Politici getuigen over seksisme in de politiek: ‘Vuile teef, je zou beter stoppen’
Steeds meer vrouwen bekleden politieke topposities. België heeft zelfs voor de eerste keer in zijn geschiedenis een vrouwelijke premier. Is de strijd om de zogenaamde ‘femicratisering’ van het politieke bedrijf daarmee beslecht? Knack deed een rondgang bij vrouwelijke politici op verschillende beleidsniveaus en hoorde dat er nog veel werk aan de winkel is. ‘De echte inhaalbeweging is nog maar pas begonnen.’
Voor wie belang hecht aan de vertegenwoordiging van vrouwen in de politiek was 26 mei op het eerste gezicht helemaal geen zwarte zondag. Om een paar voorbeelden te noemen: sinds de laatste verkiezingen zijn er voor het eerst bijna evenveel mannen als vrouwen in het Vlaams Parlement. Met 42 procent vrouwen hinkt het Europees Parlement nog een beetje achterop, maar ook op dat niveau is een forse inhaalbeweging gemaakt. Met 28,6 procent vrouwen gold dat parlement tot voor kort nog als een mannenbastion. Vandaag lijkt een gelijke vertegenwoordiging van de geslachten ook hier niet langer een verre droom.
Die vervrouwelijking van het politieke personeel zet zich ook door in de Europese Commissie. Met Ursula von der Leyen wordt die zelfs voor het eerst voorgezeten door een vrouw.
Bijna gelijktijdig beleefde ook ons land twee primeurs. N-VA- kopstuk Liesbeth Homans was tussen juli en oktober van dit jaar de eerste vrouw die zich officieel Vlaams minister-president mocht noemen. Vandaag is ze ook nog maar de tweede vrouwelijke voorzitter, na Marleen Vanderpoorten, van het Vlaams Parlement. Op 27 oktober dan werd de Franstalige liberale politica Sophie Wilmès beëdigd als eerste vrouwelijke premier van België, wat alleen om die reden zonder meer historisch mag heten.
De conclusie zou kunnen luiden dat de strijd om gendergelijkheid in de politiek vandaag stilaan gestreden is en dat vrouwen de macht grijpen. Maar klopt dat ook? Minstens een aantal vrouwelijke politici zet daar vraagtekens bij.
‘Het feit dat onze nieuwe premier een vrouw is, zou eigenlijk geen nieuws mogen zijn’, zegt Jessika Soors, federaal volksvertegenwoordiger voor Groen. ‘Dat het wél een thema is, bewijst dat er nog altijd een probleem is.’
Daarbij komt nog dat de omstandigheden waarin Wilmès premier kon worden eerder uitzonderlijk en atypisch waren. ‘Wilmès was gewoon het juiste stukje binnen de puzzel die op dat moment moest worden gelegd’, vertelt Karen Celis, politicologe aan de VUB. ‘Ze was van de juiste partij, spreekt behoorlijk Nederlands en – vooral – ze had nauwelijks concurrenten. De job was niet zo gegeerd als in normale omstandigheden. Iedereen wist dat het maar tijdelijk zou zijn. Dat zorgde ervoor dat er minder competitie was en dus meer ruimte voor een vrouwelijke kandidaat.’
Leila Agic (PS), Brussels volksvertegenwoordiger, formuleert dat punt nog wat scherper. ‘Dat we een vrouwelijke premier hebben, danken we aan het feit dat Charles Michel en Didier Reynders naar Europa zijn vertrokken, en het feit dat de regering toch al ontslagnemend is. Er was geen enkele man die interesse had. Voor de MR was het bovendien een mooie marketingstunt om een vrouw naar voren te schuiven. Ook al is het dan maar om heel even puin te ruimen.’
Dubbel gevoel
Twijfels over de betekenis van dit ‘signaal’ zijn er ook bij Hilde Crevits (CD&V), ‘superminister’ in de nieuwe Vlaamse regering. ‘Ik heb er, zacht uitgedrukt, een dubbel gevoel bij’, zegt ze. ‘Aan de ene kant is het uiteraard mooi dat er een vrouwelijke premier is. Maar het feit dat we hier nog debat over moeten voeren, zegt genoeg. Bovendien lijkt het alsof vrouwen vooral kansen krijgen als de situatie echt heel moeilijk wordt. Dat mag niet de bedoeling zijn: dat je alleen maar een beroep doet op vrouwen als de mannen het niet meer zien zitten.’
‘Niet zo lang geleden verscheen een commentaarstuk van Bart Sturtewagen in De Standaard waarin de indruk werd gewekt dat ik als kandidaat-minister-president naar voren was geschoven omdat er nu eenmaal in de partij niets beters voorhanden was. Waarschijnlijk had hij dat zo niet bedoeld, maar bij mij kwam het wel zo over en ik vond dat heel erg. En dan denk ik: als je als vrouw je hoofd boven het maaiveld steekt, lokt dat kennelijk veel meer commentaar uit dan als een man dat doet. Daar moeten we van af.’
Crevits legt de vinger op een wonde die pas echt zichtbaar wordt als je de cijfers over vrouwelijke vertegenwoordiging in de politiek wat aandachtiger bestudeert. Het Vlaams Parlement mag dan wel bijna voor de helft door vrouwen worden bevolkt, toen het over de benoeming van ministers ging, werd de factor gendergelijkheid kennelijk wat uit het oog verloren. Onder de negen ministers, minister-president Jan Jambon inbegrepen, zijn er drie vrouwen.
Volgens Leila Agic volstaat het dan ook niet om te kijken naar het aantal vrouwen in de parlementen. ‘Je moet ook nagaan hoeveel vrouwen een commissie voorzitten, hoeveel er fractievoorzitter of minister zijn. Je moet met andere woorden concreet nagaan hoe de macht is verdeeld. Dan zie je dat er op het gebied van effectieve machtsuitoefening nog een lange weg is te gaan.’
Huilen met de pet op
Ook bij de federale informateurs en preformateurs, die de federale formatie uit het slop moeten zien te krijgen, waren vrouwen in geen velden of wegen te bekennen, wat laat zien dat het aan de top toch nog grotendeels een mannenwereld is. Hoe hoger je op de machtsladder klimt, zegt professor Karen Celis, hoe minder vrouwen je zult tegenkomen. ‘Die wetmatigheid geldt niet alleen voor de ministerposten, maar ook voor de parlementaire commissievoorzitters, of de fractie- en de partijvoorzitters.’
Zeker op het lokale niveau is het vanuit het standpunt van de genderbalans huilen met de pet op. Vlaanderen telt vandaag 300 burgemeesters, van wie niet eens 13 procent vrouwen. Behalve met hogergenoemde wetmatigheid heeft dat volgens Celis ook te maken met de aansturing vanuit de partijhoofdkwartieren. Die hebben doorgaans meer greep op het Vlaamse en federale niveau, en zullen er daar daarom beter in slagen om een principe als gendergelijkheid in praktijk te brengen. ‘Omdat er minder controle is op het lokale niveau, gaan andere principes – ik denk aan naamsbekendheid of evenwichten tussen de deelgemeentes – een meer bepalende rol spelen.’
Volgens MR-Kamerlid Kattrin Jadin heeft het ook te maken met een bepaalde manier van politiek bedrijven, zeker in kleine steden en dorpen, die mannen meer ligt en die van vrouwen ook niet zou worden getolereerd. ‘Mijn partner is burgemeester geweest in een kleine stad naast Verviers. Voor hem is politiek toch nog iets anders dan voor mij. Ik zie mezelf als vrouw niet met de mensen aan de toog hangen, een rondje betalen, en dan, hup, naar het volgende café… Een vrouw die op die manier aan politiek doet, dat zou in een landelijke streek niet worden geaccepteerd.’
Moeder/premier
Het is ook de vraag waarom een sterke aansturing vanuit partijhoofdkwartieren nodig is om vrouwen op topposities te krijgen. Zou dat anno 2019 niet min of meer vanzelf moeten gebeuren?
Celis wijst erop dat de benoeming van ministers of burgemeesters ‘informele processen’ zijn. ‘De voorwaarden en criteria voor die jobs zijn niet duidelijk omschreven. Het is nattevingerwerk, en we weten uit onderzoek dat dit in het nadeel van vrouwen is. Door hun opvoeding en socialisatie, schuiven vrouwen zichzelf minder snel als de geschikte kandidaat naar voren, omdat ze denken dat ze niet aan het gezochte profiel beantwoorden. Ook diegenen die de rekrutering en selectie van politiek personeel doen, zien vrouwen minder snel als geschikte kandidaat en motiveren dan ook minder vaak vrouwen om naar voren te stappen. Bovendien laat de afwezigheid van objectieve criteria meer ruimte voor vooroordelen. Bij de beoordeling van een kandidaat-minister of kandidaat-burgemeester gaat men zich baseren op intuïtieve noties van wat een goed politicus is. Onbewust zijn die noties mannelijk, omdat mannen in de politiek, en daarbuiten, nu eenmaal de dominante groep vormen.’
Ook minister Crevits merkte wederom bij de samenstelling van haar ministeriële kabinet dat vrouwen ‘de neiging hebben zichzelf lager in te schatten dan mannen. Dat zie ik steeds weer in sollicitatiegesprekken met vrouwen.’
Politiek is mannenwerk? Het beeld blijkt in elk geval bijzonder hardnekkig. ‘Ik heb vier diploma’s en spreek vier talen’, vertelt federaal volksvertegenwoordiger Kattrin Jadin. ‘Toch heb ik vaak het gevoel dat ik veel meer moet doen om serieus te worden genomen dan mijn mannelijke collega’s. Mannen gelden als geloofwaardiger. Dat vind ik heel erg, anno 2019. ‘
Ook Goedele Liekens, sinds kort parlementslid voor de Open VLD, vindt dat het voor vrouwen nog veel te vroeg is om nu al victorie te kraaien. ‘Toen bekend werd dat België een vrouwelijke premier kreeg, stelde De Telegraaf, de grootste krant van Nederland, de vraag of een moeder wel premier kan worden. Dat bewijst op een bijzonder pijnlijke manier dat het idee van gelijkheid nog niet echt in de geesten heeft postgevat. We vinden nog altijd dat mannen meer geschikt zijn voor bepaalde functies. Die denkfout is heel hardnekkig. Het is ook logisch dat die stereotypen niet in enkele jaren verdwijnen. Eeuwenlang was politiek een mannenzaak. Dan mag je niet verbaasd opkijken dat we er onbewust nog steeds van uitgaan dat de publieke zaak toch meer iets voor mannen is. Aan de oppervlakte is er al wat veranderd. Maar de echte inhaalbeweging is nog maar pas begonnen.’
Leila Agic vertelt in dat verband een treffende anekdote. ‘Ik was laatst met een mannelijke collega op bezoek bij een culturele vereniging. De persoon tegenover ons was ervan overtuigd dat ik de medewerkster was van de mannelijke volksvertegenwoordiger, net als ik een jonge politicus. Gedurende een kwartier heeft de man tegenover ons nooit het woord tot mij gericht, zonder dat hij iets in de gaten had. Dat illustreert hoe belangrijk het is om vrouwen op sleutelposities te zien, zodat mensen dat als normaal gaan beschouwen.’
Paradepaardjes
Nawal Ben Hamou (PS), Brussels staatssecretaris bevoegd voor Gelijke Kansen, brengt een citaat van wijlen Jacques Chirac in herinnering. ‘Chirac was van mening dat er in de politiek twee soorten vrouwen waren: paradepaardjes en irritante vrouwen (Chirac had het over ‘les potiches et les emmerdeuses’, nvdr). Tegenwoordig voelen vrouwelijke politici zich geen paradepaardjes of irritante vrouwen meer. Maar er zijn nog restanten van die machocultuur. In tegenstelling tot mannen worden vrouwelijke politici – naast hun werk – ook op hun uiterlijk beoordeeld. Op sociale netwerken, bijvoorbeeld, krijgen we veel meer commentaar op onze kleding, ons kapsel of ons figuur. Niemand zal commentaar geven op de stropdas van een of andere politicus. Ook worden wij op de eerste plaats gezien als vrouw, en dan pas als politica. Van een man die het niet eens is met iets, zegt men dat hij een sterke persoonlijkheid heeft. Van een vrouw dat ze dwarsligt. Als een vrouw strijdlustig is, wordt ze hysterisch genoemd. Een ambitieuze man wordt positief gewaardeerd, terwijl een ambitieuze vrouw als arrogant wordt bestempeld.’
Een en ander betekent niet dat er geen vorderingen zijn gemaakt. Gezien de snelheid van de doorbraak van vrouwen, zou het heel goed kunnen dat de 21e eeuw politiek gezien alsnog de voorspelde eeuw van de vrouw wordt. ‘Ik zie in elk geval veel vooruitgang’, zegt Nawal Farih, die onlangs debuteerde als volksvertegenwoordiger voor CD&V. ‘Hoe meer vrouwen het goed doen in de politiek, hoe meer andere vrouwen dat voorbeeld zullen volgen. Ik denk dus dat we deze inhaalbeweging ook gewoon tijd moeten geven en daar realistisch mee moeten omgaan.’
Haar partijgenote Crevits beaamt dat. ‘We hebben op korte tijd een lange weg afgelegd’, stelt ze. ‘Ik was negentien jaar geleden een van de eerste vrouwen in het schepencollege van Torhout. Dat is toch onvoorstelbaar? Ik herinner me ook hoe, in het begin van mijn carrière, toenmalig Vlaams Parlementslid Marc van den Abeelen me geen vragen liet stellen en mij gewoon het kippetje van CD&V noemde. Of denk aan Patrick Dewael die, tien jaar geleden nog, in de Kamer tegen een hurkende Katrien Partyka zei: “Het is goed dat u af en toe op de knieën ligt, maar ik zou dat toch voor een andere gelegenheid voorbehouden.”‘
Emmers bagger
Openlijk seksisme in het parlement lijkt vandaag een wegdeemsterend fenomeen. Sinds de #Metoo-beweging is het ook iets waarmee mannelijke politici niet meer geassocieerd willen worden. Tegelijk zijn nieuwe vormen van seksisme, vaak afkomstig uit radicaal-rechtse hoek op het internet, juist springlevend. ‘Onlangs postte ik op sociale media een filmpje waarin ik een paar zinnen in het Arabisch zeg’, vertelt Jessika Soors. ‘Dat zorgde voor emmers bagger. Ik werd ‘hoer’ genoemd, en ‘islamkut’. In bijna alle gevallen waren het grove, ronduit seksistische beledigingen. Ik vind die verruwing een ernstig probleem. Het komt echt hard binnen als je aan de lopende band wordt uitgescholden. Niet iedereen is daar- tegen opgewassen. Ongetwijfeld vormt dit voor sommige vrouwen een drempel om te kiezen voor politiek of andere vormen van publiek engagement. Door dat hatelijke klimaat verliezen we bekwame mensen.’
Ook Hilde Crevits zag de voorbije jaren ‘een steeds grotere riool’ ontstaan. ‘Ik kan geen enkel bericht meer plaatsen zonder dat er ook commentaar komt als: ‘vuile teef, je zou beter stoppen.’ Het is alsof de voorbije jaren de sluizen zijn opengegaan. Ik ben al vrij lang bezig, dus ik heb niet zoveel last van seksistische opmerkingen as such, en ik heb waarschijnlijk met de jaren ook gewoon een dikke huid gekweekt. Maar ik merk het wel bij jonge collega’s. Voor wie pas komt kijken in de politiek, kan dat heel afschrikkend werken.’
‘Je houdt niet voor mogelijk wat je als vrouw op sociale netwerken over je heen krijgt’, zegt ook Kattrin Jadin. ‘Ik heb het over opmerkingen als: “Vrouwen moeten niet in de politiek. Ze moeten thuisblijven en voor de kinderen zorgen, want vrouwen kunnen sowieso niets, weten niets”, en ga zo maar door. En dan heb ik het niet over alle oneerbare voorstellen, over de stortvloed van seksistische beschimpingen, altijd om het brutaalst. Ik ben op zoek naar de mogelijkheid om een wetsvoorstel in te dienen, om paal en perk te kunnen stellen aan die anonieme scheldpartijen op sociale media. Maar het is heel moeilijk om daartegenin te gaan.’
Doodsbedreigingen
Jessika Soors twijfelt er niet aan: het zijn vooral vrouwelijke politici die het slachtoffer worden van seksistische commentaar op sociale media. Haar aanvoelen wordt ondersteund door wetenschappelijk onderzoek. Een studie van de Verenigde Naties legde vier jaar geleden bloot dat vrouwen 27 keer meer kans maken om met ‘online geweld’ te worden geconfronteerd. Volgens een ander onderzoek kreeg Hillary Clinton tijdens de campagne van de Democratische voorverkiezingen twee keer zo veel beledigende tweets te verwerken als haar mannelijke tegenkandidaat Bernie Sanders.
Een studie van de Interparlementaire Unie ondervroeg in 2016 55 vrouwelijke volksvertegenwoordigers uit 39 verschillende landen over online en offline geweld tegen hun persoon. Meer dan 65 procent verklaarde regelmatig het voorwerp van seksistische opmerkingen te zijn. Bijna de helft van de vrouwen werd al eens met de dood of verkrachting bedreigd. De studie maakte verder duidelijk dat sociale media vandaag dé plek zijn om misogynie te botvieren. Het risico dat een politica het slachtoffer wordt van seksisme of intimidatie verhoogt volgens de studie nog als de vrouw in kwestie jong is, deel uitmaakt van een minderheidsgroep en/of van de oppositie.
Leila Agic, de jonge PS-politica met Bosnische roots, kan erover meepraten. ‘Sommige mannen, die gefrustreerd zijn over de staat van hun leven, kunnen er niet tegen dat ze door vrouwen op de sociale ladder worden ingehaald en hebben daarom een hekel aan vrouwen die politiek op hoog niveau actief zijn. Jonge vrouwen met een migratieachtergrond, zeker als ze zich progressief en feministisch opstellen, zijn dan weer de belichaming van alles waar de zogenaamde fachosphère – verzameld extreemrechts op het internet – een hekel aan heeft. Als publieke figuur zijn onze profielen op sociale media ook voor iedereen toegankelijk. Deze zomer dreigde iemand die mijn adres wist met kidnapping, en heb ik een klacht ingediend.’
Het ongebreidelde seksisme op sociale media doet vragen rijzen. Tiert het zo welig omdat kanalen als Twitter en Facebook het extreem makkelijk maken om blijkbaar onuitroeibare misogyne gevoelens de vrije loop te laten? Of zegt het ook of vooral iets over de opkomst van bepaalde politieke stromingen? Denk bijvoorbeeld aan de opmars van alt-right in Amerika of het succes van Thierry Baudet in Nederland. Van Baudet is de uitspraak dat vrouwen ‘over het algemeen minder excelleren in een heleboel beroepen en minder ambitie hebben.’
‘Als ik ergens ga spreken over gendergelijkheid en botte opmerkingen krijg,’ vertelt Karen Celis, ‘dan komen die altijd uit de uiterst rechtse hoek. Dat hoeft ook niet te verbazen: de rechts-populistische ideologie kant zich, behalve tegen de wetenschap, ook tegen het gelijkheidsdenken. Als die ideologie terrein blijft winnen, is de logische consequentie dat, onder meer als het gaat over vrouwelijke vertegenwoordiging in de politiek, de klok teruggedraaid kan worden.’
Twee broers
Een wat tegendraadse stem in dit debat is hier nog niet aan het woord gekomen. Het is de stem van Valerie Van Peel, politica voor de N-VA. Ook Van Peel merkt op dat polarisering en verruwing in het politieke leven hun tol beginnen te eisen. ‘Het wordt vandaag te hard en te persoonlijk gespeeld’, zegt ze. ‘Ik zie meer en meer mensen uit de politiek vertrekken, en minder en minder mensen die erin willen stappen. Ik vraag me weleens af of ik er zelf vandaag nog zou instappen. Maar stel ik me wel de vraag: komt dat omdat ik een vrouw ben? Ik denk het niet. Toevallig had ik het er vanmorgen over met collega Servais Verherstraeten (CD&V). Hij krijgt net zo goed een stortvloed van bagger over zich heen. Bij hem zal de bagger wellicht minder seksistisch zijn, maar zijn niet-seksistische persoonlijke beledigingen minder erg?’
Van Peel zegt dat ze in haar carrière zelden of nooit last heeft gehad van seksisme. ‘Ik sluit niet uit dat dit van mij een uitzondering maakt. Maar misschien kan ik ook wat meer verdragen dan de gemiddelde mens. Ik ben opgegroeid tussen twee broers, en niet van de gewoonste broers. (lacht) Dat zal wel een goede voorbereiding zijn geweest op een wereld waarin je je mannetje moet kunnen staan.’
Quota
Dat vrouwen zeker in de toppolitiek nog ondervertegenwoordigd zijn, heeft volgens Van Peel misschien wel vooral te maken met karakterverschillen tussen mannen en vrouwen. ‘Vrouwen vragen zich sneller dan mannen af of ze iets wel kunnen. Ze voelen ook minder dan mannen de behoefte om de leiding te nemen. Zolang vrouwen die wél hogerop willen niks in de weg gelegd wordt, heb ik daar geen probleem mee. Ik ben geen voorstander van quota’s. Waarom moet een regering per se voor vijftig procent uit vrouwen bestaan? Moet in ziekenhuizen het verplegende personeel dan ook voor de helft uit mannen bestaan?’
Professor Karen Celis denkt daar anders over. Politieke gelijkheid, zegt ze, is ‘een fundament van onze democratie. Met een ongelijke vertegenwoordiging geef je het signaal dat je dat democratische basisprincipe niet respecteert. Diverse vertegenwoordiging is daarnaast ook belangrijk omdat je zo andere, alternatieve gezichtspunten binnenbrengt. Dat kan de kwaliteit van je besluitvorming ten goede kan komen. Zo is het perspectief op een thema als veiligheid en seksueel geweld in veel gevallen anders voor vrouwen dan voor mannen. Ten slotte zou ik willen wijzen op het symbolische belang van bijvoorbeeld een Europese Commissie die evenveel mannen als vrouwen telt. Dat zorgt ervoor dat veel meer mensen in de samenleving zich in die Commissie weerspiegelt zien, waardoor de samenleving minder het gevaar loopt om van de politiek te vervreemden.’
Kathleen Van Brempt: ‘Ursula von der Leyen gaf een sterk signaal’
‘Ursula von der Leyen (CDU) is straks als voorzitter van de Europese Commissie een van de machtigste politieke leiders van Europa’, zegt Europarlementslid Kathleen Van Brempt (SP.A). ‘Ik vond het een bijzonder sterk signaal en erg moedig van haar toen zij voorstelde om een genderevenwichtige Commissie samen te stellen.’
Dat is niet gelukt: de teller staat voorlopig op 12 vrouwen en 15 mannen.
Kathleen Van Brempt: Het Europees Parlement heeft terecht drie kandidaten, onder wie de vrouwelijke kandidate van de Franse president, gebuisd wegens onbekwaam. Ik was erg ongelukkig met de reactie van Emmanuel Macron, die meteen daarna een man voorstelde. Hij voelde zich in zijn eer gekrenkt en reageerde een beetje rancuneus. Een voorbeeld van oude, mannelijke machtspolitiek.
Eigenlijk legde Von der Leyen een quota voor vrouwen op?
Van Brempt: En daar ben ik het helemaal mee eens. Een quota is het meest efficiënte middel om de vervrouwelijking van de politiek te versnellen.
Het aantal vrouwen in het Europees Parlement is pas heel recent gestegen tot 43 procent.
Van Brempt: Dat komt vooral omdat een zetel in het Europees Parlement lang als een soort uitloopbaan voor oudere en dus vaak mannelijke politici werd gezien. Dat is in de meeste andere lidstaten gelukkig niet meer het geval. Het Europees Parlement is namelijk het machtigste parlement ter wereld.
Er zijn wel maar twee vrouwelijke fractievoorzitters.
Van Bremt: Bij ons en bij de Groenen. Dat is inderdaad te weinig.
Vrouwen zijn er dus nog niet?
Van Brempt: Nee, en daarom is een rolmodel als Ursula von Der Leyen ook zo belangrijk.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier