Jan Nolf
Proces Jonathan Jacob: pijnlijke pronostiek van een dramatische zaak
Het lijkt erop dat nog onmenselijk veel geduld zal moeten gevraagd worden in de dramatische zaak Jonathan Jacob, schrijft justitiewatcher Jan Nolf. Nieuwe wendingen zijn alvast niet uitgesloten.
Wetenschappelijk onderzoek bewijst dat het makkelijker is het weer in België te voorspellen dan het verloop van een proces – laat staan de uitkomst ervan. Toch waagt uw #justitiewatcher zich aan een pijnlijke pronostiek voor de zitting van morgen – en zelfs heel lang daarna.
Twee opmerkelijke uitzonderingen op een gewoon proces
Het Openbaar Ministerie wordt in die bijzondere zaak voor de correctionele rechtbank niet waargenomen door een magistraat van het Antwerps parket, maar door Alexandra Van Kelst van het parket-generaal – dus het hogere echelon, waarvan tot 1 april 2014 Yves Liégeois de korpschef was.
Deze correctionele kamer van de Antwerpse rechtbank zelf heeft daarenboven een uitzonderlijke samenstelling: geen magistraten uit Antwerpen zelf, maar Turnhout en Mechelen – om een schijn van partijdigheid te weren. Tja, een beetje achterhaald op dat punt: sinds 1 april 2014 vormen de rechters van Antwerpen, Turnhout en Mechelen één groot korps.
Wat was voor de zitting van morgen afgesproken?
Volgens de op 7 januari jl. tussen advocaten, parket en de correctionele rechtbank gemaakte afspraken zou de zaak Jonathan Jacob morgen donderdag 21 mei en volgende week donderdag 27 mei in twee zittingen gepleit moeten raken.
Eerst komen de burgerlijke partij (de familie Jacob) en het parket aan het woord en vervolgens de beklaagden.
Wie staat morgen terecht?
Oorspronkelijk was enkel de vervolging voorzien van één lid van het Bijzonder Bijstandsteam (BBT), evenals van de directeur en de psychiater van de instelling waar Jonathan Jacob niet opgenomen raakte.
Na de vele wendingen in de zaak (vooral sinds de ondertussen internationaal gelauwerde Panorama-reportage van 21 februari 2013) besliste de Kamer van Inbeschuldigingstelling op 6 november 2014 daarenboven dat ook alle andere leden van het BBT (dus alle 8 ‘bottinnekes’) en een Mortselse politiecommissaris zich voor de correctionele rechtbank moesten verantwoorden.
Noteer goed: iederéén geniet tijdens dat proces het vermoeden van onschuld. Aan dat heilig juridisch principe veranderen ook de gruwelijke beelden niets.
Wie staat morgen niét terecht?
Het Antwerpse parket-generaal klasseerde het onderzoek tegen K.D.L. (de Antwerpse substituut van dienst) wegens valsheid in geschrifte twee maal zonder gevolg: één keer op 19 juni 2012 en opnieuw op 28 oktober 2013.
Het tweede luik van de klacht wegens medeplichtigheid aan de onopzettelijke dood van Jonathan Jacob werd echter nooit onderzocht. Raadsheer-onderzoeksrechter Liesens bevestigde dat op 14 maart 2013 nog uitdrukkelijk aan vader Jan Jacob.
Het verhoor door Liesens van Jan Jacob vermeldt in dat verband: “ik geef u het relaas van wat volgens mij de verantwoordelijkheden zijn in dit dossier, en zeer concreet wat betreft het overlijden van mijn zoon.U zegt mij dat U desbetreffend niet gelast bent en Uw mening desbetreffend derhalve niet kan geven en hierover ook geen onderzoeksdaden kan stellen“.
Dit langverwachte proces is bijgevolg een gehalveerd proces wat betreft de beweerde “instructies tot platspuiten” die dan alvast de aanleiding zouden geweest zijn voor de inzet van de “bottinnekes”.
Jan Jacob heeft altijd verklaard dat hij de waarheid van de hele toedracht wil, en heel de waarheid. Maar ook de beklaagden hebben daar alle belang bij.
Het proces kent misschien wel daarom morgen een valse start.
Er zijn twee tekenen aan de wand.
Het eerste: volgens de op 7 januari meteen ook gemaakte afspraken hebben de advocaten van de familie Jacob (Jef Vermassen voor de ouders, en Peter Callebaut voor de broer en zussen van Jonathan) hun schriftelijke opmerkingen (conclusies) tijdig ingediend.
Dat is niet zo voor de beklaagden, die in strijd met diezelfde afspraken nog niet in hun kaarten lieten kijken.
Morgen zorgen zij dus wellicht voor een verrassing.
Het tweede: daarenboven zitten alle beklaagden sinds kort op één lijn in het strafonderzoek tegen vader Jan Jacob voor beweerd misbruik van het inzagerecht: de beelden die gebruikt werden in de Panorama-reportage.
Dat onderzoek werd in april 2013 opgestart door een burgerlijke partijstelling van de (toen ook in de procedurestukken nog anoniem vermelde) leden van het BBT.
Voor de raadkamer vorderde het parket de buitenvervolgingstelling van Jan Jacob maar meester Jan De Man, advocaat van het BBT vroeg aanvullend onderzoek. Toen de onderzoeksrechter dat weigerde trok De Man naar de Kamer van Inbeschuldigingstelling (K.I.).
Blijkbaar is de K.I. op die weigering gedeeltelijk teruggekomen, want omtrent het maken van de Panorama-reportage vonden inderdaad enkele aanvullende verhoren plaats.
Op 18 juni moet de Antwerpse raadkamer zich opnieuw over de bezwaren tegen vader Jan Jacob buigen, maar het parket-generaal liet al weten dat het bij zijn vraag tot buitenvervolgingstelling blijft.
Het recht redeneert in haar koude principes soms pervers.
Maar verrassend qua timing en initiatief: ondertussen hebben pas een tweetal weken geleden ook alle andere beklaagden identiek dezelfde klacht neergelegd.
Net de analyse dat de Panorama-reportage voor een wending in het dossier zou gezorgd hebben, wordt misschien ooit als beïnvloeding van een onpartijdige rechtsgang aangehaald. Het lijkt een perverse redenering maar het recht redeneert in haar koude principes soms pervers.
Morgen voor de correctionele rechtbank: vraag om uitstel van alle beklaagden.
Dat de beklaagden weigerden het debat schriftelijk te voeren kondigt logischerwijze aan dat zij een uitstel van de pleidooien wensen. Het parket-generaal zou zich daar bij monde van mevrouw Van Kelst wellicht met hand en tand tegen verzetten.
Afhankelijk van de vraag of de rechtbank dat uitstel zal toestaan of niet, zijn de scenario’s totaal verschillend.
Als de zaak morgen uitgesteld wordt, betekent dat uiteraard vooral opnieuw tijdverlies voor een rechtsgang die zich sinds de dood van Jonathan Jacob op 6 januari 2010 tergend traag vooruit sleept. Dat is slopend voor de familie Jacob en menselijk gezien een procedurele foltering.
Voor de beklaagden kan alle uitstel welkom zijn: na 5 jaar wordt misschien gedacht aan de overschrijding van de ‘redelijke termijn’. Volgens de rechtspraak is dan nog hoogstens een formele schuldverklaring mogelijk, maar eventueel zelfs geen enkele straf meer
Er is meer: de beste verdediging is de aanval.
Volgens meester De Man kunnen zijn cliënten “geen eerlijk proces meer krijgen nu de beelden van de inval in de cel gelekt zijn“.
Lees over het recht op spreken of de zwijgplicht van advocaten ook Jan Nolfs opiniestuk ‘Moeten advocaten zwijgen? Neen, maar de toga is ook een waarschuwing
De klacht tegen vader Jan Jacob is met andere woorden een juridische hefboom om principieel zelfs de vrijspraak te pleiten, en daarom willen nu alle beklaagden eerst de behandeling van dat andere dossier waarin zij voorhouden het slachtoffer zijn.
Minstens willen alle beklaagden de gezamenlijke behandeling van beide dossiers. Dat kan tot gevolg hebben dat de rechtbank zich tot milde straffen zou beperken.
Zo oordeelde het Antwerpse hof van beroep al in een arrest van 26 april 2012 in de zaak van de drie Antwerpse onderzoeksrechters (vervolgd voor valsheid in geschrifte) dat zij omwille van doorstane mediacoverage een opschorting van straf verdienden: “bovendien hebben de beklaagden, en in zekere mate hun familie, aan de publieke verachting het hoofd moeten bieden als gevolg van negatieve persberichten“.
Morgen kan een weigering van uitstel door de correctionele rechtbank echter nog tot een volkomen andere procedure leiden.
Als de rechtbank die vraag van de verdediging tot uitstel weigert, zijn opmerkelijk nieuwe scenario’s denkbaar. En die gaan veel verder.
De beslissing van een rechtbank om een zaak op een bepaalde datum te laten pleiten of uit te stellen wordt in de regel als een ‘maatregel van inwendige aard’ beschouwd: tegen zo’n ‘formaliteit’ kan geen hoger beroep worden aangetekend.
Echter is ook een andere – inhoudelijke – kijk op die beslissing mogelijk. Dergelijke beslissing die normaliter slechts administratief is, kan volgens professor Raf Verstraeten “een juridische draagwijdte krijgen. Dat is bv. het geval met een beslissing van uitstel wanneer een partij het verweer ontwikkelde dat door deze beslissing haar rechten in het gedrang worden gebracht”. Verstraeten vermeldt in dat verband het risico van verjaring of de onmogelijkheid om nog een getuige te ondervragen.
De rechtspraak aanvaardt dat zo’n beslissing dan wél vatbaar is voor beroep. De daarover gepubliceerde rechtspraak betreft vooral cases waarin de rechtbank een zaak uitstelt maar is qua redenering evengoed toepasselijk voor een weigering tot uitstel.
Wanneer de correctionele rechtbank morgen de zaak weigert uit te stellen, kunnen de beklaagden tegen die ‘beslissing’ onmiddellijk hoger beroep aantekenen, wat normaliter de behandeling van de zaak voor de correctionele rechtbank meteen schorst: iedereen naar huis.
Wat is nu het verder gevolg van dergelijk hoger beroep tegen de beslissing tot behandeling van de zaak ?
Uiteraard zal dat in ieder geval tot wat vertraging leiden, met name tot het Antwerps hof van beroep zich over die vraag buigt.
Alvast kan de zaak in verband met de dood van Jonathan Jacob niet meer opnieuw door de correctionele rechtbank behandeld worden vooraleer de zitting van de raadkamer van 18 juni in de zaak tegen vader Jan Jacob voorbij is.
Ofwel bevestigt het hof van beroep de beslissing tot weigering van uitstel van de correctionele rechtbank.
In dat geval moet het hof de zaak terug verwijzen naar de correctionele rechtbank. Die zal dan een nieuwe datum van behandeling bepalen, wellicht na het gerechtelijk verlof. De beklaagden zullen dan ongeveer een half jaar tijd “gewonnen” hebben.
Het is helemaal niet zeker dat zij in de zaak tegen vader Jan Jacob dan al veel verder zullen staan. Het is vooreerst niet zeker dat de raadkamer dan al effectief uitspraak zal gedaan hebben. Daarenboven is het eerder waarschijnlijk dat ook na de burgerlijke partijstelling van de andere beklaagden, de raadkamer toch tot de buitenvervolgingstelling van vader Jacob zal beslissen (zoals het parket ook vraagt).
Weliswaar zal daartegen ook wel beroep volgen maar ook dat kost dan ook weer tijd en ondertussen raken de klagers over het ‘lek’ van de Mortselse camera-beelden nog niet vooruit.
Ofwel geeft het hof van beroep de beklaagden gelijk in hun vraag tot uitstel van behandeling van de zaak voor de correctionele rechtbank.
Dat betekent dat het hof van beroep de behandeling van de strafklacht tegen vader Jacob voor het doorspelen van de camerabeelden aan de Panorama-ploeg relevant zou vinden binnen het kader van de hoofdzaak. Dàt wordt pas boeiend, want dan komt de ‘evocatie’ (art 215 Wetboek van Strafvordering) wellicht aan de orde.
Dat houdt concreet in dat het hof van beroep de hele zaak als het ware overneemt (“tot zich trekt”) en dat de pleidooien die morgen voor de correctionele rechtbank hadden moeten doorgaan, op een latere datum meteen voor het hof van beroep gehouden worden.
Die – op het eerste gezicht vrij vreemde – regel is overgenomen uit het canoniek recht en is daar ingevoerd door het Lateraans concilie van … 1213.
De kerkjuristen stelden die regel in om – toen al – de behandeling van een procedure te bespoedigen. Het recht op hoger beroep is immers geen fundamenteel recht. Daarenboven vindt de evocatie ook haar oorsprong in de vrees dat een rechter wiens tussenvonnis werd vernietigd, niet meer onbevangen zou oordelen in het vervolg van datzelfde procedureverloop.
Concreet betekent een evocatie in het hoofddossier dat de zaak ten laste van de huidige beklaagden dan meteen voor het hof van beroep zou behandeld worden.
Weliswaar zal dergelijke behandeling voor het hof er dan logischerwijze ook pas komen nadat de raadkamer, of de Kamer van Inbeschuldigingstelling definitief zou geoordeeld hebben over de klacht (van ondertussen àlle beklaagden) tegen vader Jan Jacob.
Maar ingeval vader Jacob dan toch (tegen de zin van het parket in) vervolgd zou worden, moet misschien zelfs zijn proces voor de correctionele rechtbank (en in beroep) nog afgewacht worden.
Dat kan dus een best nog een jaar duren of veel meer.
Wat als de zaak dan uiteindelijk ‘meteen’ voor het hof van beroep gepleit zou worden ?
De advocaten van de beklaagden zijn blijkbaar bereid een ‘aanleg’ te verliezen (wat meteen ook voor de burgerlijke partijen zou gelden) in ‘ruil’ voor een veel latere behandeling van de zaak waarin de klacht tegen vader Jan Jacob ook besproken zou worden.
Dat zou zinnig zijn indien er een redelijke kans ware om tot een voorafgaandelijke schuldigverklaring (bv. met opschorting) of veroordeling van Jan Jacob te komen. Die is er niet echt.
Bijgevolg spelen misschien andere motieven van de beklaagde mee om de zaak over de dood van Jonathan Jacob toch meteen op het niveau van het hof van beroep te (pogen te) laten behandelen.
Bij een behandeling van een zaak bij toepassing van het ‘voorrecht van rechtsmacht’ (wanneer magistraten vervolgd worden) wordt de procedure ook meteen in beroep gevoerd, maar zoals gezegd is in deze zaak tot dusver geen enkele magistraat vervolgd. Die speciale procedure is dus niet automatisch aan de orde, louter door het feit dat de hoofdzaak meteen voor het hof van beroep gevoerd wordt.
Het is echter niet ondenkbaar dat magistraten die op die fatale dag betrokken waren bij de besluitvorming (of daar later weet van hadden), als getuige gehoord zouden worden: dat lijkt zelfs logisch.
Dat zou geen primeur zijn: in het assisenproces over de moord op Bernard Verstraete werden in 2013 de Gentse procureur Sabbe en twee van zijn substituten op vraag van de verdediging als getuige opgeroepen. Dat leverde toen niets concreet op maar de juridische mogelijkheid bestaat en het beroepsgeheim geldt hier niet.
Des te meer eventueel zelfs leden van het parket-generaal of ex-leden van de Hoge Raad voor de Justitie zouden kunnen opgeroepen worden, lijkt dergelijk getuigenverhoor een meer plausibele vraag bij een behandeling op het niveau van het hof van beroep.
Dat kan dus best boeiend worden.
Een van de hoofdargumenten van de verdediging van de Mortselse politiecommissaris die de ‘bottinnekes’ inzette (en het BBT zelf) is immers dat ‘bevel tot platspuiten’ van de dienstdoende substituut K.D.L.
Die ontkende dergelijke instructie weliswaar ook in de marge van het nevenonderzoek in verband met de vermeende valsheid in geschrifte.
In haar eigen mail van die fatale dag, waarbij K.D.L. ’s avonds om tien na zes verslag uitbrengt aan haar collega C.M. (Lid van de Hoge Raad voor de Justitie en de referentiemagistraat collocatie die de hele namiddag thuis aan het werk was, maar toch onbereikbaar was gebleven) luidde het alvast: “Ik heb dan besloten om opnieuw dezelfde dokter te vorderen die het medisch attest voor gedwongen opname had opgesteld, dit om iets te ondernemen teneinde de man te kalmeren“.
Maar ook de argumenten van de directeur en de psychiater van de instelling hebben wellicht betrekking op iets wat substituut K.D.L. ontkende, nl. dat zij de vordering tot collocatie zou “ingetrokken” hebben.
Ook dat zou interessant zijn voor elementair kruisverhoor, want in diezelfde mail meldt K.D.L. dat zij haar bevel “gehandhaafd” heeft. Ook het sms-verkeer tussen K.D.L. en Herman Dams doet vragen rijzen. Zo stelt Dams zijn subsititute K.D.L. op 23 februari 2013 gerust: “(…) We hebben hier samen in overlegd en samen in beslist. Geen haar op mijn hoofd om jou hierin alleen te laten. Dit verhaal is politiek voor gevorderden (…)”.
Waarom hebben toch zoveel advocaten “alle moeite van de wereld om in het proces ten gronde cruciale getuigen op te roepen”: dat vraagt zelfs Damien Vandermeersch advocaat-generaal bij het Hof van Cassatie zich wat geërgerd af (in de ‘Journal des Tribunaux’ van 16 mei jl.).
Het is dus niet uitgesloten dat de verdediging nog verder redeneert: welke procedure-stappen zijn na dergelijke getuigenverhoren op het niveau van het hof van beroep mogelijk, die niet op dezelfde wijze voor de correctionele rechtbank mogelijk zijn ?
En welk proces is dan voor het hof van beroep enkel maar mogelijk als er voorheen nooit een vonnis in eerste aanleg tussenkwam ? Op die vragen bestaan juridische antwoorden.
Het lijkt erop dat nog onmenselijk veel geduld zal moeten gevraagd worden in deze dramatische zaak. Nieuwe wendingen zijn alvast niet uitgesloten. En een volledig proces in plaats van maar een half proces ook niet.
Misschien bekijkt zelfs de Hoge Raad voor de Justitie deze zaak ooit eens opnieuw, na haar al te voorbarig rapport van verleden maand.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier