Reporter Stijn Tormans solliciteert voor directeur-generaal bij De Lijn: ‘Ik ben jullie witte merel’
Op het einde van dit jaar vertrekt directeur-generaal Roger Kesteloot van De Lijn met pensioen. De Vlaamse regering schreef een vacature uit voor een opvolger. Knack-redacteur Stijn Tormans solliciteert voor de job.
Geachte Vlaamse regering,
Twee weken geleden volgde ik de commissie Mobiliteit in het Vlaams Parlement. Een van de agendapunten was de aanstelling van een nieuwe directeur-generaal bij De Lijn.
Eerst kreeg de oude, Roger Kesteloot, wat virtuele bloemen toegeworpen. Iedereen was vol lof over hem, zo’n goede hadden we nog niet gehad. ‘We zoeken een witte merel om hem op te volgen’, zei minister van Mobiliteit Lydia Peeters (Open VLD) dan. Haar collega’s uit de commissie vulden het jobprofiel aan: de witte merel moet ‘een people manager met management skills’ zijn. ‘Iemand die van alle markten thuis is, maar ook een hart heeft voor het openbaar vervoer.’
Toen, beste Vlaamse regering, begon het mijne wat harder te kloppen. Roger Kesteloot vertelde in interviews weleens dat hij niet voorbestemd was om De Lijn te leiden. Als kind werd hij altijd ‘wagenziek’ in bussen. Dat is mij nog nooit overkomen, ook al stap ik al drieëntwintig jaar bijna dagelijks in een tram of een bus. Hoogstens krijg ik hoofdpijn van de vele reclameboodschappen op de ramen.
Ik gun het hele land gratis tickets, maar niet als de treinen nu al kraken door te veel volk.
Ook van andere markten ben ik thuis. Het metroplan van Moskou is in mijn hoofd gegraveerd, ik reed met de Greyhoundbus door Amerika en zat in Havana zelfs al op een afgeschreven bus van De Lijn. Aan mijn management skills moet ik nog wat schaven, maar niemand kan ontkennen dat mijn openbaarvervoerhart op de juiste plaats zit.
Toen ik vorige week weer eens in een tram met vertraging zat en naar al die gemuilkorfde reizigers met mondmaskers keek, wist ik het wel zeker: iemand moet zijn verantwoordelijkheid opnemen. Bij dezen ben ik kandidaat voor de job van directeur-generaal van De Lijn.
Misschien wat ongewoon voor een sollicitant, maar toch zou ik graag nog een eis aan het jobprofiel willen toevoegen: een directeur-generaal moet ook een missionaris van het openbaar vervoer zijn. Iemand die op de barricaden klimt en af en toe met de witte vlag zwaait, in naam van de reizigers.
Daar is behoefte aan. Elke twee maanden geeft De Lijn het tijdschrift Nieuwslijn uit. Dat interviewt steevast BV’s, die altijd hetzelfde vertellen. Hoewel. Tot mijn groot jolijt vraagt Nieuwslijn ook of ze zelf het openbaar vervoer nemen. Hun antwoord is bijna altijd hetzelfde: vroeger, toen ze jong en onbezonnen waren, hebben ze dat wel gedaan. Maar vandaag, nu ze oud en wijs zijn, doen ze dat niet meer.
In New York of Parijs is het openbaar vervoer van iedereen. Van links en rechts, rijk en arm, jong en oud. In Vlaanderen blijft het iets wat je moet ontgroeien. Een jeugdzonde. De kleuren van De Lijn symboliseren hoe de rest van het land erover denkt. Niemand houdt van de combinatie grijs- helgeel. Die straalt géén klasse uit, géén grandeur. Wie na zijn vijfentwintigste nog altijd dagelijks op de voertuigen van De Lijn stapt, wordt behandeld als een mislukkeling, een tweederangsburger.
De voorbije maanden werd dat weer heel duidelijk. Begin mei raadden jullie iedereen af om het openbaar vervoer te nemen. ‘Zoek een alternatief. Neem de auto, de fiets of ga te voet.’
Toch waren er blijkbaar nog altijd onverlaten die jullie advies negeerden. Zo veel zelfs dat jullie collega Lydia Peeters, op verzoek van De Lijn, een paar weken later moest zeggen dat de anderhalvemeterregel overal geldig blijft, behalve op het openbaar vervoer. Daar was hij moeilijk af te dwingen, want er was te weinig plaats. Ze voegde er niet aan toe dat dat kwam door de besparingsoperaties van haar voorgangers Ben Weyts (N-VA) en Hilde Crevits (CD&V).
Na haar mededeling zou ik als directeur-generaal van De Lijn strijdvaardig met de witte vlag van de reizigers gezwaaid hebben. En daarna luidkeels verteld hebben over de samenscholingsscènes die ik de voorbije maanden heb gezien.
Elke dag stap ik op in het metrostation Astrid in Antwerpen, net naast het Centraal Station. Dat is niet zomaar een halte, maar het belangrijkste openbaarvervoerknooppunt van mijn stad. Tot eind vorig jaar kon je er twee trams nemen naar het zuiden: 8 en 10.
Door de besparingen werd de route van tram 8 gehalveerd. De terminus is nu Astrid geworden. Alle reizigers van de 8 moeten daar overstappen op tram 10. Ze zorgen voor een gezellige sfeer op het perron. Soms staan er vijftig mensen, soms honderd. Wanneer tram 10 eindelijk arriveert, wordt die ingehaald als de tram van de bevrijders: iedereen stormt er tegelijkertijd op af. Alleen Marc Van Ranst heb ik daar nog nooit gezien en misschien maar goed ook. Ik wens onze bekendste viroloog geen hartaanval toe. De helft van het publiek van tram 8 heeft intussen afgehaakt en rijdt nu met de auto of de fiets, de andere helft houdt dat overstapritueel dapper vol.
Niet dat het leven op tram 10 veel beter is. In de spits is het daar soms zelfs niet mogelijk om te anderhalvecentimeteren. We kunnen alleen maar bidden tot de openbaarvervoergoden dat straks geen enkele groene op het idee komt om gratis tram- en bustickets uit te delen. Zoals de NMBS dat binnenkort moet doen. Elke Belg kan twaalf gratis treinritten aanvragen, zodat ‘we allemaal kunnen ontdekken hoe geweldig het openbaar vervoer is’.
Meestal hebben mensen voortschrijdend inzicht. Bij De Lijn hebben ze het terugschrijdend inzicht uitgevonden.
Ik gun het hele land gratis tickets, maar niet als de treinen nu al kraken door te veel volk. En dan mogen we nog van geluk spreken dat de helft van de Vlamingen niet of nauwelijks het openbaar vervoer neemt. Als straks, op een mooie augustusdag, nog maar een kleine minderheid van die mensen beslist om met hun gratis ticket naar zee te trekken, kunnen we maar beter nu al het rampenplan in werking stellen. 110 miljoen euro kost die stunt. Al die overvolle, naar zweet en andere lichaamsvochten geurende treinen zullen de grootste antireclame zijn die het openbaar vervoer ooit gehad heeft.
Godzijdank kozen jullie federale collega’s de NMBS als sparringpartner uit om dat plan te realiseren. Onlangs zetten ze op hun site een bericht: ‘Gratis Pass voor iedereen’.
Daarna volgde een zeer wervende openingszin, waarin ze hun enthousiasme duidelijk niet onder stoelen of banken konden steken. Lees even mee: ‘Volgend op de beslissing van de Superkern enerzijds en de aanbevelingen van NMBS en haar raad van bestuur anderzijds, vond deze week een overleg plaats tussen de minister van Mobiliteit en NMBS over de modaliteiten en een implementatiekalender van een gratis pass, die meer compatibel zijn met de vereisten op het vlak van gezondheid en veiligheid in deze periode van voorzichtige afbouw van de inperkingsmaatregelen, en dat ten bate van de reizigers en het personeel.’
Toch goed dat we altijd op de NMBS kunnen rekenen om een plan vakkundig te laten mislukken.
Beste Vlaamse regering, ik wil geen harteloze baas zijn. Sommige mensen verdienen gratis tickets. Zeker het personeel van De Lijn, dat de voorbije jaren al die klaagzangen van reizigers moest trotseren. Onder mijn bewind mogen ze gratis blijven rijden. Meer nog, ik zou hen verplichten om hun tickets ook te gebruiken.
Vorige week liep ik langs hun hoofdkwartier in de Motstraat in Mechelen. Hoewel dat vlak bij het station van Mechelen ligt, staat de bedrijfsparking daar vol auto’s. Het is alsof ze op het hoofdkwartier van Coca-Cola eigenlijk Pepsi zouden drinken.
Zelfs de voorzitter van de raad van bestuur van De Lijn, Marc Descheemaecker, gelooft niet in zijn eigen product. In het jaarverslag van 2019 las ik dat hij 14 vergaderingen bijwoonde. Daarvoor kreeg hij een mooie vergoeding en rekende hij 4546,87 euro verplaatsingskosten aan. Geen flauw idee met welk vervoermiddel hij zich verplaatste: misschien met een limo of een privéjet, zoals jullie collega Lydia Peeters onlangs. In elk geval niet met de bus, want een Omni Pass bij De Lijn kost 329 euro voor één jaar.
Misschien vinden jullie dat een stom detail, maar dat is niet zo. Op 12 december 2021 gaat in Antwerpen en Gent het hele tramnet op de schop. Alles verandert wéér eens.
Vroeger waren de trajecten van tramlijnen verankerd. Bijna voor eeuwig. De laatste tijd rijdt mijn vaste tram het ene jaar naar de halte Dublin, het andere jaar naar de halte Zwaantjes. Ook zijn nummer verandert om de haverklap. Zelfs ik, die gespecialiseerd ben in de absurde kronkels van De Lijn, kan amper nog volgen. Een communicatiecampagne en goede informatie aan de halte zouden kunnen helpen, maar daar heeft wellicht nog niemand in de Motstraat aan gedacht.
Niet dat het nieuwe vervoersplan helemaal nergens op slaat – dat zou er nog aan mankeren na al dat studiewerk. Alleen is het weer eens opgesteld door mensen die nooit het openbaar vervoer nemen. Sommige reizigers zullen beter openbaar vervoer krijgen, andere zullen verliezen. Nogal wiedes als het budget niet stijgt.
‘Nobody wins unless everybody wins’, zei Bruce Springsteen ooit tussen twee nummers en ik geloof hem. Wat me nog het meest zorgen baart, is dat veel reizigers méér zullen moeten overstappen. In een normaal land zou dat geen probleem zijn: overstappen is goed voor de conditie. Je kunt er mensen ontmoeten – er zijn al nieuwe levens en romans begonnen aan een halte. Maar in Vlaanderen wordt het nooit zo romantisch. Daar sta je altijd aan een veel te klein hokje op een tram of een bus te wachten die weer eens vertraging heeft. Nooit volgt hier na tram 8 tram 10. Meestal begint het dan ook nog te regenen.
Overstappen lukt in Vlaanderen alleen op papier, meer bepaald op dat van het hoofdkwartier van De Lijn in de Motstraat in Mechelen.
Dat komt omdat die trams en bussen overal in de file of voor een stoplicht staan. Over de doorstroming wordt al veertig jaar gepraat. Het is intussen een even grote running gag als de aankondigingsborden: ook daarover zeggen ze al sinds mensenheugenis dat die ‘binnen een paar maanden zeker zullen werken’.
Als directeur-generaal van De Lijn kan ik uiteraard niet alleen voor die doorstroming zorgen. Ik zou op tafel kloppen bij de stedelijke overheden en het Agentschap Wegen en Verkeer. Overal zou ik ook dezelfde anekdote vertellen.
Op 7 december 2019 werd in mijn stad tramlijn 1 geopend. Daarvoor moest een andere tramlijn sneuvelen, maar dat mocht de pret niet drukken. De lijn werd die zaterdagmiddag ingereden met veel toeters en bellen. Ze hadden een koor, een jazzorkest en heel wat belangrijk volk uitgenodigd: minister Peeters was er, burgemeester Bart De Wever, zijn trouwe schepen Annick De Ridder en Marc Descheemaecker van De Lijn. Gezellig was het wel. Voor die lui is het altijd een belevenis om in de tram te stappen – je ziet zo dat ze geen ervaringsdeskundigen zijn. Tegen de camera’s hadden ze het over een ‘historische dag voor het openbaar vervoer’ en dan gingen ze met de auto naar huis.
Daarna begon het echte leven. Tram 1 sleept zich elke dag naar zijn terminus met een gemiddelde snelheid van 16 kilometer per uur. Traagheid is een schone deugd, maar dan neem ik liever de fiets. Zelfs als ik in een gezapig tempo rijd, haal ik tram 1 zo in. Meestal kijk ik nog eens met een sardonische glimlach achterom om te zien voor welk stoplicht hij nu weer stilstaat.
Omdat leedvermaak geen mooie menselijke eigenschap is, heb ik alvast een goed plan: geef die trams aan elk verkeerslicht groen, zoals in elk fatsoenlijk land in Europa gebeurt. We zouden veel minder trams nodig hebben, een veel betere dienstverlening kunnen garanderen en massa’s geld uitsparen.
Dat kunnen we gebruiken om andere goede daden te verrichten. Een tramlijn bouwen tussen de stations Sint-Pieters en Dampoort in Gent, bijvoorbeeld – daar dromen ze in de Arteveldestad al jaren van. Of geef Limburg eindelijk eens fatsoenlijk openbaar vervoer. In 2004 heeft Steve Stevaert dat al eens geprobeerd. De NMBS bleef maar lijnen afschaffen en daar ging Stevaert wat aan doen.. Hij doopte zijn plan het Spartacusplan.
We weten allemaal hoe de man geëindigd is. En helaas geldt min of meer hetzelfde voor zijn plan. Of, juister, zestien jaar later zijn ze er nog altijd over aan het palaveren. Was de echte Spartacus zo besluiteloos geweest, dan hadden de Romeinen hem en zijn slavenleger al honderd keer in de pan gehakt.
Maar er komt nu toch schot in de zaak. Zo is er al lang sprake van een tram tussen Hasselt en Maastricht. Een project dat een pak geld zal kosten, veel meer dan destijds verteld werd.
Vreemd genoeg ligt er al sinds 1 oktober 1856 een spoorlijn tussen die twee steden. Daar groeit allang mos op, maar voor veel minder geld zou dat spoor opgekalfaterd kunnen worden. Dan had Limburg zowaar een kruispunt kunnen worden in het internationale treinverkeer met Nederland en Duitsland. Niet meteen een origineel idee. Meer nog, het is voor een stuk gerealiseerd. In 2007 werd een deel van die route, het spoor tussen Maastricht en Lanaken, nieuw leven ingeblazen. 32 miljoen euro heeft dat gekost. Sindsdien hebben er een paar goederentreinen over gereden. Die moeten voor dat geld minstens zuiver goud vervoerd hebben, want vorige maand sloot Infrabel de spoorlijn Lanaken-Maastricht definitief.
En nu gaan jullie dus nieuwe miljoenen spenderen aan een tram, op een route waar om het half uur een bus rijdt: het is goed om te weten dat de Vlaamse regering te veel geld heeft. Daarmee kunnen we veel haltes en dorpen in Limburg bedienen, die nu vergeten worden.
Ik heb het niet over de lijn Hasselt-Maasmechelen. Daar wil jullie minister trambussen inzetten, het nieuwe speeltje in openbaarvervoerland.
Een trambus is zoiets als een vis die probeert te vliegen. Op het eerste gezicht klinkt het mooi, maar bij nader toezien slaat het eigenlijk nergens op. Het ding ziet eruit als een tram, maar eigenlijk is het een bus.
Onze voormalige minister van Mobiliteit, Ben Weyts, was er meteen smoor op en bestelde jaren geleden al veertien exemplaren bij busbouwer Van Hool, voor ongeveer 800.000 euro per stuk. Alleen besefte hij toen dat er geen infrastructuur was om die trambus te laten rijden. In een normaal land leggen ze die eerst en bestellen ze daarna de voertuigen, in Vlaanderen gaat dat omgekeerd.
Nadat de dure trambussen lang stof hadden vergaard, werden ze deze zondag dan toch van stal gehaald: ze rijden nu op lijn 820, tussen het UZ in Jette en de luchthaven van Zaventem. Niet dat de infrastructuur er intussen ligt: op amper 10 procent van de route rijdt de trambus in een eigen bedding. En, straffer nog, tot vorige week reed daar een gewone bus die zowaar sneller was.
Ik raadpleegde de routeplanner van De Lijn. Vorige week, op 24 juni 2020 om 10.06 uur, duurde een rit met bus 820 van het UZ Jette naar het station van de luchthaven 54 minuten. Een week later duurt dezelfde rit met trambus 820 1 uur en 1 minuut.
Voorwaar, een revolutionair vervoermiddel, die trambus. Meestal hebben mensen voortschrijdend inzicht, bij De Lijn hebben ze het terugschrijdend inzicht uitgevonden. Tenzij jullie natuurlijk volop willen inzetten op onthaasting, dat kan ook. Dan is de trambus inderdaad het ideale vervoermiddel om in te zetten op de route Hasselt-Maasmechelen, waar ook nu al een snellere bus rijdt. Ze spreken in Limburg niet alleen trager, maar binnenkort reizen ze er ook trager.
Beste Vlaamse regering, kennen jullie de slogan van het Simplisties Verbond van Koot en Bie? ‘Mensen hou het simpel, leef met vlag en wimpel.’
Zo zou ik ook De Lijn willen leiden. Ik beloof ook dat ik de reiziger altijd eerlijk zal informeren. En ook jullie. Zelfs de antwoorden op parlementaire vragen wil ik jullie influisteren.
Onlangs stelde Orry Van de Wauwer (CD&V) er een leuke aan jullie collega Peeters: ‘Kunt u een overzicht geven van het aantal ritten dat geschrapt diende te worden in 2019, met een opsplitsing tussen bus- en tramritten?’
Dat kon de minister helaas niet, want ‘De Lijn maakt geen opsplitsing tussen bus- en tramritten’.
Dat doet ze wel, zelfs ik ken de cijfers: in de stad Antwerpen werden in 2019 42.509 tramritten niet gereden (of 3,7 procent van alle ritten) en 32.298 busritten (of 5,8 procent van alle ritten).
Beste Vlaamse regering, hopelijk zijn jullie nu overtuigd dat ik jullie witte merel ben. Ik beloof dat mijn looneisen schappelijk zullen zijn. In ruil daarvoor vraag ik jullie één kleine gunst: ban alle reclameboodschappen op de ramen van trams en bussen. Die leveren maar een habbekrats op en veel hoofdpijn. Ik wil eindelijk nog eens naar buiten kunnen kijken, naar de mensen en de merels, zonder dat mijn hersenen tiltslaan. Dat lijkt al zo lang geleden.
Als jullie die eis niet kunnen waarmaken, trek ik mijn kandidatuur onmiddellijk in. Zo veel zelfrespect heb ik nog. Niemand wil graag aan het hoofd staan van een openbaarvervoerbedrijf dat geen mens ernstig kan nemen.
Graag wil ik u mijn kandidatuur komen toelichten.
In bijlage vindt u mijn cv.
Ik kijk uit naar uw antwoord,
Hoogachtend,
Stijn Tormans
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier