zoals Montaigne wisten haar kwetsbaar. Ik denk dat Montaigne gelijk had. Vragen over uitgesteld leed vinden geen volstrekt redelijk antwoord. Ook financiële compensaties voor het land dat Ambiorix werd ontnomen, zijn niet intrinsiek onzinnig. Het volstaat dat een aanzienlijk aantal mensen erom vraagt, en de claim wordt plausibel. Er is geen logische grens die dat verhindert. Gezond verstand dan? Niemand zal van zichzelf beweren dat het hem daaraan ontbreekt. Ook hier is een oplossing onmogelijk.
Meer zelfs, wanneer openlijk om compensatie van uitgesteld leed wordt gevraagd, is het te laat om een redelijke oplossing te zoeken. Duitsland zal het altijd moeilijk krijgen wanneer het aanvoert dat het ‘moreel’ genoeg heeft betaald voor de misdaden van het naziregime, indien een ander land het tegenovergestelde vindt. Anders uitgedrukt: uitgesteld leed als concept toont de grenzen van de rede. We geloven te veel in haar als enige remedie tegen de leugens en onzin van onze tijd.
Wie vergiffenis schenkt, wordt steeds vaker als zwak beschouwd
Trouwens, hoe diep is ons eigen geloof in de rede? Compensatie voor uitgesteld leed krijgt vaak spontaan een plaats in het handelen van strategisch onderlegde tijdgenoten. Ze weten dat ze hun eigen positie kunnen versterken door uitgesteld leed ter harte te nemen. Ik maakte het recent mee bij een bezoek aan een buitenlands bisschop, die in een nederig verleden mijn collega-kerkjurist was. Hij had net een woordvoerder aangesteld, een man van veertig. ‘Ik heb mij te pletter gezocht naar een vrouw’, zei hij. ‘Ik ben niet onnozel. Ik vond er geen en heb dan maar voor de beste kandidaat gekozen.’ De theorie van het uitgesteld leed past naadloos in zijn strategisch denkkader. Natuurlijk is het slim om in de kerk, waarin vrouwen lange tijd niet echt meetelden en zeer ten onrechte nog altijd geen priester kunnen worden, alle functies die ze wel kunnen bekleden aan vrouwen toe te wijzen, als het moet ten koste van mannen die competenter zijn. Waarbij je dat laatste natuurlijk met klem ontkent, ook dat is strategie.
Welke compensaties kunnen bij uitgesteld leed soelaas brengen? Ziedaar het tweede belangrijke element in de discussie. Mijn aanvoelen is dat een bevredigend antwoord steeds moeilijker wordt.
Even terug naar het jaar 2000. Toenmalig premier Guy Verhofstadt neemt het woord in Kigali, Rwanda: ‘In naam van mijn land buig ik het hoofd voor de slachtoffers van de volkerenmoord in 1994. In naam van mijn land, in naam van mijn volk, vraag ik u om vergeving.’ Het lijkt een biecht. Verhofstadt toont berouw en vraagt vergiffenis. In de katholieke traditie is berouw een voorwaarde voor vergiffenis. Vergiffenis ontslaat de dader niet van de plicht de toegebrachte schade te herstellen. Helaas valt ze soms niet te herstellen. De dood is onherroepelijk.
Tegelijk heeft vergiffenis altijd iets asymmetrisch. De ene vergeeft, de andere krijgt vergiffenis. De balans is niet in evenwicht. Dat wie vergeeft zich net zo goed bevrijd kan voelen als wie vergiffenis krijgt, doet van het gratuite karakter van vergiffenis niets af. Zij doorbreekt de spiraal van geweld, er is geen plaats voor vergelding.
Verhofstadt hanteerde een christelijke techniek, als vrijzinnig liberaal uiteraard niet vanuit een christelijk-religieuze, maar vanuit een culturele overtuiging. Ook als de rivier die religie heet uitdroogt, blijft de bedding waarin ze vloeide nog een tijdlang bestaan.
Vergiffenis heeft groot praktisch nut. Als er vergelding aan te pas komt, wordt het lastiger. Immers, wie precies verdient compensatie voor uitgesteld leed? Mensen van dezelfde familie, hetzelfde ras, hetzelfde geslacht, hetzelfde land als de slachtoffers? Compensatie van uitgesteld leed leidt tot een scherpe afbakening van de groep, je hoort erbij of je valt erbuiten. Nochtans is het argument dat de emotionele ontwikkeling van jongens schade opliep door de stereotiepe rollen die hun ouders moesten opnemen, verre van onzinnig.
Guy Verhofstadt deed zijn knieval in het jaar 2000. Voor 11 september 2001. De machtsverhoudingen lagen anders. Amerika was de onbetwiste wereldleider. Europa speelde, zeker economisch, een grotere rol dan vandaag. En dus was een impliciet christelijke benadering van uitgesteld leed volstrekt plausibel. De westerse wereld stond sterk genoeg om deemoedig vergiffenis te vragen en daarmee succes te oogsten. De gedachte dat de vraag om vergeving misschien niet volstond, en na de bekentenis van schuld ook boete volgt, in de vorm van financiële compensatie bijvoorbeeld, leefde veel minder.
Vergiffenis ontslaat de dader niet van de plicht de toegebrachte schade te herstellen. Helaas valt ze soms niet te herstellen. De dood is onherroepelijk
Sindsdien veranderde veel, ook bij ons. Vergiffenis is niet langer een veelgeprezen manier om de spiraal van geweld te doorbreken. Integendeel, wie vergiffenis schenkt, wordt steeds vaker als zwak beschouwd. Hij of zij vergeet zijn of haar rechten op te eisen. Oog om oog, tand om tand is de nieuwe mantra. Een minder genereuze en meer contractuele levensvisie kenmerkt onze tijd. Die evolutie sluit aan bij de globalisering: mensen voelen niet genoeg onderlinge verbondenheid om tegenover de hele wereld grootmoedig te zijn. Tegelijk past de nieuwe trend bij de sfeer hier te lande: ze is harder, grimmiger, strenger. Wie een fout maakt, mag zijn straf niet ontlopen. Het leed dat daarmee gepaard gaat, wordt zorgvuldig afgewogen tegenover de pijn die uit de begane misstap voortvloeide.
Uitgesteld leed leidt in die context tot moeilijke discussies. Ze kunnen, juist wegens de aangevoelde pijn, niet meer met louter rationele argumenten worden gevoerd. Dat viel mij op toen in Leuven, op 19 april van dit jaar, Ananya Roy de Multatulilezing gaf. Ze werd geboren in Calcutta en doceert nu in Berkeley. Door het opheffen van tegenstellingen tussen arm en rijk, blank en zwart, man en vrouw streeft ze naar kleinschalige economische projecten en de democratisering van het kapitaal. Opvallend hoe vaak ze het containerwoord ‘kolonialisme’ in de mond nam, het verantwoordelijk achtte voor ongelijkheid en allerlei blijvende maatschappelijke ontsporingen. Op die manier sloop het uitgesteld leed haar discours binnen. Het maakte het betoog niet meteen irrationeel. Integendeel, het gaf haar logische, maar niet bijzonder complexe economische opvattingen een moreel aureool. De vraag is dan niet enkel wie een theorie zoals de hare kan, maar ook durft te ontkrachten.
Guy Verhofstadt verdeelde zelf de kaarten toen hij zich in Kigali verontschuldigde. Hij formuleerde de excuses van de sterke, en oogstte lof voor zijn nederigheid, overigens een ongemakkelijke gedachte. Ananya Roy draaide de zaken om: de democratisering van het kapitaal is een maatschappelijk alternatief dat aan legitimiteit wint door uitgesteld leed in de redenering te betrekken. Verhofstadt kiest voor vergiffenis, Roy voor daadwerkelijke genoegdoening.
Zo kom ik tot het derde en laatste element dat bij de discussie een rol speelt: is misbruik van uitgesteld leed mogelijk? De vraag alleen al maakt sommige mensen woedend, de beste manier om elke discussie in de kiem te smoren.
Juridisch is geen enkel recht absoluut, behalve het verbod mensen te martelen. Dat aandacht en gevoeligheid voor uitgesteld leed belangrijk zijn, verhindert niet dat misbruik mogelijk blijft.
In de negentiende eeuw ontstond een soortgelijke discussie over eigendomsrecht. De Code Napoléon gaf het een bijzondere positie. Het eigendomsrecht was de hoeksteen van het rechtssysteem. Toch oordeelde het Franse Hof van Cassatie dat het niet absoluut was. Wanneer iemand op zijn grond een hoge muur optrekt, enkel en alleen om zijn buurman daglicht te ontnemen, maakt hij misbruik van het eigendomsrecht. In de negentiende eeuw was dat een spectaculaire uitspraak die bij sommigen verontwaardiging opwekte. Vandaag, in tijden van talloze regels en regeltjes, vinden we het niet-absolute karakter van het eigendomsrecht vanzelfsprekend.
Concepten als kolonialisme en seksisme zijn te generisch om ze van elke kritische bevraging vrij te stellen
Toch ligt misbruik van uitgesteld leed moeilijker. Bij de beperking van het eigendomsrecht werd de absolute macht van de sterke ingeperkt. Bij uitgesteld leed ziet het slachtoffer, de zwakke, zijn recht op compensatie gekortwiekt. Een compleet ander plaatje, vooral emotioneel.
Voor redelijke mensen is het, enigszins paradoxaal, wellicht gemakkelijker misbruik van uitgesteld leed niet in te roepen. Zo krijgt het begrip een eenduidige betekenis in een rationele context, verstoort het de suprematie van het redelijke discours het minst. Maar juist die gedachte is pervers. Ook slachtoffers kunnen misbruik maken van hun positie. Of nazaten van slachtoffers. Of hun landgenoten. Het is niet uitgesloten dat iemand het uitgestelde leed en de pijn die ermee gepaard gaat uitsluitend inroept om voordelen te verkrijgen die hem of haar in een meritocratisch systeem nooit te beurt zouden vallen. Van dat vermoeden mogen we niet uitgaan, maar het kan wel. Concepten als kolonialisme en seksisme zijn te generisch om ze van elke kritische bevraging vrij te stellen.
Kunnen we openlijk over misbruik spreken? Jazeker, al vergt het moed. Wie leed ernstig neemt, durft het in de ogen te kijken. Als het authentiek is, verdient het respect. Indien mogelijk ook compensatie, al blijft de vraag voor wie precies, wanneer de slachtoffers al lang gestorven zijn. Maar respect betekent ook dat misbruik, het zuiver instrumenteel aanwenden van uitgesteld leed, als mogelijkheid wordt onderkend. Wie daarvoor terugdeinst, vlucht voor wat leed werkelijk betekent voor de mens die lijdt. Hij maakt het onder het mom van respect ten diepste onbespreekbaar.
Een gesprek over uitgesteld leed blijft moeilijk. Het brengt een niet helemaal grijpbaar gevoel binnen in een discussie die wij graag rationeel willen houden. Uitgesteld leed wordt erkend, maar zelden diepgaand besproken. Vergiffenis vragen met geringe aandacht voor echte gevoelens of het leed erkennen zonder het mogelijke misbruik ervan onder ogen te zien, zijn twee manieren om de inhoudelijke discussie over uitgesteld leed te ontwijken. Die discussie moeten we durven te voeren, open en in vertrouwen. En vooral: concreet, met aandacht voor het detail en voor persoonlijk lijden. Abstracte beschouwingen over de Holocaust zeggen minder dan het beeld van afgeknipte haarvlechten, tastbaar herinnerend aan vrouwen die in de kampen stierven. Het echte gesprek is niet enkel redelijk, maar ook menselijk. Het verloopt zonder verontwaardiging, het argument van wie vreest ongelijk te hebben.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier