Private woonzorgcentra waarschuwen: ‘Er dreigt een dramatisch personeelstekort’
Zeker sinds de coronacrisis hebben private woonzorgcentra in Vlaanderen geen al te beste reputatie. ‘Onbegrijpelijk’, zegt Johan Staes van de sectorfederatie Vlozo. Hij waarschuwt voor de gevolgen van het dramatische personeelstekort.
‘De uitdagingen die de vergrijzing met zich meebrengt, kunnen we onmogelijk helemaal aan de publieke zorgsector overlaten’, zegt Johan Staes. Hij is de nieuwe gedelegeerd bestuurder van Vlozo, de sectorfederatie van private woonzorgcentra. Vlozo vertegenwoordigt meer dan 200 leden, goed voor meer dan 22.000 zorgprofessionals en zo’n 20.000 bedden, of een kwart van het totale aantal erkende bedden. Staes nodigt ons voor de gelegenheid uit in De Brembloem, een nagelnieuw woonzorgcentrum in het Oost-Vlaamse Evergem. ‘De sector van private zorgondernemers – ik heb het bewust nooit over “de commerciële sector” – heeft bij sommige politici en in de media niet zo’n goed imago. Dat wil ik proberen te keren door onze kant van het verhaal te vertellen’, zegt Staes. ‘Ik ben van plan om aan het maatschappelijk debat deel te nemen en onze studiedienst uit te bouwen zodat we met cijfers onze meerwaarde kunnen aantonen. Wij hebben niets te verbergen.’
Ik heb het gevoel dat de ouderenzorg voor de politiek geen prioriteit meer is. Dat baart me zorgen.
Dat Staes ooit in naam van de uitbaters van commerciële woonzorgcentra zou spreken, stond niet in de sterren geschreven. Toen hij bestuurswetenschappen ging studeren, was dat met het vaste voornemen om een carrière in de publieke sector uit te bouwen. Van de FOD Financiën stapte hij in de vorige regeerperiode over naar het kabinet van minister van Volksgezondheid Maggie De Block (Open VLD). Vandaar ging het naar Iriscare, een instelling van openbaar nut die instaat voor alle gezondheidsinstellingen in Brussel. ‘Daar kwam ik voor het eerst van nabij met ouderenzorg in contact’, zegt hij. ‘Ik was nog maar net op post toen uitgerekend in een Brussels woonzorgcentrum het eerste covid-19-slachtoffer viel. Daarna werd het alleen maar erger.’
Hoe komt iemand die gepokt en gemazeld is in de publieke sector erbij om voor de federatie van de vaak verguisde commerciële woonzorgcentra te gaan werken?
Johan Staes: Ik begrijp niet waarom sommigen meteen op hun achterste poten gaan staan als een private ondernemer zich in de zorgsector begeeft. De samenleving heeft private zorgondernemers nodig. We kunnen de vergrijzing niet helemaal aan de overheid en de non-profitsector overlaten, want die hebben onvoldoende capaciteit om ze op te vangen. Bovendien zou het niet correct zijn om de maatschappelijke kosten van de vergrijzing helemaal op de belastingbetaler af te schuiven. De uitdagingen zijn zo groot dat er private investeerders nodig zijn om het model leefbaar te houden. Veel voorzieningen uit de publieke sector zijn al verliesgevend, waardoor lokale besturen elk jaar weer financieel moeten bijspringen. Het is dus de belastingbetaler die de putten moet dempen.
U beschouwt zorg in de eerste plaats als een kostenpost voor de belastingbetaler?
Staes: Ik bedoel alleen dat publieke zorgvoorzieningen een aantal keren langs de kassa passeren. Alle woonzorgcentra krijgen van de overheid dezelfde basistegemoetkoming voor zorg, maar publieke voorzieningen kunnen daarenboven rekenen op bouwsubsidies en op de bijpassing van eventuele tekorten door de plaatselijke overheid. En dan vragen sommige politici (Groen, Vooruit en de PVDA dienden daartoe in het Vlaams Parlement een amendement in, nvdr) ook nog eens dat het effect van de taxshift, waar publieke voorzieningen niet van kunnen profiteren, met een subsidie zou worden gecompenseerd. Dat is veel belastinggeld, hè. Het gevolg is dat nogal wat beleidsmakers hun aanbod op het vlak van ouderenzorg afbouwen of er gewoon niet meer aan beginnen.
Private ondernemers bieden zorg aan omdat de overheid het laat afweten?
Staes: Het is de rol van de overheid om een kader te scheppen voor hoogstaande, kwaliteitsvolle en betaalbare ouderenzorg en daar ook voldoende middelen voor vrij te maken. Ze hoeft niet noodzakelijk zelf zorg aan te bieden. Ik ben ervan overtuigd dat woonzorgcentra die door vzw’s, openbare besturen en private ondernemers worden uitgebaat naast elkaar kunnen blijven bestaan. Het is ook positief dat er in de toekomst meer ruimte kan zijn voor publiek-private samenwerkingen.
U verwijst naar het omstreden plan van de Vlaamse regering om het decreet over de lokale besturen aan te passen zodat publieke zorgbedrijven met private financiers kunnen samenwerken?
Staes: Inderdaad. Dankzij dat decreet is het mogelijk om performante publieke welzijnsverenigingen op te richten die antwoorden kunnen bieden op de grote uitdagingen in de sector. Een lokaal bestuur dat zo’n samenwerking aangaat, haalt geld én expertise binnen. Dat kan grote efficiëntiewinsten opleveren en is dus alleen maar positief. Toch werkt alleen al het idee dat de zorgsector een beroep zou doen op private investeerders vaak als een rode lap op een stier. Al weken gaat het nu over ‘het privatiseringsdecreet’. Alsof OCMW-woonzorgcentra massaal in privéhanden terecht dreigen te komen. Dat is helemaal niet de bedoeling van het decreet. Toch wordt het de hele tijd gebruikt als een stok om private zorgondernemers mee te slaan. Voor de bouw van onze scholen en de aanleg van onze wegen doen we toch ook een beroep op private ondernemers?
Een school bouwen is toch nog iets anders dan winst maken op de zorg voor kwetsbare ouderen?
Staes: Dat is het net: private zorgondernemers halen helemaal geen winst uit de aangeboden zorg. De zorg voor de bewoners is zelfs verliesgevend, want de overheidsfinanciering dekt de reële kosten maar voor zo’n 90 procent. Daardoor zijn woonzorgcentra verplicht om ook een deel van de dagprijs die de bewoners betalen te gebruiken voor zorg. Dat geldt niet alleen voor ons, maar ook voor voorzieningen die door een OCMW of vzw worden uitgebaat. Het voordeel van private woonzorgcentra is wel dat ze vaak tot een grote, soms zelfs internationale zorggroep behoren. Dat schaalvoordeel maakt dat je minder personeel nodig hebt op het vlak van IT en hr, en maakt ook belangrijke innovaties mogelijk. Neem de medicatie van de bewoners: vroeger moest het personeel die dagelijks voor elke bewoner in een potje doen. Een halve pil van dit, een kwartje van dat. Dat kost veel tijd en er konden ook altijd fouten gebeuren. Tegenwoordig kan die dagelijkse mix van medicijnen voor elke bewoner individueel verpakt worden geleverd. Er wordt ook meer geïnvesteerd in digitale tools om de dagelijkse werking te ondersteunen, zodat er meer tijd is om met de bewoners om te gaan.
Private zorgondernemers halen helemaal geen winst uit de zorg.
Een ander voordeel van die schaalgrootte is dat je van je leveranciers veel betere voorwaarden kunt krijgen als je voor verschillende woonzorgcentra samen aankopen doet. Dat gaat dan van beddengoed en incontinentiemateriaal tot maaltijden. Er komt vaak kritiek op het feit dat alle maaltijden in een woonzorgcentrum gemiddeld maar 4 euro per dag zouden kosten. Dat lijkt weinig, maar je mag dat natuurlijk niet vergelijken met het eten dat je zelf in de supermarkt koopt en dan thuis klaarmaakt. Als je elke dag voor duizenden mensen maaltijden aankoopt, is dat veel voordeliger. Dat is niet alleen een goede zaak voor de woonzorgcentra maar voor álle consumenten: doordat onze grootleveranciers al die voeding in bulk aankopen, kunnen ze ook de supermarkten lagere tarieven bieden.
Het lijkt haast alsof zorgondernemersvooral uit de goedheid van hun hart in de zorgsector stappen.
Staes: Het zijn inderdaad voornamelijk mensen met een hart voor de zorg die geloven in maatschappelijk verantwoord ondernemen.
En die geen winst willen maken?
Staes: Natuurlijk maken private zorgondernemers winst, en dat is ook nodig. Zorg die verliesgevend is, zoals nu in de publieke sector vaak het geval is, loopt het risico om te verdwijnen.
Waar halen ze die winst dan uit, als de zorg zelf verliesgevend is?
Staes: Naast de schaalvoordelen vooral uit het vastgoed. Een zorgondernemer zoekt een goede locatie, koopt grond en zet er een gebouw op. Daardoor neemt dat terrein in waarde toe. Vervolgens ‘verhuurt’ de ondernemer de kamers in dat gebouw aan bewoners die daar een dagprijs voor betalen. Een deel van die dagprijs financiert de zorg, een ander betaalt het gebouw af. Aangezien de vastgoedprijzen stijgen, neemt de waarde van dat onroerend goed alleen maar toe. Verkoop je na een tijd een deel van je patrimonium, dan levert dat dus een mooie meerwaarde op.
Niet-commerciële woonzorgcentra bieden ook diensten aan voor senioren die nog thuis wonen en organiseren activiteiten waarbij buurtbewoners welkom zijn. Dat zien we de commerciële sector nog niet zo snel doen.
Staes: Natuurlijk wel. Nu al zijn er private zorgondernemingen die zowel ouderenzorg als kinderopvang aanbieden. Soms zelfs binnen dezelfde muren. Er zijn ook woonzorgcentra waar de verpleegkundigen naast hun werk in de voorziening ook voor thuisverpleging instaan. Andere stellen een ruimte ter beschikking van de plaatselijke fanfare, heemkundige kring of toneelvereniging. Dat is gewoon een deel van de service. En het is een investering op langere termijn. Als je ervoor zorgt dat je woonzorgcentrum stevig in de buurt is ingebed, kan dat heel wat rendement opleveren. Om te beginnen is het goed voor de reputatie van de voorziening en van de andere diensten die de zorggroep in kwestie eventueel aanbiedt. Sterker nog: door ook verantwoordelijkheid op te nemen in de buurt, kunnen we de aantrekkelijkheid van de hele sector vergroten. Niet onbelangrijk, natuurlijk. Al anderhalf jaar, sinds het begin van de coronacrisis, komen woonzorgcentra haast alleen maar negatief in het nieuws. Dat schrikt niet alleen ouderen af, maar ook potentiële werknemers. Na de gezondheidscrisis staan we voor een enorme personeelscrisis. Op heel wat plaatsen schreeuwt men om zorgkundigen en verpleegkundigen. De situatie is zo erg dat er woonzorgcentra zijn die geen nieuwe bewoners meer opnemen omdat er onvoldoende personeel is om ze te verzorgen.
Hebben niet alle domeinen binnen de zorgsector dat probleem?
Staes: Klopt. Er zijn in Vlaanderen 2200 openstaande vacatures voor verpleegkundigen en 1015 voor zorgkundigen. Ook ziekenhuizen en diensten voor thuisverpleging vinden niet genoeg geschikt personeel. Maar door het imago van de ouderenzorg is het nóg moeilijker om mensen warm te maken voor een job in een woonzorgcentrum. Daar moeten we echt iets aan doen.
Hoe dan?
Staes: In de eerste plaats is er natuurlijk het loon. De Vlaamse regering heeft onlangs zo’n 150 miljoen euro extra vrijgemaakt, maar ik betwijfel of dat op termijn zal volstaan. Daarnaast moeten we veel meer ‘zachte’ argumenten gebruiken. Zo moeten we benadrukken dat je in de ouderenzorg vaak dicht bij huis kunt werken, want in tegenstelling tot ziekenhuizen staan veel woonzorgcentra midden in woonwijken. Minstens even belangrijk is dat je als zorgkundige of verpleegkundige een lange relatie met de bewoners kunt opbouwen, terwijl je in een ziekenhuis vaak werkt met patiënten die na een paar dagen alweer vertrekken. Bovendien kun je er echt toe bijdragen dat de laatste fase van iemands leven nog een heel mooie tijd wordt.
Zijn er in de samenleving wel genoeg mensen die bereid zijn om in de zorg te werken?
Staes: Wel als we ons blikveld verruimen. Natuurlijk is het belangrijk dat er genoeg jonge mensen voor een opleiding in de verpleegkunde en zorgkunde kiezen, maar ook zij-instromers, vaak erg gemotiveerd, zijn deel van de oplossing. De overheid zou die mogelijkheid nog meer moeten faciliteren. Het kan ook helpen om het werk anders te organiseren. Toen ik afgelopen zomer een paar dagen in een woonzorgcentrum meedraaide, viel me op dat de strikte hiërarchie het werk minder aantrekkelijk maakt. Veel taken moeten specifiek door een zorgkundige of door een verpleegkundige uitgevoerd worden. Als we daar wat vrijer in zouden mogen zijn, kunnen zorgkundigen meer uit hun job halen en hebben verpleegkundigen hun handen meer vrij voor andere taken. Daarnaast zouden er meer logistieke medewerkers moeten worden aangeworven om het zorgpersoneel te ondersteunen. Hiernaast in de cafetaria zijn zorgkundigen, die het al zo druk hebben, de tafels aan het dekken voor het mosselfestijn van straks. Dat is toch een taak die perfect kan worden overgenomen door mensen zonder zorgopleiding? Of waarom niet door mensen die het moeilijk hebben op de reguliere arbeidsmarkt, zoals mensen met een beperking of personen met een migratieachtergrond?
Ondertussen stijgt het aantal coronabesmettingen in de woonzorgcentra weer.
Staes: We zien inderdaad een exponentiële toename van het aantal woonzorgcentra waar besmettingen worden vastgesteld. Vorige week maakten 40 Vlaamse voorzieningen melding van nieuwe uitbraken, terwijl dat er een week eerder nog 11 waren. Sommige bewoners met onderliggende gezondheidsproblemen worden ook weer ernstig ziek. Ook personeelsleden, van wie de meesten al twee keer zijn gevaccineerd, testen weer positief. Dat zet natuurlijk het hele huis op zijn kop, want het legt extra druk op het zorgpersoneel dat moeten inspringen voor zieke collega’s. Nu hebben de meeste bewoners ondertussen wel een derde prik gekregen, en dus zouden we vanaf volgende week een kentering moeten zien. Laten we hopen dat we straks niet tot de conclusie komen dat de boosterprik te laat is gekomen – wij vroegen er maanden geleden al om. Nu ziet het er eindelijk naar uit dat ook het personeel snel een derde prik zal krijgen, en dat is een heel goede zaak. Maar de verplichte vaccinatie van het zorgpersoneel lijkt men ondertussen wel op de lange baan te schuiven. Nu is het blijkbaar de ambitie om alle gezondheidsberoepen tegen de zomer verplicht te vaccineren. Niet erg geruststellend.
Nemen woonzorgcentra nog andere maatregelen om besmettingen tegen te gaan?
Staes: We zitten hier vandaag in een nieuw woonzorgcentrum met een goede luchtcirculatie, maar in Vlaanderen zijn er heel veel oudere voorzieningen die een pak moeilijker te ventileren vallen. Dan moet je de ramen en deuren maar openzetten, is het advies. Alsof dat zo makkelijk is in een woonzorgcentrum. Om te beginnen wil je de bewoners niet de hele tijd in de tocht laten zitten. En de hele winter lang stoken terwijl de ramen en deuren openstaan, is in een tijd van stijgende gasprijzen onbetaalbaar. Daarom onderzoeken we nu samen met professor bouwfysica Bert Blocken de mogelijkheden van luchtzuivering. Maar goedkoop is dat niet. Daar moet dus financiering voor worden gevonden.
Johan Staes
– 1981: geboren in Lokeren
– 2002-2006: master publiek management (Hogeschool Gent)
– 2012-2014: executive master business administration (Vlerick Business School)
– 2006-2008: inspecteur bij de FOD Financiën
– 2008-2014: strategisch adviseur bij de algemene administratie van inning en invordering (FOD Financiën)
– 2014-2020: adviseur minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid Maggie De Block (Open VLD)
– 2018: kandidaat voor de Open VLD bij de gemeenteraadsverkiezingen in Dendermonde
– 2020-2021: adjunct-departementshoofd Iriscare, de gezondheidsdienst van het Brussels Gewest
– Sinds juni 2021: gedelegeerd bestuurder VLOZO (Vlaams Onafhankelijk Zorgnetwerk)
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier