Rennersmakelaar Dries Smets: ‘Het wielrennen zou sterk gebaat zijn bij transfersommen’

Dries Smets © Franky Verdickt
Jef Van Baelen
Jef Van Baelen Journalist voor Knack

Niet alleen in het voetbal bestaan er makelaars. Dries Smets behartigt de belangen van zowat alle grote Belgische coureurs. Maar een blingblingwereld is het niet. ‘Wie geblesseerd raakt, wordt na een half jaar niet meer betaald.’

Er is een behoorlijke kans dat de winnaar van de Ronde van Vlaanderen, nu zondag 7 april, uit zijn stal komt. Greg Van Avermaet, Philippe Gilbert, Yves Lampaert, Tiesj Benoot, Zdenek Stybar, Michael Matthews, Luke Durbridge en Jasper Stuyven: allemaal liggen ze onder contract bij Dries Smets. Dries wie? De gewezen stagiair van wielermakelaar Paul De Geyter kocht twee jaar geleden diens kantoor over. Vandaag runt de amper 35-jarige Smets het grootste makelaarskantoor in het wielrennen. ‘Mijn Squadra Sports Management heeft een zestigtal renners in portefeuille. Bij zowat alle grote teams hebben we wel iemand zitten’, zegt de Antwerpenaar. ‘Ons schaalvoordeel zorgt ervoor dat ik de waarde van een renner goed kan inschatten en dat de ploegen er sowieso belang bij hebben om met mij te praten. Dat is een troef voor mijn cliënten, zeker wanneer de plaatsjes voor volgend seizoen schaars zijn.’

Elkaar de duvel aandoen is symptomatisch voor deze sport. Alle betrokkenen zitten apart hun zaakjes te beredderen.

‘Een paar grote bureaus overheersen de wielermakelaardij, al duiken er almaar vaker amateurs op die denken dat zij het ook kunnen, vanuit de redenering “Topcoureurs verdienen veel, ik pik een graantje mee. Hoe moeilijk kan het zijn?” Maar het behelst uiteraard meer dan dat. Gelukkig is ons beroep vrij goed beschermd. In tegenstelling tot in het voetbal heb je een officiële licentie nodig om wielermakelaar te mogen zijn. Je moet een examen afleggen op het hoofdkantoor van de Internationale Wielerunie (UCI) in Zwitserland, met juridische vragen over contracten en de reglementering van het profwielrennen.’

Voor uw cliënten zijn het hoogdagen: de grote klassiekers komen eraan. Is dit voor een rennersmakelaar ook een drukke tijd?

Dries Smets: Het klassieke voorjaar is de periode van de aftastende gesprekken. Ik hoor van de ploegmanagers wat ze nodig hebben voor volgend seizoen, en bij mijn cliënten die einde contract zijn pols ik hoe zij hun toekomst zien. Dan probeer ik die twee partijen met elkaar te matchen. Na de klassiekers schakelen de onderhandelingen in een hogere versnelling en praten we over geld. Eerst worden de contracten van de kopmannen geregeld, daarna die van de subtoppers en de betere helpers. Het hoogtepunt van die paringsdans is de Ronde van Frankrijk: een circus van drie weken waar alle grote namen aanwezig zijn. Wie daar vertrekt zonder contract voor volgend seizoen heeft een probleem.

Renners betalen mij een percentage op hun loon. Dat is duidelijk en transparant. Het motiveert mij bovendien om er het maximum uit te halen voor mijn klant: mijn eigen verdiensten hangen daar rechtstreeks van af. Ongezonde machtsverhoudingen zoals in het voetbal, waarbij de makelaar zijn eigen commissie onderhandelt met de club, bestaan in de koers gelukkig niet.

Types zoals Dejan Veljkovic of Mogi Bayat lopen er niet rond in het wielrennen?

Smets: Nee, al is er wel een makelaar opgedoken van wie ik hoor dat hij de kantjes eraf loopt. Hij zou bij teams een consultancy fee vragen als hij zijn renners kan overtuigen om te tekenen voor een lager loon. Gelukkig staat het wielrennen daar niet voor open. Ik hoor dat hem overal de deur wordt gewezen. Wantoestanden zoals in Operatie Propere Handen – zwart geld, makelaars die clubs onder druk zetten, schimmige deals… – kunnen in het wielrennen allemaal niet.

Hoe komen renners bij u terecht?

Smets: Er is iemand op kantoor die het jeugdwielrennen volgt, en met de toptalenten neem ik soms zelf contact op. Maar ik drijf vooral op mond-tot-mondreclame. Beginnende renners vragen Philippe Gilbert of Greg Van Avermaet waar ze moeten zitten, en zij verwijzen hen door naar mij. Idem voor de Fransen met Julian Alaphilippe, en bij de Australiërs met Michael Matthews. Geen betere reclame dan een tevreden cliënt. Wij vertegenwoordigen renners vanaf de beloften, net voor ze prof worden. Aan tieners begin ik niet, voor hen vind ik het te vroeg. Remco Evenepoel (die van de juniores recht naar de profs ging, nvdr) hebben wij bijvoorbeeld nooit gepolst. Voor zover ik weet, heeft hij geen manager.

DRIES SMETS: 'Ongezonde machtsverhoudingen zoals in het voetbal bestaan in de koers niet.'
DRIES SMETS: ‘Ongezonde machtsverhoudingen zoals in het voetbal bestaan in de koers niet.’© Franky Verdickt

De Ronde van Vlaanderen winnen: wat verdient een renner daaraan?

Smets: Dat verschilt van team tot team. Sowieso strijkt de winnaar prijzengeld op. Dat is een bescheiden bedrag, en het wordt normaal gezien gedeeld met de ploegmaats en het personeel. Sommige renners hebben contractueel recht op een bonus wanneer ze een grote koers winnen. Er zijn ook teams die met een gestandaardiseerd premiestelsel werken voor de hele ploeg. Andere teams willen daar in het geheel niets van weten. Zij zeggen: ‘Onze renners worden betaald om te winnen. Waarom een bonus voor iets wat gewoon tot de job behoort?’

Een grote koers winnen is nog interessanter wanneer een renner einde contract is. De winnaar van de Ronde van Vlaanderen staat uiteraard sterk wanneer hij over zijn loon onderhandelt.

Ploegleiders klagen weleens dat coureurs pas in hun laatste contractjaar echt ontploffen. Waarom niet eerder, vragen ze dan.

Smets: Sommige renners halen daar inderdaad extra motivatie uit, maar ik ken er ook die net zenuwachtig worden van het idee dat hun contract afloopt. Zij ervaren dat als koersen met het mes op de keel. Voor mij als makelaar is het belangrijk dat ik weet wie beter presteert onder druk en wie het de benen afsnijdt.

Dé renner van het moment is einde contract, en hij is een cliënt van u. Waar trekt Julian Alaphilippe naartoe?

Smets: Dat weten we nog niet, maar geld zal niet de enige factor zijn. Julian bezit het totaalpakket: hij is jong, populair, ziet er goed uit, komt vlot over en wint bijzonder veel. Alles wat hij aanraakt, verandert in goud. Maar hoe houden we die bal aan het rollen? Ik zeg altijd tegen mijn cliënten: ‘Denk aan de lange termijn, kijk niet alleen naar de centen.’ Soms raad ik een ploeg aan die iets minder betaalt maar die wel goed voor de renners zorgt. Als het loon maal twee gaat, dan vallen zulke argumenten op een koude steen.

Een renner advies geven over waar hij heen moet, is toch niet moeilijk? Ga naar Deceuninck-Quick.Step, die winnen overal.

Smets: Voor een groot stuk valt dat terug te brengen tot de spirit van manager Patrick Lefevere. Patrick haat verliezen en eist van zijn renners dat ze er elke koers vol voor gaan. Hij kijkt niet alleen naar de benen maar ook naar het kopje: een renner mag nog zoveel talent hebben, zonder de juiste mentaliteit komt hij er niet in. En het is een wolf pack, de groep is belangrijker dan het individu. De renners weten dat iedereen kansen krijgt, en ze zijn bereid om voor elkaar te werken.

Lefevere heeft misschien maar de helft van het budget van Team Sky, maar hij laat zijn centen ten volle renderen. Zelfs als hij grote namen verliest, zoals twee seizoenen geleden met Tom Boonen en deze winter met Niki Terpstra, blijft zijn team winnen.

Laat renners studeren, ze hebben tijd met hopen. Studeren kan een manier zijn om mentaal fris te blijven.

Sponsor Deceuninck kwam er pas in laatste instantie bij, anders was de succesploeg uiteengevallen. Hoe ziek is het wielrennen als zelfs Patrick Lefevere geen geld vindt?

Smets: Ploegen leven voor 99 procent van sponsoring, andere bronnen van inkomsten zijn er amper. Sponsors engageren zich maximaal voor twee à drie jaar, waardoor je onmogelijk op lange termijn kunt plannen. Je moet het doen met 25 renners op een fiets, en die coureurs kun je niet eens verkopen, wat in het voetbal wel kan. Het heeft weinig zin om een renner commercieel te ontwikkelen als hij volgend jaar misschien voor de concurrentie rijdt. Ook het jeugdwielrennen zou sterk gebaat zijn bij transfersommen. Een jongerenteam kost vandaag alleen maar geld. Lefevere is ermee gestopt.

Teams verkeren dus voortdurend in overlevingsmodus, en dat maakt collegialiteit bijna onmogelijk. Stel dat een sponsor 10 miljoen euro wil investeren. Als de andere teams daar lucht van krijgen, dan zeggen ze: ‘Bij ons word je hoofdsponsor voor 7 miljoen.’ Elkaar de duvel aandoen is symptomatisch voor deze sport. Niemand is bezig om de koek groter te maken, alle betrokkenen zitten apart hun zaakjes te beredderen.

Overal probeert men de burger op de fiets te krijgen, tegen de files en de luchtvervuiling. Is er een betere manier om dat te bereiken dan door sporthelden die heel goed met de fiets kunnen rijden? De koers speelt zijn troeven te weinig uit. Het is ook de enige sport waarin de ploegen vernoemd worden naar de sponsor. In Vlaanderen kent letterlijk iedereen Quick-Step, Lotto of Soudal.

Stel dat een van uw cliënten wordt betrapt op doping. Laat u hem dan vallen?

Smets: Uiteraard ben ik tegen doping, maar ik denk niet dat ik die cliënt afstoot. Of toch niet op dat moment. De renner heeft je dan juist het hardst nodig, en het is niet aan mij om te oordelen of iemand al dan niet schuldig is. Het kan dat de renner vals positief testte, het zou niet de eerste keer zijn. Ik zou zorgen dat hij al zijn rechten kan laten gelden. Als hij wordt geschorst, dan is zijn carrière voorbij en eindigt het automatisch. Gelukkig heb ik het met mijn klanten nog nooit meegemaakt.

In het voetbal gedragen makelaars zich als de beste vriend van hun spelers. Maar een vriend die geld aan je verdient, dat klopt toch niet?

Smets: Ik hoorde het verhaal van een voetballer die niet wist hoe de oven werkte. Zijn makelaar moest stante pede langskomen om te laten zien hoe je pizza’s bakt. Dat soort fratsen maak ik niet mee. Als het is om naar de Carré te gaan, dan vinden mijn renners wel kandidaten in hun vriendenkring. Wielrenners zijn over het algemeen rustiger en volwassener dan de gemiddelde voetballer, is mijn indruk. Ze zijn ook ouder wanneer ze geld beginnen te verdienen, dat speelt ook mee.

De loonkloof in het wielrennen is bijzonder diep. Daarom is het zo belangrijk dat het prijzengeld wordt gedeeld.

Sommige renners hoor ik wekelijks, bij anderen is het één of twee keer per maand. Om die jongens met raad en daad te kunnen bijstaan, moet je ze wel kénnen. Er is een vertrouwensband, al blijft de relatie zakelijk.

Stervoetballer Eden Hazard verdient meer dan alle Belgische coureurs samen, beweert de directeur van de Wielerbond.

Smets: Ik denk niet dat het klopt. Zoals ik het begreep, gaat het alleen om de renners die in België wonen. Die met een domicilie in Monaco of in andere buitenlanden vallen erbuiten, en dat zijn meestal de grootverdieners. De lonen in het topvoetbal zijn hoe dan ook van een andere planeet, maar een wereldster in het wielrennen verdient zeker meer dan de grote namen bij Club Brugge of Anderlecht.

Het loon van een beginnende wielrenner ligt tussen de 30.000 en de 50.000 euro per jaar. De ervaren helpers en de subtoppers verdienen 50.000 à 1 miljoen euro. De echte kampioenen gaan boven het miljoen. Van de 800 profcoureurs zit ongeveer 5 procent in die topcategorie.

Een kopman die meer dan 1 miljoen verdient, heeft dus ploegmaats die het moeten stellen met 30.000 euro per jaar?

Smets: Dat kan. De loonkloof in het wielrennen is bijzonder diep. Daarom is het zo belangrijk dat het prijzengeld wordt gedeeld, zodat ook de helpers en het personeel meegenieten van het succes. De helpers rijden dezelfde koersen, trainen even hard, maken evenveel opofferingen, maar ze worden daar in verhouding amper voor beloond. De wetten van het talent, zeker?

Bij de jongste generatie zijn er almaar meer die tijdens hun carrière voortstuderen. Dat valt sterk aan te bevelen. Zelfs een zeer geslaagde carrière eindigt rond je 35 jaar. En wat dan? Renners kúnnen studeren, ze hebben tijd met hopen. Ze zitten voortdurend in hotels, meestal niet in grote luxe. Studeren kan een manier zijn om mentaal fris te blijven. De gemiddelde coureur is ook niet het type dat vijf uur aan een stuk PlayStation speelt.

Hoe staat het met verzekeringen en sociale zekerheid?

Smets: Dat is niet evident, terwijl het zo belangrijk is. Neem nu Michael Matthews: een Australische coureur die het grootste deel van het jaar in Europa woont en voor een Nederlandse ploeg met een Duitse licentie koerst. Dat ingewikkelde verhaal zoeken wij voor elke renner van naaldje tot draadje uit: ‘Deze verzekering heb je via het team, dat gaat via de sociale zekerheid, en voor die risico’s ben je niet gedekt.’ In Monaco bestaat er geen sociale zekerheid. Dat is bij veel renners al hiaat nummer één. Bovendien dekken de meeste verzekeringen geen repatriëringen buiten de Europese Unie. Je zult maar zwaar vallen in de Tour of California, met die peperdure ziekenhuiskosten in de VS.

Stel: een renner valt en zijn seizoen is voorbij. Wordt zijn loon doorbetaald?

Smets: De eerste drie maanden is dat verplicht. Van maand vier tot maand zes mogen teams het loon halveren, en vanaf maand zeven mogen ze de betaling stopzetten. Sommige ploegen doen meer dan wat de regels voorschrijven en betalen sowieso het volledige contract uit. Terecht, vind ik. Vallen hoort bij het vak.

Een wereldster in het wielrennen verdient zeker meer dan de grote namen bij Club Brugge of Anderlecht.

Er zijn genoeg verhalen van renners die na een zwaar ongeluk ontdekten dat er geen financieel vangnet was. Wij raden beginnende profs altijd aan om zich te verzekeren tegen eindecarrièrerisico’s. Dat is geen populaire boodschap bij jonge coureurs die weinig verdienen. Het blijft hun keuze. Als ze niet willen, dan doen we het niet.

Hebt u renners bij de teams uit de Golfstaten? In het peloton zegt men: ‘De oliesjeiks betalen goed, maar als ze er morgen de stekker uittrekken, dan kun je fluiten naar je geld.’

Smets: Onzin. De vennootschappen van die teams zitten in Europa. Zij kunnen echt niet zomaar onder hun verplichtingen uit.

Bij Bahrain-Merida waren er betalingsproblemen.

Smets: Dat was een administratieve formaliteit die misbruikt werd om een interne vete uit te vechten. Geloof me, de twee teams uit de Golfstaten zitten erin met een langetermijnplan. UAE Team Emirates haalde Jasper Philipsen en Tadej Pogacar binnen. De eerste wordt volgens mij binnen de drie, vier jaar dé ster van de Vlaamse koersen. De tweede is een toptalent voor de grote rondes. De wielerwereld zal nog schrikken van wat de oliesjeiks allemaal van plan zijn.

En wat met CCC, de nieuwe ploeg van Greg Van Avermaet?

Smets: Greg wilde blijven werken met de mensen die hij kende van bij BMC, maar dat team hield ermee op. Hij heeft ontzettend lang gewacht, tot manager Jim Ochowicz een nieuwe geldschieter vond. Knap van Greg: de meeste kopmannen hadden allang eieren voor hun geld gekozen. Ik had al gesprekken met andere ploegen opgestart, voor het geval het toch zou mislukken. Greg is nu bijzonder blij met CCC. De sfeer in de ploeg schijnt erg goed te zijn, en de ervaring leert: dat is meestal de eerste stap naar succes.

Dries Smets

– 1984: geboren in Antwerpen

-2006: stage bij SEM, een makelaarskantoor in de sport- en entertainmentsector

– 2007: begint bij Celio Sport & Image, de opvolger van SEM

– 2009: Celio concentreert zich voortaan op wielrennen

– 2017: koopt oprichter Paul De Geyter uit en vormt Celio om tot Squadra Sports Management

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content