Pol Deltour
Pol Deltour: ‘Voor velen bij justitie zijn journalisten een doorn in het oog’
Pol Deltour, nationaal secretaris van de Vlaamse Vereniging van Journalisten, reageert op de huiszoeking bij Terzakejournalist Bart Aerts naar aanleiding van de kasteelmoord. ‘Welke klokkenluider zal het nog aandurven met informatie naar een journalist te stappen als dat niet langer in vertrouwen kan?’
Voor velen bij justitie zijn journalisten een doorn in het oog
Voor velen bij justitie zijn gerechtsjournalisten een doorn in het oog. Vooral in strafzaken, en als het onderzoek nog loopt, vinden magistraten, politiemensen en ook advocaten dat de pers best ver uit de buurt blijft. Zij beroepen zich dan op het ‘geheim van het strafonderzoek’, en vatten dat rigide op. Als nieuwsmedia echt willen berichten over een strafzaak, wordt gezegd, moeten ze maar wachten tot die voor de rechtbank komt, tijdens openbare zittingen.
Minister van Justitie Koen Geens (CD&V) is gevoelig voor het discours. En omdat hij vaststelt dat er in de praktijk toch niet zoveel van komt – over lopende strafonderzoeken wordt vaak bericht – wil hij het geheim van het strafonderzoek beter vrijwaren.
‘Kan men zich voorstellen dat justitie zomaar binnenvalt bij een advocaat om in diens dossiers te gaan snuffelen?’
Een piste daarvoor is schendingen van het beroepsgeheim strenger beteugelen. Daarmee viseert de minister in de eerste plaats de lekkende informatiebron bij justitie of politie. Maar door de strengere bestraffing zouden ook telefoontap of e-maildetectie mogelijk worden voor de opsporing en vervolging. Ook (gerechts)journalisten komen dus in het vizier.
De Brugse onderzoeksrechter Christine Pottiez heeft hierop niet gewacht om duidelijk te maken dat journalistieke aandacht voor strafonderzoeken haar niet zint. In het dossier van de Kasteelmoord arresteerde ze voor een half etmaal VRT-journalist Bart Aerts, die even voordien verslag had uitgebracht over een enigszins verwaarloosd spoor in het dossier. Aerts kreeg ook een huiszoeking te verwerken bij hem thuis, en op de koop toe werd zijn smartphone in beslag genomen. De bedoeling van de speurders met dat laatste was het toestel ‘uit te lezen’, en zo te zien met wie de journalist zo allemaal contact had gehad.
‘Publiek en pers laten wachten tot aan het openbare proces hierover, getuigt niet van realiteitszin – ook al omdat strafonderzoeken in dit land nogal lang aanslepen’
Wat journalist Aerts precies ten laste wordt gelegd? Even ademen: ‘(mede)daderschap aan misbruik van het inzagerecht in het strafdossier van de Kasteelmoord’. Het gaat erom dat de VRT een spoor uit het strafdossier oprakelde, dat mogelijk te weinig aandacht kreeg. De vraag blijft of de informatiebron – de zoon van de centrale verdachte – en de journalist effectief zullen worden gedagvaard voor misbruik van het inzagerecht. Maar intussen is er met de tijdelijke arrestatie, huiszoeking en telefoonuitlezing wel degelijk al een pak schade berokkend aan journalist Aerts.
Maatschappelijk relevant
Om te beginnen: de interesse van pers en publiek in strafonderzoeken is niet zo vreemd. Zonder uitzondering focussen journalisten op zaken die een minimum aan maatschappelijke relevantie hebben (zonder dit zou de interesse van het publiek per definitie veel kleiner of onbestaande zijn). Naast de Kasteelmoord en andere levensdelicten gaat het dan overigens ook over bijvoorbeeld financiële of milieugebonden criminaliteit.
Publiek en pers laten wachten tot aan het openbare proces hierover, getuigt niet van realiteitszin – ook al omdat strafonderzoeken in dit land nogal lang aanslepen. Niemand minder dan het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in Straatsburg heeft dan ook bepaald dat het recht op informatie ook geldt voor gerechtelijke onderzoeken.
‘(Goede) journalistiek omvat per definitie ook vertrouwelijke omgang met informatiebronnen’
Daarnaast rijzen essentiële vragen over de aanpak van journalisten die dan toch berichten over een strafonderzoek. Kan men zich voorstellen dat justitie zomaar binnenvalt bij een advocaat om in diens dossiers te gaan snuffelen? Dat politiemensen de telefoongesprekken of e-mails van een dokter gaan doorlopen om meer te weten te komen over een patiënt?
Dat is nochtans wat er gebeurt wanneer justitie en politie een huiszoeking of communicatieonderzoek uitvoeren bij een journalist. (Goede) journalistiek omvat per definitie ook vertrouwelijke omgang met informatiebronnen – mensen die om welke reden ook niet zelf voor het voetlicht kunnen of willen treden.
Vragen staat vrij
Als de overheid die informele contacten dan bovenspit, dan stremt ze een fundamenteel deel van de vrije communicatiestroom. Dan worden zowel journalisten als informele bronnen kaltgestellt. Welke klokkenluider zal het nog aandurven met informatie naar een journalist te stappen als dat niet langer in vertrouwen kan?
België had een veroordeling in Straatsburg nodig om tot dat inzicht te komen. Maar in 2005 was het zover, met een meer dan degelijke wet die bepaalde dat journalisten het recht hebben op bescherming van hun bronnen. Daarin begrepen: een immuniteit tegen huiszoekingen, telefoontaps, e-maildetectie of welke communicatiesurveillance ook.
‘Dat een journalist gevraagd wordt naar zijn bronnen, tot daaraan toe. Vragen staat vrij, ook voor een onderzoeksrechter en diens speurders’
De enige uitzondering – waarin journalisten dus wel het blootleggen van hun bronnen moeten gedogen – betreft het voorkomen van levensbedreigende delicten, denk terrorisme. Maar kunnen we het er minstens over eens geraken dat daar in dit dossier van de Kasteelmoord allerminst sprake van is?
Strakkere bescherming
Dat een journalist gevraagd wordt naar zijn bronnen, tot daaraan toe. Vragen staat vrij, ook voor een onderzoeksrechter en diens speurders. Maar een huiszoeking bij een journalist kan wettelijk niét. En ook taboe is de inbeslagneming van de iPhone van een journalist en de uitlezing ervan. In beide laatste gevallen gaat het om overduidelijke schendingen van de wet van 2005 op het journalistieke bronnengeheim.
Veel beter dan te streven naar een verstrakking van het geheim van het strafonderzoek, zou de minister dan ook werk maken van een strakkere bescherming van het journalistieke bronnengeheim. Dat kan eerst en vooral door een betere sensibilisering van onderzoeksmagistraten en speurders. Verder moet nagegaan of de wet van 7 april 2005 geen verdere verfijning verdient, zodat justitie niet langer ten onrechte sluipwegen inslaat om door te stoten tot de bronnen van een journalist. Aan minister van Justitie Koen Geens (CD&V) is de vraag intussen gesteld.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier