Beestenboel: de Stadsreus, de zweefvlieg die een wesp wil zijn
De stadsreus is onze grootste zweefvlieg. Ze doet veel moeite om op een wesp te lijken.
De natuur maakt er soms een potje van. Ze klutst vrolijk kenmerken van verschillende soorten door elkaar om verwarring te scheppen. Vooral insecten hebben daar een handje van weg. Zo zijn er wespvlinders, mierkevers, mierwespen en hoornaarvlinders. De bedoeling is dat een soort zo veel mogelijk op een andere gaat lijken, meestal als een vorm van verdediging. Als een zwakke vlinder de indruk geeft dat hij een steekgrage hoornaarwesp is, zullen vlindereters aarzelen om hem aan te vallen.
Een soort die handig van dat concept gebruik heeft gemaakt, is de hoornaarzweefvlieg, die ook wel stadsreus wordt genoemd – al is niet duidelijk waar die naam vandaan komt. Misschien omdat hij met zijn lengte van twee centimeter de grootste van onze zweefvliegen is, en omdat hij een voorkeur lijkt te cultiveren voor vlinderstruiken in tuinen. Hoornaarzweefvlieg is veelzeggender als naam.
Als dikke en ongevaarlijke zweefvlieg is de soort kwetsbaar voor vliegeneters, waardoor ze voordeel kan halen uit het nabootsen van een gevaarlijke wesp. Haar achterlijf, met oranjerode tot gele banden afgescheiden door zwarte strepen, ziet eruit als dat van een wesp. Ook haar kop met de opvallende gele dwarsstreep kan voor die van een wesp doorgaan. De verwarring treft zelfs wespenbestrijders, die niet altijd goed weten met welke soort ze te maken hebben, laat staan of ze verdelgd moet worden. Dat hoeft niet: de stadsreus doet geen vlieg kwaad, ze eet nectar en stuifmeel van planten.
Het vrouwtje legt haar eitjes in een wespennest. De wespen laten haar ongemoeid. Waarom dat zo is, is niet duidelijk.
Als je goed kijkt, doorprik je trouwens gemakkelijk de vermomming. Zo mist de vorm van het lijf de smalle taille die zo typisch is voor wespen. Daarenboven heeft een hoornaarzweefvlieg twee vleugels in plaats van vier zoals wespen. De antennes op haar kop zijn een stuk korter dan die van een wesp. De wespenverpakking is dus vrij rudimentair, maar blijkbaar volstaat ze om een aantal aanvallers op het verkeerde been te zetten.
De soort doet het trouwens goed. Haar populatie is in onze streken aan het toenemen. Als warmteminnaar profiteert de stadsreus van de klimaatopwarming.
De wespenvermomming van de stadsreus heeft mogelijk nog een tweede doel. De soort waagt zich namelijk in een wespennest om haar eieren te leggen. Als een vrouwtje gepaard heeft, zoekt ze een wespennest. Ze lijkt wat te aarzelen voor ze erin stapt, maar wandelt ogenschijnlijk rustig naar binnen om haar eitjes af te zetten. Ze wordt daarbij zo goed als niet gestoord door de oorspronkelijke bewoners van het nest: de wespen laten haar ongemoeid. Waarom dat zo is, is niet duidelijk. In ieder geval raakt zij meestal ongeschonden weer uit het nest.
De eitjes komen vrij snel uit, na een paar dagen. De vliegenlarven voeden zich met afval, zoals dode wespen. Mogelijk maken ze zich op die manier als opruimers nuttig voor de wespen, waardoor hun relatie als een symbiose kan worden gezien, met een voordeel voor beide partijen. Dat zou kunnen verklaren waarom de wespen het stadsreusvrouwtje en haar jongen ongemoeid laten.
In de aanloop naar de winter verlaten alle wespen het nest. De jonge stadsreuzen blijven liggen en overwinteren er, om de volgende zomer volwassen te worden en een nieuwe generatie te beginnen. Ze profiteren dus langer van de bescherming van het wespennest dan de oorspronkelijke bewoners.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier