‘Racisme is volkomen normaal geworden’ (Maryam H’Madoun)
‘Niet het Vlaams Blok maar de traditionele partijen hebben racisme gemaakt tot wat het is: SP.A, CD&V en Open VLD. Zij hebben het racistische gedachtegoed overgenomen en niet alleen mainstream gemaakt, maar geïnstitutionaliseerd’, zegt Maryam H’Madoun, docente economie aan de Universiteit Antwerpen en lid van BOEH (Baas Over Eigen Hoofd).
Naar aanleiding van het heropende debat over racisme na het incident met vrt-journalist Peter Verlinden publiceert Knack.be een interview met Maryam H’Madoun dat in Knack verscheen op 23 april 2014.
‘Ik lees bijna geen kranten en tijdschriften meer’, zegt Maryam H’Madoun. ‘Ik heb mijn abonnementen op De Standaard , De Morgen en Knack al een hele tijd geleden stopgezet. Ik kijk ook niet meer naar de VRT. Het spijt me zeer, maar ik wil niet constant beïnvloed worden door de manier waarop de witte media de werkelijkheid vormgeven. Er werd hier de voorbije jaren zo agressief over minderheden geschreven dat ik er echt afstand van moest nemen. Ik moest mijn engagement beschermen tegen zo veel negativiteit.’
Bij het brede publiek is de 29-jarige H’Madoun niet bekend, maar achter de schermen heeft ze flink wat impact. In de Knack -lijst met invloedrijkste allochtone Belgen (een ‘verschrikkelijk’ initiatief, zal ze in de loop van het gesprek zeggen) stond ze eerder dit jaar op nummer 22. Ze doceert economie aan de Universiteit Antwerpen en vecht met BOEH (Baas Over Eigen Hoofd) al sinds 2007 tegen het hoofddoekenverbod.
Enkele weken geleden haalde BOEH een belangrijke slag thuis. De auditeur van de Raad van State vindt het hoofddoekenverbod in het Gemeenschapsonderwijs niet verenigbaar met het recht op godsdienstbeleving en vrije meningsuiting. ‘Een hele opluchting’, lacht H’Madoun. ‘De auditeur heeft onze argumenten ernstig bestudeerd, en liet zich niet leiden door de klassieke clichés. We wachten nu nog in spanning op de definitieve uitspraak, maar we hebben weer een beetje meer vertrouwen in justitie. En dat is belangrijk, want ons vertrouwen in de instellingen is bijzonder klein.’
Had u begrip voor de argumenten van het Gemeenschapsonderwijs? Dat meisjes in sommige scholen onder druk werden gezet om een hoofddoek te dragen?
MARYAM H’MADOUN: Dat is het argument dat soms werd gebruikt, en ik sluit niet uit dat die problemen op sommige plekken inderdaad bestonden. Maar dan nog was de reactie totaal buiten proportie. Men kan zulke problemen op andere manieren oplossen, zonder een algemeen verbod. Een verbod dat dan nog werd opgelegd zonder enige vorm van inspraak door de betrokkenen.
Zijn er veel meisjes die vandaag thuis worden gehouden omdat ze niet zonder hoofddoek naar school mogen?
H’MADOUN: Er zijn meisjes die thuisblijven, op eigen initiatief, omdat ze niet zonder hoofddoek naar school willen. In Antwerpen zijn dat er toch een paar tientallen. Die studeren op eigen houtje en leggen hun examens af voor de centrale examencommissie. Ik ken ook meisjes die hun droom om lerares te worden moesten opbergen omdat ze geen hoofddoek mogen dragen voor de klas.
U mag het wel, aan de Universiteit Antwerpen.
H’MADOUN: In dat opzicht is de UA een uitzondering en een voorbeeld voor de anderen. Het is een van de weinige instellingen die er geen probleem van maakt. Sinds het Antwerpse hoofddoekverbod voor loketbeambten maken almaar meer instellingen en werkgevers er wel een probleem van.
Wat ging er door u heen toen oud-burgemeester Patrick Janssens (SP.A) ruim zeven jaar geleden dat verbod oplegde?
H’MADOUN: Dat kan ik nog altijd niet goed onder woorden
brengen. Wij voelden ons in het zak gezet. Voor de verkiezingen was Janssens nog in verscheidene moskeeën langsgegaan, om zoete broodjes te bakken met moslims. En zijn eerste maatregel was dat verbod. Dat was zo flagrant, ik heb het er vandaag nog altijd moeilijk mee.
Heeft dat hem de verkiezingen gekost in 2012?
H’MADOUN: Velen hebben inderdaad niet meer op hem gestemd. Ik heb voor de laatste gemeenteraadsverkiezingen meegewerkt aan KiesKeurig 2012, een project om jongeren warm te maken voor de politiek. Onder het motto: If you don’t do politics, politics will do you . En dat is geslaagd. Heel wat jongeren die we toen hebben bereikt, zijn ondertussen actief geworden bij zelforganisaties en nemen een engagement op in de samenleving.
Heeft de SP.A zich niet herpakt? De partij is nu tegen een hoofddoekverbod.
H’MADOUN: Een partij die de mensen zo kan bedriegen, kun je moeilijk opnieuw vertrouwen. Ik ben iemand die heel snel medeleven voelt, maar toen Janssens na de verkiezingen in huilen uitbarstte, had ik weinig sympathie. Hij heeft als ‘burgervader’ zelf nooit wakker gelegen van de tranen van de jonge vrouwen en meisjes die van de ene dag op de andere niet langer aanvaard werden op hun werk of op hun school.
Wat vindt u van het neutraliteitsargument waarmee het verbod wordt verdedigd?
H’MADOUN: Wie de macht heeft, bepaalt het discours. En dus heeft iedereen het over neutraliteit, terwijl het eigenlijk over veel meer gaat. Wie bepaalt wat neutraliteit is? Ik begrijp dat mensen willen dat een ambtenaar neutraal is in de manier waarop hij zijn functie vervult. Dat willen wij ook. Maar in zijn uiterlijk? Dat is toch niemand? Bent u als blanke Europese man met heel uw voorgeschiedenis voor mij neutraal? Nee. Nochtans ga ik ervan uit dat u in staat bent om mij op een neutrale manier te benaderen.
Een hoofddoek kun je afzetten.
H’MADOUN: Ja, maar een religieuze beleving is zo eigen aan de mens dat je niet zomaar kunt eisen dat iemand daar afstand van doet. Vrijheid van religie staat niet voor niets in de verklaring voor de rechten van de mens. Het punt is dat zelfs als u uw huidskleur wél zou kunnen veranderen om voor bepaalde bevolkingsgroepen ‘neutraler’ over te komen, het moreel onverantwoord zou zijn om zoiets van u te eisen. Bovendien krijgen niet alle burgers inspraak in het definiëren van neutraliteit. Misschien is voor een moslim een vrouw zonder hoofddoek niet neutraal.
Straks pleit u voor de hoofddoekplicht.
H’MADOUN: (lacht) Nee, maar in sommige landen bestaat die plicht wel. Daar zijn we tegen, ik ook, omdat het een aantasting is van de individuele vrijheid. Maar wat is het verschil tussen een verbod en een verplichting? In beide gevallen is er onderdrukking en hebben vrouwen geen recht op keuzevrijheid.
Sinds wanneer draagt u de hoofddoek?
H’MADOUN: Sinds mijn achttiende. Ik ben ermee begonnen omdat ik nood had aan spiritualiteit, en die zocht ik toen in mijn religie. Het was ook een periode waar ik mij in die aspecten van mijn identiteit ging verdiepen waarvan ik het gevoel had dat ze geen plaats kregen op school, zoals mijn Marokkaanse afkomst en mijn religie.
U deed het niet uit verzet?
H’MADOUN: Nee, ik stond toen helemaal nog niet stil bij de agressieve sfeer ten aanzien van de islam. Ik was nog helemaal geen activiste, ik was gewoon met mijzelf bezig. Ik wilde mijzelf ontdekken. Ik ging ook net naar de universiteit, waar de hoofddoek geen probleem was.
In de media is het debat een beetje weggedeemsterd. Er heerst bij journalisten en lezers allicht zelfs enige hoofddoekmoeheid.
H’MADOUN: Dat begrijp ik. De dominante groep heeft het er te vaak over gehad, dat vind ik ook. Altijd vanuit hetzelfde perspectief. Maar bij ons is die moeheid er niet. Omdat het debat nooit echt ten gronde is gevoerd. Dat geldt ook voor racisme. Ook dat debat zijn heel wat mensen beu. Maar eigenlijk hebben we het er nog nooit écht over gehad. Dus als u moe bent, zou ik zeggen: take a break , rust even uit, en luister gewoon.
Ik luister.
H’MADOUN: (lacht) We zitten hier met z’n allen in hetzelfde schuitje. Als we vreedzaam willen samenleven, moeten we heel eerlijk en expliciet kunnen zijn tegen elkaar. En het is nu eenmaal een feit dat racisme nog steeds een reëel, institutioneel en diepgeworteld probleem is. De meeste mensen begrijpen niet wat ik daarmee bedoel, omdat ze bij racisme enkel denken aan de meest vulgaire uitingen: scheldpartijen en gewelddadige incidenten. Men beschouwt het als iets wat vooral leefde in de tijd dat het Vlaams Blok aan een opmars bezig was.
Dat hebt u meegemaakt.
H’MADOUN: Natuurlijk. Ik ben opgegroeid in Borgerhout, toen het Vlaams Blok hier haast op elke hoek van de straat een stamcafé had. Wij waren het gewoon om uitgescholden te worden. Dat is erg, maar veel erger vind ik het als je de kansen worden ontzegd om iets te maken van je leven. Dat is het meest destructieve en wezenlijke aspect van racisme. Racisme gaat over machtsverhoudingen. Als een man u op straat uitscheldt vanwege uw huidskleur, zal dat u ook raken. Maar daarna gaat u gewoon verder met uw leven. Die man geeft immers geen voeding aan een systeem dat u vanwege uw huidskleur de toegang tot de arbeidsmarkt ontzegt, of uw onderwijskansen in het gedrang brengt, of uw grondwettelijke rechten beperkt.
U hebt die toegang toch ook? U geeft les aan de universiteit.
H’MADOUN: Ik ben door de mazen van het net geglipt. Ik heb er keihard voor gewerkt, daar niet van. Maar ik ben hier geraakt ondánks, niet dankzij het systeem. Ik heb ook geluk gehad, dat besef ik goed. Het probleem is dat mensen met minder geluk of iets minder capaciteiten, en de verkeerde naam of verkeerde huidskleur, vaak gedoemd zijn. En dat is niet eerlijk.
Is het racisme niet op de terugweg?
H’MADOUN: Integendeel, racisme is volkomen normaal geworden. Niet het Vlaams Blok maar de traditionele partijen hebben racisme gemaakt tot wat het is: SP.A, CD&V en Open VLD. Zij hebben het racistische gedachtegoed overgenomen en niet alleen mainstream gemaakt, maar geïnstitutionaliseerd. De partijen die de voorbije decennia een invloed hebben gehad op het beleid, hebben de grootste schade aangericht.
Ze hadden wel een cordon sanitaire tegen het Blok.
H’MADOUN: Maar ze hebben de manier van denken helemaal overgenomen. (denkt na) Weet u, het zijn vaak de mensen die denken dat ze helemaal niet racistisch zijn die er het meest last van hebben. Mensen die vol goede bedoelingen zitten en nooit iemand voor makak zullen uitschelden. De progressievelingen die zogezegd geen enkel probleem hebben met diversiteit, maar hun kinderen toch liever niet naar een school met te veel kleur sturen.
Leg eens uit wat u precies onder racisme verstaat.
H’MADOUN: Racisme is heel moeilijk in een paar zinnen uit te leggen. Het is geen term die je gewoon kunt opzoeken in de Van Dale en dan denken dat je het begrepen hebt. Net als seksisme is racisme een systeem dat vooral berust op machtsverhoudingen. Het is de overtuiging, vaak onbewust, dat iemand vanwege bepaalde kenmerken minderwaardig is, en daarom uitgesloten kan worden. Platte racisten zijn daar bewust van overtuigd, maar ook mensen die denken dat ze helemaal niet racistisch zijn, kunnen daar toch uiting aan geven. Het is moeilijk uit te leggen, maar het begint van kinds af aan en het zit in zo veel kleine dingen.
Geef eens een voorbeeld?
H’MADOUN: Een leerkracht kan ervan overtuigd zijn dat alle kinderen gelijk zijn, maar toch alleen de witte kindjes aan het woord laten als hij vragen stelt. Dat is gebaseerd op het idee dat de andere kinderen het antwoord toch niet zullen kennen. Ander voorbeeld: ik neem deel aan een panelgesprek en de organisator zegt mij dat er ook een ‘moderne moslima’ zal meedoen, die geen hoofddoek draagt. Ik kan met die hoofddoek dus niet modern zijn, ik ben achterlijk.
Vond u de cartoon die De Morgen onlangs over Barack Obama publiceerde ook racistisch?
H’MADOUN: Dat was een opstoot van vulgair racisme. Als je een African-American afbeeldt als een aap, dan hanteer je hetzelfde instrument dat in de tijd van de slavernij werd gebruikt om de minderwaardigheid van zwarten aan te tonen, en dus om slavernij te legitimeren. Die ideeën gaan al een paar honderd jaar mee.
Maar het was satire.
H’MADOUN: Zeker. En satire moet kunnen. Er is veel dat moet kunnen. Maar laat mij u een vraag stellen: als een Belgische krant een zwarte als aap had afgebeeld in de tijd dat Leopold II in Congo was, zou het dán gekund hebben? Als satire?
Het zou minder gepast geweest zijn.
H’MADOUN: (lacht) Omdat de context anders is, niet? Wel, voor veel zwarte mensen is de context vandaag helemaal niet anders. Zij hebben helemaal niet het gevoel dat ze in een context zonder racisme zitten. Dat is het punt. De vraag is ook of we wel kunnen spreken van satire als het element kritiek ontbreekt. Als je van iemand een karikatuur maakt vanwege zijn huidskleur, dan moet het duidelijk zijn dat je eigenlijk vindt dat dat niet kan. Doe je dat niet, dan legitimeer je de karikaturale voorstelling, of je het nu wilt of niet.
Is het een gebrek aan blanke empathie?
H’MADOUN: Ik vraag zelfs geen empathie, want dat is wel erg veel. Gewoon de bereidheid om te aanvaarden dat racisme nog altijd een realiteit is, volstaat. Humor en satire, allemaal prima. Maar wees je bewust van het feit dat we nog steeds in een context leven waar mensen systematisch het onderspit moeten delven vanwege hun huidskleur.
Hoe belangrijk is het dat de VS met Obama een zwarte president hebben?
H’MADOUN: Hij dient op dit moment de agenda van de zwarte Amerikanen niet, dat is duidelijk. Maar hij is er wel dankzij de strijd die miljoenen zwarte Amerikanen hebben geleverd. Dus in die zin is hij het symbool van iets wat groter is dan hijzelf.
Valt de strijd van de zwarte burgerrechtenbeweging in de VS te vergelijken met de strijd die minderheden vandaag bij ons moeten voeren?
H’MADOUN: Er zijn in een aantal opzichten wel gelijkenissen tussen de strijd die zwarte Amerikanen vandaag voeren. In beide gevallen gaat het om gemeenschappen die oververtegenwoordigd zijn in statistieken waarin niemand oververtegenwoordigd wil zijn: werkloosheid, armoede, schoolachterstand, discriminatie… Maar ons verhaal verschilt fundamenteel van dat van hen, natuurlijk. Wij zijn gekoloniseerd maar geen honderden jaren tot slaaf gemaakt. Die zware erfenis dragen wij niet mee.
We herdenken dit jaar de akkoorden die in 1964 werden gesloten tussen België en Marokko en Turkije. Is het samenleven mislukt, die voorbije halve eeuw?
H’MADOUN: De manier waarop wij als gemeenschap hier naartoe gekomen zijn, gaf natuurlijk al aanleiding tot problemen. Marokkaanse en Turkse mannen werden gerekruteerd om hier keihard te komen werken tegen lage lonen. Welke taal ze spraken, was van geen enkel belang. Iedereen ging ervan uit dat ze ooit zouden terugkeren. Daarom werden er geen inspanningen gedaan om hen een plek te geven in dit land.
Wat had er moeten gebeuren om de integratie beter te laten verlopen?
H’MADOUN: Integratie is een fout begrip. Zeker voor mensen die hier geboren zijn. Maar ook voor de eerste generatie klopte het niet. Omdat men er eigenlijk assimilatie mee bedoelde. En dat kun je niet vragen aan een gemeenschap. Je kunt niet verlangen dat mensen hun cultuur opgeven en de identiteit van de andere overnemen.
En de taal?
H’MADOUN: Dat hoef je zelfs niet te vragen. Of te eisen, zoals vandaag gebeurt. Denkt u nu echt dat er mensen zijn die hier wonen en werken en toch geen Nederlands willen leren? Mensen willen communiceren en begrepen worden. Het probleem is dat taal hier een obsessie is geworden. Een excuus dat men gebruikt om problemen te verklaren, of liever: van tafel te vegen. Hoe verklaart u anders dat de werkloosheid onder hoogopgeleiden met een migratieachtergrond die hier geboren zijn, ook een veelvoud is van de werkloosheid bij hoogopgeleiden van Belgische afkomst?
Voelt u zich vertegenwoordigd door politici zoals Nahima Lanjri bij CD&V, Meyrem Almaci bij Groen of Yamila Idrissi bij SP.A?
H’MADOUN: Nee. Ik ben blij dat ze er zijn, omdat ik blij ben met elk plekje dat mensen met een bepaalde afkomst of moslimachtergrond kunnen innemen in de samenleving. Omdat iedereen dan ziet dat de wereld niet vergaat als dat gebeurt. (lacht) Dat is goed. Maar als activist, als iemand met strijdpunten, voel ik mij niet vertegenwoordigd.
Wat is het belang geweest van de Arabisch-Europese Liga van Dyab Abou Jahjah?
H’MADOUN: Abou Jahjah heeft laten zien dat je op een bepaald moment op een brutale manier je rechten moet opeisen. Ik kon mij niet altijd vinden in de manier waarop hij te werk ging, maar ik vond mij wel in zijn standpunten. Men had veel positiever moeten reageren op de AEL. Men had meteen moeten inzien ze er niet op uit waren om de samenleving schade te berokkenen zoals men vaak liet uitschijnen, maar net om die samenleving te verbeteren. Ze ijverden voor een volwaardig burgerschap voor iedereen.
Hadden migranten van de eerste generatie het niet moeilijk met de AEL?
H’MADOUN: Zeker, maar dat is begrijpelijk. Ze waren dankbaar dat ze hier mochten komen werken. Hun referentiepunt was de situatie in het land van herkomst. Wij van de tweede en derde generatie zijn hier geboren. Dit is ons land, dit is onze samenleving. Wij hoeven ons niet onderdanig op te stellen. Wij zijn burgers zoals iedereen en wij hebben het recht om te eisen wat ons toekomt.
Twaalf jaar geleden vloog Abou Jahjah in de cel, vandaag heeft hij een column in De Standaard . Wil dat niet zeggen dat er veel veranderd is?
H’MADOUN: Men wekt op die manier de indruk dat er veel veranderd is, maar dat is niet zo, nog niet. Er zijn nog altijd problemen die te weinig aangekaart worden. De media zelf zijn doordrongen van een fout discours. Als we echt willen dat er iets verandert, moeten we dat eerst erkennen. De media moeten erkennen dat ze echt iets van ons kunnen leren, ze moeten openstaan, ze moeten willen debatteren over ongelijkheid, over racisme. Ze moeten bereid zijn om geconfronteerd te worden met hun eigen ideeën.
Verwerpt u behalve het concept ‘integratie’ ook de term ‘allochtoon’?
H’MADOUN: Niet alleen de term. Ik verwerp ook alles waar de term voor staat. De krant De Morgen heeft de term geschrapt, maar gebruikt nu gewoon andere woorden om precies hetzelfde te doen: Marokkaan, moslim, Noord-Afrikaan… Nieuwe termen om de samenleving te verdelen in een groep die goed is en een groep die minder is. Als de ene term verdwijnt, wordt er een nieuwe gevonden om uitsluiting te legitimeren.
Is ‘allochtoon’ geen neutrale term?
H’MADOUN: Nee. Het is een term die vaak heel vals gebruikt wordt. Wij weten allemaal dat een Amerikaan die hier komt werken, geen allochtoon is. Laten we dus niet flauw doen: het gaat over mensen met een bepaalde huidskleur, etnie en religie. En iedereen is een slachtoffer van dat discours. Ook autochtonen hebben geen keuze, ze worden als het ware verplicht om autochtoon te zijn, om een kant te kiezen, om dat systeem in stand te houden. Al heb ik het gevoel dat de bereidheid groeit om een einde te maken aan die vreselijke tweedeling.
Blijft de term niet noodzakelijk als je statistieken over achterstelling wilt maken?
H’MADOUN: Als je statistieken wilt maken, zeg dan gewoon waarover het gaat. Allochtoon is te vaag en zegt in wezen niets. Doe je onderzoek naar nieuwkomers? Noem ze nieuwkomers. Doe je onderzoek doen naar Marokkanen van de eerste generatie? Noem ze Marokkanen van de eerste generatie. Wees exact, en zet ons niet allemaal onder de noemer allochtoon.
Dan was u niet ingenomen met de ‘allochtone powerlist’ die Knack een paar weken geleden publiceerde?
H’MADOUN: Ik vond dat een verschrikkelijk
initiatief. Allochtonen zijn mensen zonder macht, dus een allochtone powerlist houdt geen steek. En als ik het goed begrijp, was de aanleiding de herdenking van vijftig jaar migratie uit Marokko en Turkije. U had uw lijst dus op z’n minst kunnen beperken tot mensen die uit die migratie afkomstig zijn. U had onderzoek kunnen doen naar de bijdragen die ze doorheen de jaren hebben geleverd.
Was u niet blij dat u in de lijst stond?
H’MADOUN: Nee. Doordat ik erin stond, leek het alsof ik de aandacht op mij wilde trekken, en dat is absoluut niet het geval. Ik ben een activiste die haar engagement serieus neemt. Ik wil niet in de aandacht staan, mijn doel is om dingen te veranderen.
Waarom geeft u dan toch dit interview?
H’MADOUN: Omdat het belangrijk is dat de thema’s waar wij het nu over hebben eindelijk eens echt op de agenda komen. Omdat u een open gesprek met mij wilt voeren. Omdat u niet met uw ogen begint te rollen als ik over racisme praat. Omdat ik mij niet om de haverklap hoef te verdedigen omdat ik een hoofddoek draag.
Er zijn vast lezers die vinden dat ik u met Koranverzen om de oren moet slaan.
H’MADOUN: Dat is misschien wat de mensen willen lezen. Objectieve en neutrale journalistiek bestaat niet. Dat is de macht van de media, daarom heb ik de mainstream media zo lang als vijand gezien.
Als u de Vlaamse kwaliteitsmedia niet meer leest, mist u dan geen informatie?
H’MADOUN: Ik heb genoeg andere bronnen om op de hoogte te blijven. Er zijn nieuwtjes die ik misschien mis, maar dat vind ik geen hoge prijs om mijn geest te beschermen.
Is het werkelijk zo erg?
H’MADOUN: Het is werkelijk zo erg. Ik had er onlangs nog een discussie over met iemand die bij de VRT rond diversiteit werkt. Zij vond dat de openbare omroep hard zijn best doet. Maar ze hebben daar geen idee hoe nefast hun eenzijdige en vaak stereotiepe berichtgeving is voor de menselijke relaties in deze samenleving. Journalisten moeten dingen onderzoeken, moeten proberen om situaties te begrijpen. Maar dat gebeurt hier niet. Dat doen ze niet. De enige krant die ik nog af en toe lees, is De Tijd .
Heeft die krant voldoende correcte aandacht voor diversiteit?
H’MADOUN: Die krant heeft bijna geen aandacht voor diversiteit. Maar misschien is het dat net. (lacht) Als ik moet kiezen tussen een krant die het faliekant verkeerd doet en een krant die er niets over schrijft, dan weet ik het wel. Dan kan ik tenminste de actualiteit volgen zonder dat ik mij beledigd voel door de rest van de berichtgeving.
Waarom gaat u zelf niet in de journalistiek?
H’MADOUN: Ik schrijf alleen stukken als ik de volledige controle heb over de boodschap: op alternatieve websites, en recent voor MO , bijvoorbeeld. Ik zou het niet kunnen verdragen dat men mij in een bepaalde richting zou willen sturen. Misschien ben ik daarom in het academische milieu terechtgekomen. Al valt dat soms ook een beetje tegen. Ik dacht dat de universiteit een plek was waar je in alle vrijheid zou kunnen nadenken, maar dat was nogal naïef. Je staat voortdurend onder druk om te publiceren.
Hebt u niet de ambitie om prof te worden?
H’MADOUN: Nee. Ik geef nog les aan de universiteit tot het einde van dit academiejaar. Dan hou ik daarmee op.
Om wat te gaan doen?
H’MADOUN: Ik moet even weg. Naar een andere universiteit misschien, maar in elk geval naar een ander land. Het is mij hier een beetje te verstikkend allemaal. Ook het activisme is voor mij even genoeg geweest. Ik heb heel veel van mijzelf geïnvesteerd om dingen te veranderen. Ik voel mij op dit moment een beetje leeggezogen. Het is tijd om te herbronnen en nieuwe inspiratie op te doen.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier