Beestenboel: de wapendrager is een meester in vermomming
Kan hetzelfde dier als jong erg opvallend zijn en als volwassene een meester in de vermomming? De wapendrager bewijst dat het mogelijk is.
Hoewel hij een algemene nachtvlinder is, ook in Vlaanderen, krijgen niet veel mensen ooit een wapendrager te zien. En als ze hem zien, beseffen ze niet eens dat het om een vlinder gaat. De wapendrager is namelijk een meester in de vermomming. Hij ziet eruit als een afgebroken berkentakje. Hij heeft echt álles om een berkentakstompje te zijn: een lichtbruingrijze kleur, dunne dwarsstreepjes, donkere uiteinden als breukvlakken. In zit trekt hij zijn kop in en plooit hij zijn vleugels netjes in rondetakjesvorm.
Als de wapendrager zijn vleugels uitslaat, is dat dikwijls om aan een te nieuwsgierige motteneter te ontsnappen
‘Een van de redenen waarom de wapendrager algemeen is, is het feit dat hij op tal van bomen leeft, niet alleen de berk, ook soorten als wilg en eik’, vertelt nachtvlinderkenner Bart Van Camp, die de soort ziet vliegen van juni tot augustus. Veel vliegen doet de wapendrager overigens niet. Als hij zijn vleugels uitslaat, is dat dikwijls om aan een te nieuwsgierige motteneter te ontsnappen. Ineens blijkt de vlinder dan vijf centimeter groot te zijn. Hij heeft een opvallende vlek in een hoek van beide vleugels, wat ongetwijfeld een kortstondig afschrikkingsmechanisme genereert, dat kan volstaan om te ontsnappen.
Het is niet zeker waaraan de soort haar spectaculaire naam te danken heeft. Misschien heeft die te maken met het uiterlijk van de rups, waarvan de zwarte vlekken op het prachtig groengeelgoud gekleurde en behaarde lijf met wat fantasie op een wapenschild lijken. De Latijnse soortnaam ( bucephalus of rundskop) zou refereren aan de pikzwarte kop van de rups.
Zo gecamoufleerd als de vlinders zijn, zo opvallend zijn de rupsen. Ze hebben daarenboven de neiging zich in groep op te houden, waardoor ze extra opvallen. De kleuren zouden een signaal kunnen zijn dat ze ongenietbaar zijn voor rupseneters – de zwarte haren zouden in die richting wijzen. Het is een wonderlijke evolutie: als jonge vorm enorm opvallen, als volwassen vorm sterk zijn in vermomming. Er moeten in het genoom van de wapendrager twee totaal verschillende overlevingspatronen in elkaar verstrengeld zijn geraakt. God mag weten hoe dat in zijn werk is gegaan. En hoe de vlinder erin geslaagd is perfect een berkenstompje na te bootsen. Je kunt er zelfs met een arm biologenhoofd niet bij.
Er moeten in het genoom van de wapendrager twee totaal verschillende overlevingspatronen in elkaar verstrengeld zijn geraakt.
‘De vlinder vliegt alleen om zich wat te verplaatsen voor zijn verspreiding en om een partner te zoeken’, legt Van Camp uit. ‘Zijn monddelen zijn deels verloren gegaan, wat bij meer mottensoorten het geval is. Hij heeft ook geen roltong, zodat hij voor zijn overleving volledig afhankelijk is van de reserves die de rups heeft opgeslagen en die na de verpopping deels als voorraadje bewaard blijven.’
Daardoor is de levensduur van de vlinder beperkt. Maximaal enkele dagen na de verpopping volgt er al een paring. De eitjes komen na een tiental dagen uit, zodat de rupsen voldoende tijd hebben om te eten voor ze in de herfst verpoppen om de winter door te brengen. Zoals dikwijls het geval is bij vlinders moet vooral de rups het zware werk doen. Maar omdat de meeste mensen veel minder naar rupsen kijken dan naar vlinders, wordt haar bijdrage onderschat. Zelfs vlinderkenners hebben meer moeite om rupsen op naam te brengen dan vlinders, ook als een soort naar haar rups is vernoemd.
Beestenboel
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier