Nico Pattyn
‘Populisme is duidelijk geen goed woord om Europese politieke tendensen aan te duiden’
‘Vele politici durven de publieke opinie niet tegen de haren in te strijken’, schrijft Nico Pattyn van Stichting Gerrit Kreveld. In deze bijdrage gaat hij dieper in op het populisme in Europa, al is dat volgens hem ‘een diffuus begrip’.
De laatste jaren wordt in de politiek duchtig met de term populisme gestrooid, vooral in een Europese context. Er is populisme van rechts, een verzamelnaam voor een aantal partijen met eurosceptische standpunten en een anti-immigratiediscours. En er is populisme van links, waaronder partijen als Syriza en Podemos worden verstaan die zich verzetten tegen de Europese soberheidspolitiek waarmee de schuldencrisis is aangepakt.
Wat is populisme?
In de academische wereld is heel wat literatuur verschenen over populisme. Toch blijft het een diffuus begrip. Terugkerend kenmerk is dat er door populistische politici een beroep wordt gedaan op het volk. Daarbij zet men zich af tegen een elite die blind en doof blijft voor wat dat volk wil. Dat volk wordt als homogeen en puur gezien, tegenover de verdorven politieke elite. Er is vaak sprake van een charismatische leider, iemand die het volk en zijn verzuchtingen wel begrijpt en er naar handelt.
‘Populisme is duidelijk geen goed woord om Europese politieke tendensen aan te duiden’
Er zijn in de geschiedenis, en in het heden, voorbeelden genoeg van elites die de macht monopoliseren, waarbij hun belangen gediend worden en veel minder die van de rest van de bevolking. Populisme kan dus gelijk hebben in zijn kritiek op het establishment. Wie het opnam tegen het ancien regime of tegen de uitbuitende kapitalisten was daarom nog geen populist. Er werd ook een ideologisch alternatief naar voor geschoven. Daarom wordt wel beweerd dat populisten geen echte ideologie hebben. Anders kan al wie zich verzet tegen de status quo een populist genoemd worden.
Na de Europese verkiezingen van vorig jaar versterkten de eurosceptische ‘populisten’ hun positie in het Europees parlement, zowel links als rechts. Met Syriza kwam dit jaar een als populistisch gebrandmerkte partij aan het roer in Griekenland. Maar zijn dat allemaal wel populistische partijen? Of is er een soort consensus bij de elite, en worden alle opinies die daar buiten vallen als populistisch gezien?
Populisme en de Griekse crisis
Syriza, en Tsipras en Varoufakis als persoon, hebben veel kritiek gekregen als onverantwoorde politici, die de kiezer zaken beloofd hebben die niet te realiseren zijn. Syriza is naar de kiezer getrokken met de belofte een eind te maken aan het soberheidsbeleid, en tegelijkertijd in de eurozone te blijven. Is dat populistisch? Alleen kan Syriza dit niet waarmaken, maar er zijn tal van academici die een alternatief voor dat soberheidsbeleid wel mogelijk achten. En Syriza schuift een eerder klassiek links alternatief naar voor. Tegen het soberheidsbeleid zijn en een alternatief voorstellen is nog geen populisme.
In 2009 verklaarde betekende de bekentenis van de socialistische premier Papandreou dat het Griekse begrotingstekort en de overheidsschuld veel groter waren dan tot dan toe bekend het begin van de schuldencrisis. Wat velen vergeten was dat rechts de vijf jaar daarvoor aan de macht was. En in 2012 later opnieuw aan de macht kwam, tot de zege van Syriza begin dit jaar. Het centrumlinkse PASOK, maar zeker ook het centrumrechtse Néa Dimokratía, zijn mee verantwoordelijk voor de huidige crisis, en nog meer voor het beleid dat nu verguisd wordt. Blijkbaar zonder dat ze gebrandmerkt worden door de rest van Europa, ze maken deel uit van de twee grootste fracties in het Europees Parlement.
Het bange populisme van het centrum
Vele partijen elders in Europa volgen hun publieke opinie, die er via de media van overtuigd is geraakt dat die Grieken alle geld toch maar over de balk gooien. De houding tegenover Griekenland lijkt gedicteerd te worden door de positie van elk land. Die van de Nederlandse sociaal-democraat Jeroen Dijsselbloem is in niets te onderscheiden van die van centrum-rechtse politici uit de noordelijke landen. Morele uitspraken worden gehanteerd om economische beslissingen te verantwoorden. Wie heeft de moed te zeggen dat onze overheden de schulden van de Grieken aan onze banken hebben overgenomen, en dat we een deel van dat geld niet zullen terug zien, of de Grieken nu in de euro blijven of niet? Is dergelijke waarheden vermijden niet populistisch?
Populisme is duidelijk geen adequate term om Europese politieke tendensen aan te duiden. Vele politici durven de publieke opinie niet tegen de haren in te strijken. Solidariteit verdwijnt naar het achterplan als vluchtelingen moeten worden opgevangen of als Grieken hun karig pensioen zien afkalven. Praatjes over de kracht van verandering doorstaan de toets van de bedrijfswagens niet. Wat we wel hebben zijn politici die graag vijandbeelden versterken: de Griekse luieriken, de illegale criminelen, de in hun hangmat liggende werklozen. De genuanceerde realiteit uitleggen, dat blijkt moeilijker. We zijn een bange maatschappij geworden, met bange politici.
Meer moed
Het wordt opnieuw duidelijk welke uitzonderlijke periode we gekend hebben onmiddellijk na de Tweede Wereldoorlog, toen men er in slaagde schuld (die van Duitsland was financieel, maar meer nog moreel) achter zich te laten en probeerde een nieuw Europa op te bouwen. Het is niet zo dat we toen tal van grote leiders hadden en nu enkel bange luizen: de omstandigheden waren anders, onmiddellijk na twee wereldoorlogen en met de dreiging van de Sovjetunie. De Duitse Bondsrepubliek moest toen verankerd worden binnen Europa, anders stonden de Sovjets misschien aan de Rijn.
Nu slaagt men er veel moeilijker in de korte termijn achter zich te laten. Politici staan vrij machteloos tegenover de logica van de markten en de multinationals, en clichés over de publieke opinie verlammen hen. We hebben geen leiders die daar kunnen en durven tegenin gaan, en wellicht zijn de omstandigheden er te ongunstig voor. Wij burgers bepalen mee wie onze politici zijn en hoe ze ons leiden. Wie wil de Grieken helpen en vraagt in ruil ook hun inzet, in plaats van hen te laten bedelen en te betuttelen?
We missen de moed van de uitgestoken hand.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier