Rik Torfs debuteert als romancier: ‘Politici lezen niet veel meer, en dat is echt een probleem’
Rik Torfs schreef een roman over iemand die begint als minister en eindigt in een wegberm, maar ook over de veranderende maatschappij waarin ethiek en transcendentie plaats hebben gemaakt voor regeltjes zonder wezenlijk fundament. ‘2019 zal de geschiedenis niet ingaan als een intellectueel hoogtij.’
Een bezoeker in de literaire wereld noemt hij zichzelf, een debutant die niet goed weet wat te verwachten en nog minder wat er van hem wordt verwacht. ‘Ik draag zelfs een das’, lacht hij. ‘Dat doet toch niemand meer in dat milieu?’ Het grote gelijk is natuurlijk Torfs’ eerste boek niet. Eerder schreef hij academische werken als hoogleraar kerkelijk recht en non-fictie voor een groot publiek, maar dit is zijn eerste roman.
Het grote gelijk gaat over Walter, een man die al zijn hele leven het gevoel heeft beter te zijn dan anderen en de politiek ingaat. In het verleden heeft hij een paar bedrijfjes opgericht, uitgebouwd en verkocht. Zoals zoveel ondernemers vindt hij politici maar knoeiers en denkt hij ook op dat vlak bakens te kunnen verzetten. Vandaar dat hij minister wil worden, maar eens hij het is, blijkt dat toch iets minder spannend dan gedacht. Allerhande mensen komen zagen en klagen en Walter moet beloftes maken waarvan hij weet dat hij ze niet kan nakomen. Het cynisme treedt daardoor sneller in dan verwacht. Maar dan krijgt hij een nieuwe secretaresse, de echtgenote van een vroegere schoolmakker en rivaal. Hij haalt het in zijn hoofd dat hij diens vrouw moet veroveren om hem voor eens en altijd op zijn plaats te zetten.
U was zelf senator tussen 2010 en 2013. Is er een deel van uw ervaringen in uw boek geslopen?
RIK Torfs: Absoluut, maar autobiografisch is mijn boek niet en een sleutelroman nog veel minder. Ik word altijd een beetje misselijk als ik dat woord hoor. Ik ben er wel van overtuigd dat je de binnenkant van de politiek gezien moet hebben alvorens je er iets zinnigs over kunt vertellen. Ik sta soms versteld van wat Wetstraatjournalisten allemaal zeggen.
Op een bepaald moment zat ik in het politiek bestuur van CD&V. Wouter Beke had een persmoment voorzien en zijn mededeling was al helemaal klaar, maar tijdens de vergadering ontstond opeens vertwijfeling. Kon dit wel zo naar buiten gebracht worden? Het persmoment afzeggen kon niet meer, want de journalisten stonden al voor de deur. Dus is er uiteindelijk een waterige mededeling gedaan die door de commentatoren een ‘weldoordachte communicatie van CD&V’ werd genoemd, terwijl ze in realiteit de laatste vijf minuten per ongeluk tot stand was gekomen.
‘Ik word altijd een beetje misselijk als ik het woord ‘sleutelroman’ hoor.’
Vaak wordt er achter bepaalde toevalligheden te veel strategie gezocht. Soms is politiek als een winkel buitenstappen met een bos bloemen terwijl je misschien liever een doos pralines had gekocht.
Hoe ziet een goede politicus eruit?
Torfs: Het moet een charmeur zijn. Een echt goede politicus moet in staat zijn de mensen op zo’n manier tegen te spreken dat ze het als een streling ervaren. Hij hoeft niet te luisteren naar de mensen, want uiteindelijk doet hij toch zijn eigen zin, maar hij moet wel een authentiek gesprek met hen aangaan en de mogelijkheid openlaten dat hij van standpunt zal veranderen. Een politicus moet dus een beetje een volksvriend zijn. Daarom niet meteen een populist, maar hij moet de mensen wel graag zien en er tezelfdertijd afstand van kunnen houden. Ik denk daarbij aan de voormalige Britse premier Gordon Brown, die een bejaard vrouwtje dat hem aanklampte op straat een oude zaag noemde. Dat zeg je als politicus natuurlijk weleens, maar dan zorg je er beter voor dat er geen microfoon in de buurt is.
Is een authentiek gesprek aangaan niet iets van de laatste decennia? Ik kan me voorstellen dat politici vroeger niet zulke publieke figuren waren.
Torfs: Gaston Eyskens kon ‘Geen commentaar’ zeggen en daarmee was de kous af. Willy Claes vertelde me over ministerraden van vroeger. Paul Vanden Boeynants zat daar zijn pijp te roken, terwijl André Cools een sigaret rookte om de volksmens uit te hangen. Na zo’n ministerraad werd de deur geopend, sloeg er een walm van rook en alcoholdampen in het gezicht van de journalisten en kregen zij te horen dat er de volgende keer wel iets gezegd zou worden.
Het is vandaag niet meer mogelijk om zo ongestoord je eigen gang te gaan. Je wordt constant bekeken en je moet moed hebben om je hoofd uit te steken. De hedendaagse politicus heeft geen vrijplaats meer van drank en vrouwen. Edmond Leburton had op een bepaald moment een vijftal vrouwen tegelijk. Dat zijn dingen die vandaag minder gewaardeerd worden, om het voorzichtig te zeggen.
Waren politici vroeger niet bekwamer?
Torfs: Ik denk dat je die grootheden van vroeger niet moet overschatten. Théo Lefèvre liet zich graag opmerken met de Pensées van Blaise Pascal onder de arm. Of hij het boek las, is niet zeker, maar hij had het wel bij. Was hij daardoor een betere politicus? Ik denk het niet, misschien was hij enkel beter in het charmeren van een intellectueel publiek. Wel waar is dat veel bekwame mensen vandaag terugschrikken om in de politiek te gaan omdat je iedere dag de grond in geboord wordt en daar geen verschrikkelijk hoge verdienste tegenover staat. Tenzij je je aan corruptie waagt natuurlijk, maar ook dat is uit de mode geraakt. Als je liever op een rustige manier wat meer geld verdient, kies je niet voor de politiek.
Tekst gaat verder onder de foto.
Heeft een minister vandaag nog wel tijd om de Pensées van Pascal te lezen?
Torfs: Een minister is meer gebaat met dossierkennis. Wilfried Martens heeft louter op basis daarvan een paar discussies met Mark Eyskens gewonnen, hoewel Eyskens misschien intrinsiek briljanter was. Je moet dus in staat zijn snel een dossier te lezen, maar geldt dat niet voor iedereen met een intellectueel beroep? Daar mag het niet stoppen. Je moet als politicus meer lezen dan louter je dossiers. Van Martens is bijvoorbeeld geweten dat hij lang is blijven lezen, tot het uiteindelijk niet meer ging wegens de werkdruk. Op het moment dat je niet meer leest, moet je voortgaan op je routine en je flair, maar er is toch altijd erosie. Dat geldt voor eender welk beroep.
Heeft u veel politici zien lezen?
Torfs: Naar verluidt leest Conner Rousseau (de jonge federale fractieleider en kandidaat-voorzitter van de SP.A, nvdr.) weinig, blijkbaar een grote troef als je het tegenwoordig tot partijleider wil schoppen. Politici lezen niet veel meer, en dat is echt wel een probleem. Ik heb zelden op café gezeten met een politicus die plots verzen begon te citeren, maar ik begrijp dat ergens ook wel. Het is een job die heel veeleisend is, met een heel afwisselend tempo. Typisch voor de politiek is dat er soms weken of zelfs maanden niets beweegt, waarna in 48 uur plots alles moet gebeuren.
Waarom willen mensen dan nog politicus worden?
Torfs: Uit liefde voor de mens? Dat heeft iedere politicus, ook de wat meer schofterige. Uit enige machtshonger? Ongetwijfeld ook. Het is een mix, denk ik. Iemand die zegt dat hij verontwaardigd is door het onrecht in de wereld en daarom de politiek ingaat, is dus geen leugenaar, maar vertelt slechts gedeeltelijk de waarheid. Het zou mooi zijn als de politicus ook het minder mooie aspect dat hem drijft zou opbiechten. Misschien is dat wel een van de redenen voor het succes van Trump, dat hij zijn mindere kanten niet verbergt. Dat deed Obama wel. Misschien keuren de mensen Trumps onhebbelijkheden af, maar verkiezen ze die boven een keurigheid waarvan je niet weet wat erachter schuilt.
Waarom bent u eigenlijk op de lijst gaan staan?
Torfs: Pure machtswellust. (lacht luid) Het is alleszins mijn stijl niet om de wereld te veranderen. Ik gaf al lang commentaar op van alles en nog wat. Eens kijken of ik ook zelf iets kan doen, dacht ik. Ik was van mening dat de klassieke, knellende partijstructuren op hun retour waren. Ik was daar fout in, want ook een nieuwe partij als N-VA heeft een strikte pikorde. De vraag is of het anders kan.
Ik ben zeker geen fan van burgerbewegingen waarbij uitgelote burgers eerst met twintig, de volgende keer met veertien en uiteindelijk met drie de wereld gaan verbeteren. Waar ik wel iets in zie, is meerdere verschillende tendenzen binnen een partij, zoals die bijvoorbeeld bij de Britse Tories bestonden voor Boris Johnson er aan de macht kwam. Binnen een partij moet er een gezonde mix van collectief engagement en de persoonlijke waanzin van de individuele politici zijn. Ik was altijd een vrije vogel geweest voor ik de politiek instapte. Eens binnen voelde ik een rigiditeit en verkramping waarmee ik in feite moeilijk overweg kon.
Het idee van voortschrijdend inzicht getuigt van een ongelooflijke kleingeestigheid.
Walter moet aftreden nadat hij is beschuldigd van seksueel grensoverschrijdend gedrag. Het doet er in feite niet toe of hij schuldig is want de pers heeft zijn proces al gemaakt, niet?
Torfs: Hoe schuldig hij is, laat ik in het midden, maar hij heeft inderdaad geen kans. Van mij mogen de kranten blijven verschijnen, zelfs Knack. (lacht) De pers doet haar werk en is daarbij niet beter of slechter dan iemand anders. Kranten voelen zich vandaag vaak de waakhond van de democratie en de moraal. Ik erger me aan de moraliserende ondertoon van artikels, maar dat is wellicht eigen aan onze tijd. Problematisch is dat er een grote discrepantie bestaat tussen de snelheid van de pers en de traagheid van het gerechtelijk apparaat. Wat gebeurt er? Iemand wordt van iets beschuldigd. Dat staat in grote letters in de krant. Twee jaar later volgt er een juridische uitspraak en die krijgt ergens een blokje in een hoekje. Het echte tribunaal wordt vandaag gevormd door de media en als individu kun je het gevecht daartegen niet winnen.
Was dat vroeger anders?
Torfs: Ik denk het, maar het was dubbel. Je had meer fatsoen, maar de machthebbers waren ook meer onaantastbaar. Door die onaantastbaarheid waren ze safe. Wat later, toen de libertijnse zeden hun intrede hadden gedaan, waren ze ook weer safe omdat opeens heel veel mogelijk was. Nu hebben we minder respect voor de macht – en daar kan ik me in vinden – en is er een soort moralistisch neopuritanisme ontstaan. Die combinatie maakt het ongelooflijk moeilijk. Ik verwijs in Het grote gelijk naar een boek van Walter Siti waarin een pedofiele priester benaderd wordt door een jongen die vraagt: ‘Tu veux toucher mon zizi?’ Op de Italiaanse ambassade in Brussel ben ik met Siti in discussie gegaan over die roman en ik merkte dat het publiek niet meer openstaat voor de mogelijkheid dat pedofilie van het slachtoffer uitgaat. Dat kan niet meer gezegd worden.
Is onze felbevochten vrijheid vandaag aan het verdwijnen?
Torfs: Het merendeel van de mensen gelooft dat de geschiedenis lineair is, dat we steeds vooruitgaan. Ik geloof eerder in cyclische bewegingen. Het idee van voortschrijdend inzicht vind ik getuigen van een ongelooflijke kleingeestigheid. We zien bepaalde dingen beter in dan andere, maar ondertussen komen er nieuwe blinde vlekken bij. Ik zie alleen maar een groot gebrek aan zelfkritiek tegenover de tijdgeest en kan me echt niet voorstellen dat men over dertig jaar zal zeggen dat 2019 een hoogtepunt van menselijke en intellectuele emancipatie was. De emancipatie van de vrouw is een goede zaak, net zoals het idee dat machthebbers zich moeten verantwoorden.
Maar ik zie ook achteruitgang. Dat de persoonlijke gewetensbeslissing vervangen wordt door juridische procedures vind ik een achteruitgang. Echte ethiek wordt vervangen door deontologische regels. Sommige dingen gaan dus vooruit en andere achteruit.
‘Probeer vandaag maar eens een schrijver te vinden die openlijk zegt dat hij religieus is. Die zijn er niet meer.’
Vloeit onze noodzaak aan deontologische regels niet voort uit het verdwijnen van religie als ethische basis?
Torfs: Niet alleen religie is uit onze wereld verdwenen, ook de humor krijgt het steeds lastiger. Beide staan ons toe om een stap achteruit te zetten en werken verbredend. Ik heb het al vaak meegemaakt dat twee mensen op een vergadering tegen elkaar beginnen in te gaan en zich in toenemende mate ingraven. Op een bepaald moment kunnen ze niet meer terug zonder gezichtsverlies te lijden. Dan is er maar één uitweg: humor. De voorzitter moet die twee dan met humor uit hun tent lokken zodat ze de relativiteit van hun standpunt gaan inzien. Hetzelfde geldt voor religie. Aandacht voor het transcendente helpt je te beseffen dat je op aarde een voorbijganger bent. Dat kan bevrijdend werken. Humor en religie creëren een soort mildheid, zowel voor anderen als voor onszelf.
Hebben we ons dan ten onrechte bevrijd van de pastoors?
Torfs: Dat gevoel van bevrijding blijkt inderdaad te bestaan, al kom ik persoonlijk uit een tijd dat dat er niet meer was. Mijn ouders hadden allebei aan de universiteit gestudeerd. Zij dachten het hunne over de kerk. Dat instituut heb ik trouwens nooit honderd procent au sérieux genomen. Vandaar wellicht dat ik als kerkjurist kan overleven, want dan moet je ook de donkere zijde zien. Maar het is juist dat er onderdrukking is geweest door het instituut kerk, zoals er ook altijd onderdrukking is geweest door politieke regimes. Ik denk dat dit eerder een antropologisch gegeven is dan een religieus. Ik zou het echter jammer vinden dat door die onderdrukking het gesprek met het transcendente teloor zou gaan. Ieder mens heeft nood aan diepere gesprekken, ook mensen aan de cafétoog. Het is niet omdat we niet meer naar de kerk gaan dat die drang naar verdieping weg zou zijn, integendeel. Vlaanderen maakt vandaag geen periode door van grote intellectuele bloei en originaliteit, en dat komt onder meer doordat het gesprek met het religieuze is verstomd. Er is een pensée unique ontstaan die nogal simpel is. Probeer vandaag maar eens een schrijver te vinden die openlijk zegt dat hij religieus is. Die zijn er niet meer. Ik vind dat jammer. Maar het is slechts tijdelijk, daar ben ik van overtuigd. Ik zeg niet dat mensen religieus moeten worden, maar we zouden geëmancipeerd genoeg moeten zijn om over religie te kunnen praten zonder de frustraties van de bomma’s naar boven te brengen.
Ik zie dat niet meteen gebeuren.
Torfs: Maar wat zien wij wél gebeuren? Wat zien wij aankomen? Erg weinig, denk ik. Opeens is het er. Zo is het geloof ook verdwenen. Niemand heeft ooit verordend dat mensen niet meer naar de mis moesten gaan. Niemand verwachtte dat het zou gebeuren, maar opeens was het wel zo. Zo is er vandaag ook heel wat ondergronds aan het broeden. ‘Op een bepaald moment leek het alsof de dinosaurussen de aarde voor eeuwig zouden regeren’, zei de Amerikaanse theoloog Harvey Cox ooit, ‘maar kijk, niet veel later waren ze verdwenen en namen onooglijk kleine wezens het roer over.’ Zo zal het ook met onze ideeënwereld gaan, denk ik. Vernieuwing komt altijd vanuit de marge.
Rik Torfs p>
1956 – geboren in Turnhout p>
1996 – Wordt gewoon hoogleraar aan de KU Leuven, waar hij eerder rechten, notariaat en kerkelijk recht studeerde. p>
2007 tot 2009 – presentator van Nooitgedacht op Canvas, waarin hij diepgaande gesprekken aanging met politici, kunstenaars en schrijvers p>
2010 tot 2013 – senator voor CD&V p>
2013 tot 2017 – rector van de KU Leuven p>
Columnist voor Het Laatste Nieuws en Trouw, en vroeger ook voor Le Soir en De Standaard p>
Bekendste boeken: Wie gaat er dan de wereld redden? (2009) en Kardinale deugden (2018) p>
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier