Celia Groothedde
‘Ridder of prinses? De wereld is kleurrijk, maar onze speelgoedwinkels blijven koppig binair’
‘Zal de huidige generatie fundamenteel anders opgroeien in die overvloed aan single huishoudens die over gender en geslacht heen ouderen?’ schrijft Celia Ledoux na een bezoek aan de speelgoedwinkel op de dag voor Sinterklaas.
Het VRT-programma Pano had een klas kinderen gevraagd om mensen op te delen in beroepen. Daar raad je het resultaat. De langharige vrouw werd ballerina, de oudere kuisvrouw, terwijl de werkelijke kuisman als vrachtwagenbestuurder werd getypecast en de danser als brandweerman.
Intussen wilde de achtjarige Pup thuis voor Sinterklaas een XXL-Playmobil-vechtprinsesje – ze mag geen ‘Game of Thrones’ kijken, maar alleen al het beeld van Arya Stark doet haar wegdromen. Op de een of andere manier dwongen die twee feiten me onherroepelijk naar de Cora, waar ik de dag voor Sinterklaas met een hersenschudding en barstende hoofdpijn op de speelgoedafdeling stond, een XXL-Playmobilmodel in elke hand. Links: de ridder, op elk verpakkingsvlak een stel witte spelende jongetjes met kapsels, kleren en achtergrond van het gemiddelde advocatengezin. Rechts: de Playmobil-prinses in een roze dat op Bubbliciouskauwgom geïnspireerd was. Andere opties waren er niet. Door de hersenschuddingshoofdpijn klopte een idee in mijn hoofd dat neerkwam op: we weten allemaal allang dat de werkelijkheid technicolor is, maar de speelgoedwinkel blijft koppig binair en zo retro als de fifties.
‘Ridder of prinses? De wereld is kleurrijk, maar onze speelgoedwinkels blijven koppig binair’
Ik dacht in de Sinterklaasweek veel na. Mijn eigen moeder was geen moederlijk type. Ik geloof dat ze liever een soort stoere zus dan mijn moeder was geweest en de tederheid die ik had gewild, miste ik vaak. Wellicht miste ze ze zelf ook; haar jeugd was niet eenvoudig en als eenentwintigjarige single vrouw zwanger van me worden in een grote familie en een klein dorp, was haar duur komen te staan.
Mijn moeder gaf daarmee een flinke erfenis door, maar over de jaren heen begreep ik dat ze me een ander gewicht had bespaard. Andere vrouwen die een vrij vanzelfsprekende jeugd hadden, zag ik gewicht torsen. Bijna allemaal, besefte ik terugdenkend, waren ze lang teruggedeinsd voor taken of spelletjes die ‘voor jongens waren’. Ze crossten niet met hun fiets, ze speelden obligaat met poppen, ze leken zelfs op bepaalde manieren te zitten, spreken en voelen. Later hadden ze er vaak moeite mee om genot te mogen voelen. Ik las heelder feministische traktaten over bevrijding op dat vlak. En hoewel ik daarin een zweempje herkende, was het me toch vooral vreemd.
Mijn moeder was in al haar onmoederlijkheid wel uitgesproken feministe. Misschien niet in het woord, maar in de daad zeker. Onder haar twaalf stielen zaten onder andere verzekeringsagent en grafisch vormgever – toen nog exclusief mannelijke beroepen – en uiteindelijk settelde ze professioneel als allereerste vrouwelijk chauffeur van het parlement, daarmee ook eerste vrouw die het diploma van taxichauffeur haalde in Brussel.
Soms trekt de gelijkenis aan, soms het verschil.
In andere gezinnen werden rollen als vanzelf verdeeld. Mannen deden het één, vrouwen het ander, en kinderen volgden dat patroon vanzelfsprekend. Van seksisme was daar niet noodzakelijk sprake. Ik heb zelfs de indruk dat die verdeling de liefde soms aanscherpte. Soms trekt de gelijkenis aan, soms het verschil. Voor mij was het heerlijk. Ik warmde me in de moederlijkheid die andere mama’s boden als een kuiken onder een lamp van vanzelfsprekende liefde.
Ik moet toegeven dat mij andere vanzelfsprekendheid werd geboden. Mijn moeder ging ervan uit dat ik alles kon, alles mocht. Of liever: dat was niet eens een issue. Ik durfde en deed dingen die mij niet als gedurfd overkwamen. Ik was me niet bewust van een gendergrens. Ik begreep simpelweg niet waarom of op welk punt precies meisjes en vrouwen van mijn leeftijd terugdeinsden. De muur die er voor hen stond, was bij mij nauwelijks opgeworpen. Natuurlijk wilde ik voorzitter worden en meedoen aan wedstrijden. Natuurlijk wilde ik me kandidaat stellen en falen – ook al was ik een verlegen wezen met examenvrees. Natuurlijk liet ik David achter in het stof terwijl ik ervandoor fietste. Wij fietsten immers vaak samen, en hij had me zelf gevraagd om samen te gaan racen? ’s Avonds vroeg ik me af waarom hij achterbleef, waarom mijn moeder aan de deur zo’n brede glimlach had en hij zo atypisch achterbleef en daarna mokte. Het was ook de veertiende februari. Tiens. Speciaal.
Ik had geen andere keuze dan dit als idee op te pikken: dat een vrouw elke taak kon.
Zonder man aan de horizon, waren alle taken in ons gezin unisex. Als ik later verhuisde, merkte altijd wel een mannelijke vriend op dat ik sterk was, en elke keer herinnerde ik me hoe ik als achtjarige mijn moeder hielp de nieuwe wasmachine of alweer een impulsgekochte zetel naar onze tweede verdieping te slepen. Hoe ik mijn ruggengraat voelde, en bang was dat ik niet meer zou groeien door het gewicht. We versleepten kasten wanneer ze alweer de meubels herschikte in het overvolle appartement. Niemand had me ooit verteld dat ik dingen niet zou kunnen tillen. Alleen boodschappen en tassen vallen me nog zwaar.
Als apparatuur verstek gaf, probeerde mijn moeder altijd eerst zelf te repareren. Met pincetten, scharen, keukenmessen en veel gevloek vees ze de boel uit mekaar. Ze had er geen kaas van gegeten, maar loodgieters waren duur. Ik had geen andere keuze dan dit als idee op te pikken: dat een vrouw elke taak kon. Een paar taken werden geoutsourced naar mijn grootvader of vele ooms: boren, mechanica, electra, akkers omspitten. Nog steeds zie ik die als mannenwerk.
Amazones en vrouwelijke avonturiers
Natuurlijk kreeg ik dezelfde gegenderde speelgoedwinkels mee, al waren we daar zelden. Dezelfde ideeën van andere mensen – maar ons gezin was behoorlijk geïsoleerd. De grens bij anderen liep allerlei richtingen op, bij ons thuis was hij bijna afwezig. Enerzijds kleedde mijn moeder me in Laura Ashley-strikken en -plooien wanneer ze maar kon en was ze een vrouw van meer tierlantijnen en gefrul dan ik ooit zal zijn, anderzijds mocht ik mijn kleren aan flarden spelen en klimmen. Ik mocht skateboarden, zo veel indianenbogen maken als ik wilde, basketbal spelen. Ik droomde van amazones en vrouwelijke avonturiers. De porno in haar nachtkastje vond ik vies maar ook intrigerend, en toen ik vorige maand hoorde dat Nancy Friday overleed, herinnerde ik me hoe normaal mijn moeder het vond dat ik als twaalfjarige haar gebundelde erotische vrouwenfantasieën las. Friday leerde haar medevrouw fantaseren. Haar baanbrekend werk werd breed gelezen. Maar toen ze vorige maand overleed kwam er nauwelijks een bericht in de pers. Bij Friday en bij mij thuis was de impliciete boodschap duidelijk: verlangen en genot behoorden vrouwen vanzelfsprekend toe. Hoe zou het anders zijn?
Religie, dat had inderdaad behoorlijk wat impact. Streng katholiek thuis, katholiek meisjesinternaat: het hakte erin. Toen ik als tiener Romeinse mythologie ontdekte, ging een wereld vol rolmodellen open buiten die huisvrouw van een Maria. De lichtheid van Demeter paste me – nog steeds voel ik me op gezette momenten door een grasveld vol bloemen stappen. De wereld van Diana voelde als de mijne. Jachtmuziekjes spelen door me heen als ik weer een doel ruik. Afrodite en Athena, er leek een vrouw te zijn voor elke stemming, elke drang.
Het feminisme zou me later mannen doen begrijpen.
Natuurlijk verwachtte mijn moeder van mij dat ik elke horde nam zoals een patriarch van een eerstgeboren zoon. Het was even versmachtend om dromen van de vorige generatie te verwezenlijken, maar ergens droeg het de sporen van bevrijding in zich. Nog voor het woord ‘gender’ gemeengoed was, probeerde mijn moeder de hele erfenis eromheen te negeren, en ze gleed daarin opmerkelijk zelden uit. Een meisje kon – moést – alles bereiken wat een man kon. Als je iets als dwingende erfenis zou krijgen, kon het evengoed het wurgjuk van de eerstgeboren zoon zijn.
Het feminisme zou me later mannen doen begrijpen. Hoe mijn moeder noodzakelijkerwijs verhardde, en mij dezelfde reflex opdrong: dat leek bijna elke man te overkomen. Ik leerde van haar, compleet tegen mijn natuur, me op cruciale momenten harder voor te doen dan ik me voel. Ik moest presteren en het waarmaken. Gevoelens, zwakte of onafhankelijkheid tonen: ze deed alsof ik niet meer bestond. Mannen lijken dit haast standaard door te maken, en de zwaarte van hun erfenis kwam me bekend voor terwijl ik ze zelf, heel traag, probeerde af te werpen om mezelf te laten reageren.
Nu ik gescheiden ben, roept mijn navelstarend geval grotere vragen bij me op. Zitten mijn scheidende kennissen en vriendinnen met zo veel meer ontreddering en met zo veel minder existentiële scheidingsvragen omdat ze de extra horde moeten nemen van ’typisch mannelijke’ taken vervullen? Zal de huidige generatie fundamenteel anders opgroeien in die overvloed aan single huishoudens die over gender en geslacht heen ouderen?
Misschien – ik hoop het – verandert er echt iets. Misschien vallen stilaan de grenzen weg en is de einder voor iedereen een grens vol dromen.
Zullen single vaders steeds meer begrip krijgen voor de ‘second shift’ van huishouden waaraan vrouwen de facto nog beginnen in koppels? Was mijn moeder een trendsetter? Zullen de Finnen – de enige mannen ter wereld die een luttele acht minuten per dag meer tijd bij hun schoolgaande kinderen doorbrengen dan hun moeders – binnenkort ingehaald worden door elke natie ter wereld? Hoeveel decennia zal het duren eer speelgoedwinkels volgen? Wanneer worden mannen eindelijk niet meer ontslagen omdat ze normaal ouderschap opnemen zoals talloze mannen in uw omgeving vrezen en zoals net nog een manager in Massachusetts overkwam die het in de pers bracht?
Twee dagen later onderhandelt Pup, bijna acht, met haar broer: ‘Jij mag vanavond eerst met de ridder slapen en ik morgenavond.’ Haar broer knikt en omhelst de ridder teder. ‘Meisjes kunnen alles worden, he mama?’, vraagt ze later die dag lichtjes onzeker. Ik bevestig. ‘Ik ben het meest blij met het zwaard, mama’, zegt Pup, ‘Daar kan ik zelf mee vechten.’ Ik kijk zo stil mogelijk naar haar improvisatie-choreografie in de woonkamer. Die nog onbeholpen combinatie herken ik: van zachtheid en durf, verlegen en onbevangen, onverschrokken maar behoedzaam. Hoe ik hou van boogschieten, zo wil zij zwaardvechten en muurklimmen. Het jachtmuziekje van Diana speelt door mijn hoofd zoals het al decennia doet. Het kan genetica zijn. Misschien zijn wij verwant in de uitzondering. Maar misschien – ik hoop het – verandert er echt iets. Misschien vallen stilaan de grenzen weg en is de einder voor iedereen een grens vol dromen.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier