Racisme, seksisme of politiegeweld: zo maak je legaal bewijsmateriaal
In sociaal woelige tijden, waarin heel wat groepen opstaan om op te komen voor hun rechten, worden filmpjes en foto’s van onrechtvaardige situaties via sociale media gedeeld aan lichtsnelheid. Maar mag dat eigenlijk wel? En hoe maak je bewijsmateriaal waar je zaak echt iets aan heeft? Een handleiding.
Miljoenen mensen zagen hoe de arrestatie van George Floyd helemaal fout liep. Een dag later zagen heel wat mensen wereldwijd hoe – ook in Amerika – een witte vrouw de politie belde omdat ze zich bedreigd voelde door een zwarte man die aan het vogelspotten was. In eigen land ontstond een politiek relletje na het viraal gaan van een video waarin een cafébaas een jonge vrouw in het gezicht sloeg. De camera en internetverbinding in onze broekzak waren altijd al een machtig wapen in de strijd tegen onrecht, maar de toestroom aan filmpjes en foto’s op sociale media lijkt vandaag groter dan ooit.
Van seksueel geweld over racisme tot politiegeweld: het is allemaal de revue gepasseerd de afgelopen weken. Maar hoe nuttig is dat soort beeldmateriaal? Kan het dienen als wettelijk geldig bewijsmateriaal in een strafzaak? En schend je zelf geen privacywetgeving door daders herkenbaar weer te geven? Samen met jurist en privacy-expert Matthias Dobbelaere-Welvaert stelden we een handleiding samen om niet over je heen te laten lopen als slachtoffer, maar het wel slim aan te pakken.
1. Documenteer wat gebeurt
Slachtoffer of getuige van geweld of discriminatie? Weet dan dat je altijd het recht hebt om te filmen, aldus Dobbelaere-Welvaert. Dat beeldmateriaal kan achteraf worden gebruikt in een eventuele strafzaak, zodat die niet verzandt in een woord-tegen-woord-situatie.
Of het nu gaat over een anonieme persoon op straat of een politieagent in uniform: iets filmen en fotograferen is volgens Dobbelaere-Welvaert altijd toegelaten. In sommige gevallen is het ook aan te raden, zegt hij: ‘De bodycams van de politie bijvoorbeeld geven een eenzijdig beeld, en zijn vaak erg schokkerig. Daardoor kunnen bepaalde situaties via die beelden als heel dreigend worden ervaren, terwijl het in werkelijkheid over behoorlijk onschuldige zaken ging. Een ruimer beeld kan de waarheid dan meer eer aandoen. Ik stel dus voor dat jij de politie gewoon terugfilmt als zij jou filmen. Agenten staan daar niet voor te springen, maar het mag.’
Vrijheid van meningsuiting stopt wanneer je actief oproept tot haat of strafbaar geweld
Matthias Dobbelaere-Welvaert
Beeldmateriaal dat je gemaakt hebt wanneer je lastiggevallen wordt, zal nooit als onwettig verkregen aan de kant geschoven worden. ‘Er bestaat zoiets als Antigoon-rechtspraak,’ zegt Dobbelaere-Welvaert. ‘Die noemt een aantal criteria waaraan voldaan moet worden om bewijs rechtsgeldig te kunnen verklaren. Kijk bijvoorbeeld naar dashcambeelden: daar staat heel vaak een verkeerde datum op, omdat de gebruiker van de camera nooit de moeite heeft genomen om de datum juist in te stellen. Vroeger zou zo’n verkeerde datum onmiddellijk hebben geleid tot het weren van dergelijk bewijs, maar tegenwoordig is dat op basis van die Antigoon-rechtspraak niet meer het geval. Tenzij het overduidelijk gemanipuleerde beelden zijn, kan je materiaal zeker gebruikt worden als bewijs in een rechtszaak.’
‘Weet wel dat niet al het racistisch gedrag strafbaar is’, vervolgt de jurist. ‘Er is ook vrijheid van meningsuiting en die eindigt pas wanneer je actief oproept tot haat of strafbaar geweld.’ Dat verschil kan een rol spelen wanneer je besluit niet bij de pakken te blijven zitten, daarover meer onder stap 4.
2. Ga met je beeldmateriaal naar de politie
Als je het slachtoffer bent geworden van racistisch, seksueel of ander geweld, kan je hoe dan ook naar de politie, met of zonder bewijsmateriaal. Daar hoort een agent naar je verhaal te luisteren en je verder te helpen bij het eventueel indienen van een klacht. Als je in staat was om bewijsmateriaal te maken, mag je dat zeker ook voorleggen aan de agent. Hoe dan ook wordt de rechtsgeldigheid en bruikbaarheid daarvan pas later beoordeeld, wanneer er eventueel een strafprocedure wordt opgestart.
Helaas duiken er regelmatig verhalen op van slachtoffers die het gevoel hadden niet serieus te worden genomen door de politie. ‘Daar moeten we niet naïef over doen: politiezones hebben vaak andere prioriteiten’, beaamt Dobbelaere-Welvaert. ‘De procureur des Konings seponeert dergelijke zaken ook vaak, omdat we al kampen met een juridische achterstand. Dat is een structureel probleem in dit land.’
Toch is het wel degelijk de bedoeling dat je altijd terechtkan bij de politie. Dat leren we uit mailcorrespondentie met de woordvoerder van de Antwerpse politie, nadat een slachtoffer van seksueel geweld op Twitter gewag maakt van een erg lakse houding van de agent waarbij zij terechtkwam. Hij benadrukt dat politieagenten er zijn om te helpen bij een aangifte en dat slachtoffers zich niet mogen laten tegenhouden door een eventuele slechte ervaring met een politieman of -vrouw. In dit voorbeeld werd na het mailverkeer een intern onderzoek gestart. Voel je je onheus behandeld op het politiekantoor? Weet dan dat je altijd klacht kan neerleggen tegen de inspecteur in kwestie, maar dat je dan los daarvan ook nog verdere stappen zal moeten zetten met je originele aangifte.
‘Je mag ook altijd naar een andere politiezone gaan om je verhaal te doen’, vult Dobbelaere-Welvaert aan. ‘Dat hoeft immers niet in de zone waar het voorval plaatsvond. Kies gerust een politiezone die groot genoeg is om werk te maken van jouw klacht, want bij je lokale wijkagent liggen de prioriteiten soms anders.’
3. Houd het weg van de sociale media…
‘Je hebt het recht om te filmen, maar je hebt niet het recht om dat gefilmde zomaar publiek te maken’, aldus Dobbelaere-Welvaert, hier aangekomen bij zijn stokpaardje. ‘Je mag als burger geen persoonsgegevens van iemand anders op het internet bekend maken. Dat ontaardt heel snel in een heksenjacht waarbij de goede bedoelingen van de poster (zoals het waarschuwen van andere mensen of het aanklagen van een bestaande situatie) op de achtergrond verdwijnen. Het zou niet de eerste keer zijn dat een persoon die herkenbaar wordt weergegeven dan ontslagen wordt of zijn gezin tegen zich ziet keren.’
Dobbelaere-Welvaert begrijpt dat veel filmpjes en foto’s online komen in een vlaag van woede, verdriet of paniek, maar roept toch op om twee keer na te denken. ‘Als we dit aanvaarden, krijgen we een tribunaal op de sociale media. In het begin lijkt dat misschien nog rechtvaardig, maar het zal snel ook over andere zaken gaan dan racisme en seksisme. Dat is erg gevaarlijk, want je weet nooit wie online allemaal meeleest en welke stappen zij gerechtvaardigd vinden.’
Weet hoe dan ook dat enkel het online plaatsen van een filmpje maar zelden tot vervolging van je dader kan leiden. De politie kan niet zomaar op basis van beelden op sociale media een onderzoek starten. Het enige wat zij kunnen doen met dergelijke beelden, is de zaak opvolgen om de verdachte in het beste geval op heterdaad te betrappen. Het Openbaar Ministerie kan dan weer wel op eigen houtje een onderzoek instellen, maar doet dat vooral wanneer een zaak veel media-aandacht krijgt. (Daarmee bedoelen we méér aandacht dan enkel commotie op sociale media.) Heeft je dader dus iets gedaan wat echt niet kan en wil je hem of haar gestraft zien? Ga dan naar de politie.
4. … of houd het op zijn minst fatsoenlijk
Het is vaak niet onbegrijpelijk dat een filmpje toch gedeeld wordt. Neem nu deze tweet, van een jonge vrouw die het beu is om dag in dag uit lastiggevallen te worden. Met haar filmpje laat ze de wereld meekijken met wat ze veel te vaak moet meemaken en haar boodschap is dan ook duidelijk: ‘Ik wil mij veilig voelen als meisje, dit soort gedrag moet stoppen’. Met wat geluk zet de post ook enkele andere mensen aan het denken over hun gedrag en draagt ze zo bij tot een bewustwording, die een probleem mee de wereld uit kan helpen.
Als je wil zeggen dat er nog veel racisme is in de samenleving en dat daar iets aan moet gebeuren, is het niet relevant voor die boodschap om te weten dat Mariette van achter de hoek een racist is
Matthias Dobbelaere-Welvaert
‘Maar daarvoor is het niet nodig om die mensen herkenbaar te tonen’, aldus Dobbelaere-Welvaert. ‘Je wil een feit aanklagen, niet een persoon op zich. Als je wil zeggen dat er nog veel racisme is in de samenleving en dat daar iets aan moet gebeuren, is het niet relevant voor die boodschap om te weten dat Mariette van achter de hoek een racist is.’
Op zich heb je het recht om aan burgerjournalistiek te doen. Dat wil zeggen dat je verhalen en beelden met herkenbare mensen op mag publiceren, op voorwaarde dat ze nieuwswaarde hebben. Dat schept een enorme grijze zone, want het begrip ‘nieuwswaarde’ is erg moeilijk in te vullen: soms draait het nieuws om een straatkat. Als het niet nodig is om de persoon in kwestie herkenbaar weer te geven, getuigt het volgens Dobbelaere-Welvaert van goed fatsoen om het ook gewoon niet te doen. Daar zijn toegankelijke oplossingen voor: ‘Een foto kan je gemakkelijk anonimiseren. Dan heb je alle recht om die foto’s online te zetten en hoef je je geen zorgen te maken om de privacywetgeving. Bij video’s is dat iets moeilijker en vergt het iets meer technische kennis, maar zelfs daarvoor zijn programma’s te vinden.
5. Weet dat het delen van herkenbare personen gevolgen kan hebben voor jou
Het onherkenbaar maken van de dader is niet alleen een teken dat jij je wel weet te gedragen, het is ook nog eens net zo slim. Hoewel het filmen op zich niet strafbaar is en je beeldmateriaal nooit aan bewijskracht zal verliezen door privacywetgeving te overtreden, zou je misschien toch in de problemen kunnen komen wanneer je dat filmpje deelt met de dader herkenbaar in beeld.
‘Als een rechter oordeelt dat de feiten wel ongepast maar niet strafbaar waren, kan je je verwachten aan een tegenvordering, aldus Dobbelaere-Welvaert. ‘Dat kan dan op basis van intimidatie of aanranding van de goede eer. Daar moet je rekening mee houden als je zoiets post: is het sop de kolen waard? Als je twijfelt om iets openbaar te maken of niet, raad ik aan om te rade te gaan bij een advocaat. Dan kan je een goede inschatting maken van de eventuele gevolgen.’
De eerlijkheid gebiedt hem echter ook te zeggen dat het eerder zeldzaam is dat de tegenpartij iemand die een filmpje deelt aanklaagt. ‘In sommige omstandigheden zeggen mensen lelijke dingen. Waarschijnlijk schamen zij zich er achteraf ook voor, en willen ze dat de zaak zo snel mogelijk achter hen ligt. In het geval dat er toch een klacht komt van de tegenpartij, is de kans dat er een effectieve straf volgt bovendien erg klein. In ons rechtssysteem moet je elke schade kunnen bewijzen en het becijferen van de schade wanneer je naam is geschaad, is heel moeilijk. Het wordt wel concreet als de persoon in kwestie zijn job is verloren of zijn partner kwijt is. Dan wordt het risico op een procedure groter, maar ik ken erg weinig voorbeelden waarbij het daadwerkelijk tot een vonnis of arrest is gekomen.’
‘Toch denk ik dat we verder moeten kijken naar de juridische kant en ook de goede smaak niet uit het oog mogen verliezen’, herhaalt Dobbelaere-Welvaert. ‘Uiteraard zijn de beweegredenen van de slachtoffers, die vaak al jaren te maken hebben met racisme of seksisme, om iets online te gooien te begrijpen, maar op vlak van privacy blijft het een slecht idee. Het lijkt mij dat onze politie en juridische structuur een upgrade moeten krijgen, want als je als slachtoffer in de kou blijft staan, is het internet je laatste strohalm. Er is dus nog veel werk voor politie en justitie om slachtoffers serieus te nemen.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier